ECLI:NL:RBLEE:2011:BU7521

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
368333 CV EXPL 11-7399
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incassozaak over onbetaalde eindafrekening energielevering met betrekking tot adreswijzigingen en procesvoering

In deze incassozaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Essent Retail Energie B.V. betaling van een onbetaalde eindafrekening van € 459,41, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, van gedaagde, die in persoon procedeert. De overeenkomst tussen Essent en gedaagde werd op 7 augustus 2007 gesloten voor de levering van energie op een specifiek adres. Gedaagde heeft echter nooit op het adres van de eindafrekening gewoond en stelt dat zijn ex-partner de eindafrekening heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de wijze van procederen door de gemachtigde van Essent niet correct was, aangezien er onjuiste gegevens in de dagvaarding stonden. Dit heeft gedaagde in zijn verweermogelijkheden benadeeld. Desondanks oordeelt de kantonrechter dat gedaagde de eindafrekening niet heeft betwist en dat hij verantwoordelijk blijft voor de betaling, omdat er geen bewijs is dat de overeenkomst is opgezegd of dat de eindafrekening is voldaan door zijn ex-partner. De kantonrechter wijst de vordering van Essent toe, maar wijst de buitengerechtelijke kosten af en compenseert de proceskosten tussen partijen. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 469,37 aan Essent, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 368333 CV EXPL 11-7399
vonnis van de kantonrechter d.d. 22 november 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
gemachtigde: Tijhuis & Partners,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna Essent en [gedaagde] worden genoemd.
Procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de akte zijdens Essent,
- de antwoordakte zijdens [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
2.1. In dit geding kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
Tussen Essent en [gedaagde] is op 7 augustus 2007 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de levering van energie op het adres [adres A]. Deze overeenkomst is inmiddels geëindigd en [gedaagde] is niet meer op genoemd adres woonachtig.
De eindafrekening d.d. 24 februari 2011 ad € 459,41, gericht aan [gedaagde] op het adres [adres B], is onbetaald gebleven.
Het standpunt van Essent
2.2. Essent vordert in dit geding betaling van vorenbedoeld bedrag ad € 459,41, vermeerderd met rente, tot de dag der dagvaarding berekend op € 9,96, en met buitengerechtelijke kosten ad € 75,-. Bij dagvaarding geeft Essent aan, dat het om de onbetaald gebleven eindafrekening betreffende het leveringsadres [adres B] gaat. Bij repliek stelt Essent dat het gaat om het leveringsadres [adres A] en dat [gedaagde] door de kennelijke verschrijving in de dagvaarding niet in zijn belangen is geschaad.
Reagerend op het verweer van [gedaagde] stelt Essent bij repliek het volgende. Essent heeft nimmer bericht van [gedaagde] ontvangen met betrekking tot een wijziging van de tenaamstelling van de overeenkomst. Op 25 februari 2011 heeft mevrouw [X], de ex-partner van [gedaagde], zich als klant bij Essent aangemeld en de eindstanden doorgegeven. Essent heeft daarna de eindafrekening opgemaakt en aan het adres [adres A]toegezonden. Een ander adres was Essent immers niet bekend.
Het standpunt van [gedaagde]
2.3. [gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd. Daartoe stelt hij bij antwoord, dat hij sinds september 2010 op zijn huidige adres aan de [adres C] woont. Zijn ex-partner, mevrouw [Y], die sinds februari 2011 op [adres B] woont, heeft aangegeven de eindafrekening betreffende [adres A] te hebben voldaan. [gedaagde] heeft nooit op het adres [adres B]gewoond. [gedaagde] stelt dat hij Essent herhaaldelijk heeft meegedeeld dat facturen betreffende [adres D] naar zijn ex-partner moesten worden gezonden. De eindafrekening heeft [gedaagde] niet ontvangen.
Bij dupliek handhaaft [gedaagde] zijn verweer, waarbij hij stelt dat hij door de kennelijke verschrijving in de dagvaarding is benadeeld en dat die verschrijving niet de enige is. De door Essent bedoelde mevrouw [X] is zeker zijn ex-partner niet; zij is de nieuwe bewoonster van [adres A].
De beoordeling van het geschil
3.1. Het moet de kantonrechter van het hart, dat de wijze van procederen door (de gemachtigde van) Essent bepaald niet de schoonheidsprijs verdient.
Allereerst had deze gemachtigde zich er van moeten vergewissen of zij in de dagvaarding wel de juiste gegevens had vermeld, alvorens die dagvaarding aan [gedaagde] te betekenen. Door daarin een onjuist leveringsadres te vermelden heeft zij [gedaagde] geheel op het verkeerde been gezet, als gevolg waarvan [gedaagde], indien geen tweede "schriftelijke ronde" had plaatsgehad, zeker in zijn verweersmogelijkheden was benadeeld.
Daarnaast had Essent (althans haar gemachtigde) dienen op te merken – dat had zij kunnen opmerken indien zij de bij de conclusie van antwoord overgelegde producties had gelezen – dat de ex-partner van [gedaagde] in ieder geval niet [X] is genaamd, zoals [gedaagde] bij dupliek terecht heeft opgemerkt, maar dat dit de nieuwe bewoonster van het adres [adres A] is.
Voorts heeft (de gemachtigde van) Essent bij repliek gesteld, dat zij de eindafrekening aan het adres [adres A] heeft toegezonden en dat haar geen ander adres bekend was. Op de door haar overgelegde eindafrekening prijkt echter het adres [adres B]. De gemachtigde van Essent heeft ook dit kennelijk niet opgemerkt.
Enige nauwkeurigheid bij de gemachtigde van Essent bij het opstellen van haar processtukken was op zijn plaats geweest.
3.2. Dat [gedaagde] de eindafrekening betreffende het adres [adres A] niet heeft ontvangen, zoals [gedaagde] stelt, komt de kantonrechter, zeker als dat wordt bezien tegen de achtergrond van hetgeen hiervóór is overwogen, begrijpelijk en geloofwaardig over. Essent heeft wel aangegeven dat haar "immers" geen ander adres bekend was, maar zij heeft de betreffende eindafrekening, zoals hierboven al gezegd, niet naar [adres A], maar naar [adres B] verzonden. De door (de gemachtigde van) Essent gebezigde uitdrukking "immers" is in dat licht bezien daarom wel wat merkwaardig te noemen.
3.3. Deze perikelen kunnen echter niet tot gevolg hebben, dat voor [gedaagde] de verplichting niet (meer) zou bestaan tot voldoening van het bedrag van de eindafrekening. Immers, [gedaagde] heeft niet betwist dat hij destijds de leveringsovereenkomst met Essent heeft gesloten, terwijl uit de gedingstukken niet kan worden afgeleid dat hij die vervolgens weer heeft opgezegd. De mededeling van [gedaagde] aan Essent die er op neerkomt dat facturen betreffende [adres A] in het vervolg naar zijn ex-echtgenote moesten worden gezonden – waarmee [gedaagde] kennelijk bedoelt, dat deze op naam van zijn ex-echtgenote als contractsoverneemster moesten worden gesteld – kan, naar het oordeel van de kantonrechter, niet als opzegging van de overeenkomst worden aangemerkt. Immers, voor contractsovername is de toestemming van Essent noodzakelijk. Gesteld noch gebleken is dat Essent heeft ingestemd met contractsovername door de ex-partner van [gedaagde].
Overigens kan uit hetgeen [gedaagde] heeft gesteld niet met zoveel woorden worden afgeleid, dat hij Essent op de hoogte heeft gesteld van zijn nieuwe adres aan de [adres C]. Van het niet ontvangen van de eindafrekening kan [gedaagde], die blijkens zijn stellingen toen al op dit adres verbleef, daarom wel een verwijt worden gemaakt.
3.4. Nu [gedaagde] de juistheid van de eindafrekening [adres A] niet heeft betwist, kan het door Essent aan hoofdsom gevorderde bedrag ad € 459,41 worden toegewezen. Dit te meer, nu [gedaagde] wel heeft gesteld, maar niet met (betalings)bewijzen heeft aangetoond dat zijn ex-echtgenote het bedrag van de eindafrekening heeft voldaan.
Indien [gedaagde] van mening is dat zijn ex-echtgenote gehouden is het bedrag van de eindafrekening te voldoen, dan dient hij deze daarop aan te spreken. Het gaat daarbij echter om een kwestie tussen [gedaagde] en zijn ex-echtgenote, die in deze procedure niet van belang is omdat zij Essent niet raakt.
3.5. Het in de laatste alinea van overweging 3.3 bedoelde, aan [gedaagde] te maken verwijt moet er tevens toe leiden, dat de nevenvordering tot vergoeding van rente eveneens kan worden toegewezen, te meer nu [gedaagde] de verschuldigdheid van rente niet heeft betwist.
3.6. De kantonrechter is echter wel van oordeel, dat het in de gegeven omstandigheden – waaraan niet in de laatste plaats de door (de gemachtigde van) Essent gehanteerde wijze van procederen debet is – niet redelijk is te noemen om [gedaagde] te belasten met buitengerechtelijke kosten. De op die kosten ziende nevenvordering wordt daarom afgewezen.
3.7. In meerbedoelde wijze van procederen èn in de uitslag van dit geding ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren. De kantonrechter merkt daarbij op, dat die compensatie van de proceskosten mede tot gevolg heeft dat de door [gedaagde] bedoelde kosten voor diens rekening moeten blijven.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Essent van een bedrag groot € 469,37 (zegge: vierhonderdnegenenzestig euro en zevenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 459,41 vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 14 september 2011, tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de kosten van het geding, aldus dat ieder de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.