vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 111220 / HA ZA 11-234
Vonnis van 23 november 2011
[X],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat: mr. G.P. Wempe te Drachten,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
REGIOPOLITIE FRYSLÂN,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat: mr. M.A. Bosman te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna [X] en Regiopolitie Fryslân genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 oktober 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 20 september 2009 is de rubberboot van [X], met buitenboordmotor, gestolen. De boot is in de nacht van 19 op 20 september 2009 door de zoon van [X], (hierna: [Y]), aangemeerd aan een aan open vaarwater gelegen privé-insteekhaven achter het huis van [X] te [plaats] en was de volgende ochtend verdwenen. Diezelfde zondagochtend, 20 september 2009, heeft de heer [Z] (hierna: [Z]) melding gedaan bij het Politie Service Centrum (hierna: PSC) van Regiopolitie Fryslân van het feit dat hij een onbeheerde (rubber)boot had zien liggen op een locatie in [plaats 2] waar normaal geen boten aangemeerd liggen. Het PSC ontvangt overdag alle telefonische meldingen via 0900-8844. De Centrale Meldkamer ontvangt alle meldingen via 112. De melding van [Z] is via het PSC bij de Centrale Meldkamer van de politie binnen gekomen en geregistreerd. De Centrale Meldkamer was niet op de hoogte van diefstal van de boot en heeft het door [Z] doorgegeven registratienummer van de boot genoteerd. [Z] gaf aan "dat hij er geen goed gevoel bij had" en hij heeft aangeboden om de boot mee te nemen naar zijn eigen terrein. De dienstdoende medewerker van de Regiopolitie Fryslân heeft hem dit ontraden.
2.2. De politie heeft via de computerbestanden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer onderzocht op wiens naam de boot stond geregistreerd en die zondag 20 september 2009, zonder succes, geprobeerd telefonisch contact te krijgen met het geregistreerde telefoonnummer van [X]. Daarnaast heeft de politie de melding die zondag doorgegeven aan een agent te water. Ook is er die zondag een wijkagent gaan kijken bij de door [Z] doorgegeven locatie, maar deze heeft de boot niet aangetroffen. Toen [Z] later die zondag weer langs de locatie kwam, was de boot verdwenen.
2.3. Op maandag 21 september 2009 is door [X] op het politiebureau aangifte gedaan van diefstal. [Y] heeft de diefstal van de boot op Wâldnet gezet. Deze melding is op dinsdag 22 september 2009 gezien door een agent van Regiopolitie Fryslân die vervolgens [Y] heeft gebeld over de melding van [Z] en tevens aan [Y] de naam van de straat heeft doorgegeven waar de boot door [Z] was gesignaleerd. [Y] is op zoek gegaan maar hij heeft de boot niet terug gevonden. [X] heeft een klacht ingediend bij de korpsbeheerder, welke klacht gegrond is verklaard wegens niet behoorlijk handelen door Regiopolitie Fryslân.
3. De vordering
3.1. [X] vordert dat de rechtbank Regiopolitie Fryslân veroordeelt tot betaling van EUR 4.190,70 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede EUR 768,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
3.2. Regiopolitie Fryslân voert verweer.
3.3. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling
4.1. [X] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Regiopolitie Fryslân onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Die onrechtmatigheid bestaat volgens [X] uit twee gedragingen die zowel zelfstandig als in onderling verband een onrechtmatige daad van Regiopolitie Fryslân opleveren. De eerste gedraging betreft het volgende. Na constatering van de diefstal van de boot op zondagochtend heeft [Y] daarvan direct op 20 september 2009 telefonisch melding gedaan via 0900-8844 bij het PSC. Regiopolitie Fryslân heeft deze telefonische melding niet (goed) geregistreerd waardoor op de latere melding van de vondst van de boot door [Z] geen juiste actie is ondernomen door Regiopolitie Fryslân. Hierdoor is de boot later niet meer teruggevonden, ondanks dat deze aanvankelijk wel was gevonden door [Z]. Het feit dat de politie haar interne processen zodanig inricht dat de Centrale Meldkamer en het PSC telefonische meldingen onderling niet (direct) koppelen, is een interne administratieve keuze van de politie waar [X] als burger niet de dupe van mag worden. Voor de burger is de politie steeds één organisatie. De klacht van [X] over het handelen van Regiopolitie Fryslân is door de korpsbeheerder gegrond verklaard. Door te handelen zoals zij heeft gedaan heeft Regiopolitie Fryslân onrechtmatig gehandeld jegens [X], zo stelt [X]. De tweede gedraging betreft het volgende. Regiopolitie Fryslân heeft [Z] volgens [X] fout geadviseerd door hem niet toe te staan de boot op zijn eigen terrein te stallen, zoals op basis van art. 5:5 BW wel had moeten gebeuren. Ook dit is onrechtmatig jegens [X]. Deze beide gedragingen tezamen leveren volgens [X] eveneens een onrechtmatige daad van Regiopolitie Fryslân jegens [X] op, want als de melding van de diefstal door [Y] aan het PSC wél was geregistreerd en deze registratie was direct gekoppeld aan de registratie van de Centrale Meldkamer, dan had Regiopolitie Fryslân [Z] juist wél geadviseerd de boot onder zijn hoede te nemen. Alsdan had hij zijn boot teruggehad, aldus [X]. Regiopolitie Fryslân is daarmee volgens [X] aansprakelijk voor de voor hem uit dit handelen voortvloeiende schade.
4.2. De rechtbank overweegt dat voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW onder meer is vereist dat sprake is van een onrechtmatige daad. Onder handelen dat een onrechtmatige daad oplevert valt handelen dat in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid. De rechtbank leidt uit hetgeen door [X] is gesteld af dat [X] zijn vordering baseert op een schending door Regiopolitie Fryslân van een zorgvuldigheidsnorm als bedoeld in art. 6:162 B.W. Aan de hand van deze norm zal de rechtbank de vordering van [X] beoordelen. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat hetgeen in een klachtenprocedure bewezen of aannemelijk is geacht in een civiele procedure niet als uitgangspunt kan dienen, nu een klachtenregeling niet tot doel heeft om civielrechtelijke aansprakelijkheid vast te stellen.
4.3. Ten aanzien van het niet bekend zijn bij de Centrale Meldkamer van de melding van [Y] bij het PSC heeft Regiopolitie Fryslân tot haar verweer onder meer aangevoerd dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen meldingen aan 112 (de Centrale Meldkamer) en meldingen aan het PSC. Meldingen aan het PSC worden niet geregistreerd en/of opgenomen, die aan 112 wel. Op zondagen is er bij het PSC, wegens capaciteits
beperkingen, geen mogelijkheid om alle meldingen van diefstal te registreren. Het is gebruikelijk dat, in geval van eenvoudige diefstal, zonder heterdaad, wordt geadviseerd om de eerstvolgende werkdag aangifte te komen doen. Nu bij het PSC geen registratie is terug te vinden van de telefonische melding van [Y] betwist Regiopolitie Fryslân primair dat die melding is gedaan. Maar zelfs als die wel is gedaan, levert het feit dat het PSC die melding niet heeft geregistreerd geen onrechtmatig handelen van Regiopolitie Fryslân op, zo stelt zij. Het beleid van Regiopolitie Fryslân is er op gericht dat de politie haar wettelijke taken zo goed mogelijk kan uitoefenen. De werkwijze van de Centrale Meldkamer en het PSC is zo opgezet dat in geval van een acute noodsituatie adequaat kan worden gehandeld. Als geen sprake is van een noodsituatie, zoals in het onderhavige geval, gelden andere regels. Als van de politie verlangd zou worden dat alle meldingen, onafhankelijk van het belang en de spoedeisendheid daarvan, direct dienen te worden vastgelegd, zou dat een onevenredig groot beslag op de personele en materiële inzet van de (beperkt) aanwezige middelen leggen. Ondanks dat de diefstal nog niet officieel was gemeld door [X] heeft Regiopolitie Fryslân bovendien wel degelijk terstond actie ondernomen na de melding door [Z], zo stelt zij. Regiopolitie Fryslân heeft getracht telefonisch contact op te nemen met [X] en tevens collega's te water en in de wijk geïnformeerd.
4.4. De rechtbank overweegt als volgt. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en/of niet of onvoldoende hebben betwist, kan worden afgeleid dat de telefonische meldingen van 20 september 2009 van [Y] enerzijds - aangenomen dat die melding daadwerkelijk is geschied - en [Z] anderszijds, op verschillende manieren zijn behandeld, doordat zij op verschillende plekken binnen de organisatie van Regiopolitie Fryslân zijn verwerkt. Niet is komen vast te staan dat bij die behandeling is afgeweken van het daarbij door Regiopolitie Fryslân gehanteerde beleid. Dit beleid brengt mee dat er, om redenen van doelmatigheid en budgettaire ruimte, een keuze wordt gemaakt in de wijze van verwerking van aangiftes van diefstal op basis van criteria als spoedeisendheid, belang en heterdaad. Dat dit beleid in een individueel geval ongelukkig kan uitpakken, maakt niet dat handelen op basis van dit beleid een schending van de zorgvuldigheidsnorm oplevert. Van Regiopolitie Fryslân kan, gezien de afweging die Regiopolitie Fryslân dient te maken tussen de wijze van invulling van het haar wettelijk toebedeeld takenpakket, de belangen van individuele burgers en de beschikbaarheid van financiële middelen, naar het oordeel van de rechtbank niet worden verwacht dat zij te allen tijde alle telefonische meldingen, ongeacht hun aard, terstond registreert en intern voor haar opsporingsambtenaren toegankelijk maakt. Onbetwist is verder door Regiopolitie Fryslân gesteld dat er, naar aanleiding van de melding van [Z], met bekwame spoed en op diverse manieren actie is ondernomen.
4.5. Tegen de stelling van [X] dat Regiopolitie Fryslân [Z] van fout advies heeft voorzien, heeft Regiopolitie Fryslân onder meer het volgende verweer gevoerd. Voor de medewerker van Regiopolitie Fryslân die het telefonisch contact met [Z] had, was op basis van hetgeen [Z] aanvoerde niet met zekerheid vast te stellen dat sprake was van een gestolen motorboot. Om die reden is het begrijpelijk dat de betreffende medewerker [Z] heeft ontraden om de boot mee te nemen. Dat was overigens slechts een advies, aldus Regiopolitie Fryslân, de uiteindelijke keuze was aan [Z], nu daar ook de verantwoordelijkheid voor het wel of niet meenemen van de boot lag. Art. 5:5 e.v. BW heeft tot strekking om te bevorderen dat iemand die een zaak verliest deze zo snel mogelijk terugvindt en om een regeling te bieden voor het geval de eigenaar niet komt opdagen, maar de strekking van die artikelen is niet om [X] te beschermen in de belangen waarin hij stelt te zijn getroffen, aldus Regiopolitie Fryslân.
4.6. De rechtbank is van oordeel dat de enkele mededeling van [Z] "dat hij er geen goed gevoel bij had" niet meebrengt dat het voor de desbetreffende medewerker van Regiopolitie Fryslân voldoende duidelijk kon of moest zijn dat de boot inderdaad was gestolen, zodat Regiopolitie Fryslân niet onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [X] door te adviseren aan [Z] zoals zij heeft gedaan. De regeling van art. 5:5 e.v. BW maakt dat niet anders, nu hiervoor is geoordeeld dat voor Regiopolitie Fryslân niet duidelijk hoefde te zijn dat de boot gestolen was, zodat van een fout advies jegens de vinder evenmin sprake was. Nu de rechtbank in r.o. 4.4 verder reeds heeft geoordeeld dat niet van Regiopolitie Fryslân verwacht mocht worden dat de eerdere melding van diefstal door [Y] aan het PSC ook onmiddellijk bekend was bij de Centrale Meldkamer, brengt het feit dat áls die koppeling wel had plaatsgevonden, deze kennis aanwezig zou zijn geweest bij de betreffende medewerker - welke medewerker dan naar alle waarschijnlijkheid een ander advies had gegeven aan [Z] - in dat oordeel geen verandering.
4.7. Nu het door [X] gestelde naar het oordeel van de rechtbank geen onrechtmatig handelen van Regiopolitie Fryslân in de zin van art. 6:162 BW oplevert, wordt niet voldaan aan het vereiste van onrechtmatige daad, zodat de vordering van [X] zal worden afgewezen. Gelet hierop kan hetgeen partijen overigens te berde hebben gebracht, als zijnde niet beslissend voor de beoordeling van het geschil, onbesproken worden gelaten.
4.8. [X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Regiopolitie Fryslân worden begroot op:
- vast recht EUR 568,00
- kosten advocaat EUR 768,00 (2 punten x EUR 384,00)
totaal EUR 1.336,00
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Regiopolitie Fryslân tot op heden begroot op EUR 1.336,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.?