ECLI:NL:RBLEE:2011:BU6389

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2489
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorschot schadevergoeding na vernietiging bouwvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 28 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door [X] tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen. Het verzoek betrof een voorschot op een schadevergoeding naar aanleiding van de vernietiging van een eerder verleende bouwvergunning. Op 17 februari 2010 had [X] een bouwvergunning aangevraagd voor het vergroten van een horecagelegenheid en het realiseren van vier wooneenheden. Deze vergunning werd op 21 april 2010 verleend, maar werd op 7 september 2010 door de voorzieningenrechter vernietigd omdat de vergunning niet correct was voorbereid. Na deze vernietiging diende [X] een nieuwe aanvraag in, waarbij het aantal wooneenheden werd teruggebracht naar twee. Deze aanvraag werd op 25 oktober 2010 goedgekeurd.

In zijn verzoek om een voorschot op de schadevergoeding, die hij stelde te hebben geleden door de vertraging in de bouw, voerde [X] aan dat de gemeente Heerenveen aansprakelijk was voor de schade. De voorzieningenrechter overwoog dat er een restitutierisico verbonden is aan het toekennen van een voorschot, wat betekent dat het risico bestaat dat de gemeente niet in staat is om het voorschot terug te betalen indien later blijkt dat de schadevergoeding niet terecht is. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende zekerheid was dat de schadevergoeding aan [X] zou worden toegekend, en dat hij op eigen risico had gebouwd na de vernietiging van de vergunning. Daarom werd het verzoek om het voorschot afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de beslissing in het openbaar werd uitgesproken. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/2489
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2011 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker (hierna: [X]),
gemachtigde: mr. E.T. van Dalen, advocaat te Groningen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigden: mr. R.D. Boesveld, advocaat te Amsterdam, en G. van der Veer, werkzaam bij de gemeente Heerenveen.
Procesverloop
Op 17 februari 2010 heeft [X] een reguliere bouwvergunning aangevraagd (60/2010) voor het vergroten en veranderen van een horecagelegenheid in een (beneden)woning en vier wooneenheden op het perceel plaatselijk bekend [adres]. Bij besluit van 21 april 2010 heeft het college aan [X] voor dit project ontheffing en bouwvergunning verleend. Bij uitspraak van 7 september 2010 (AWB 10/1072 en AWB 10/1424) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden het besluit van 21 april 2010 vernietigd, omdat dit besluit ten onrechte niet is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Awb). Op 24 september 2010 heeft [X] een nieuwe aanvraag (392/2010) ingediend. In vergelijking met de aanvraag van 17 februari 2010 is het aantal wooneenheden teruggebracht van vier naar twee. Bij besluit van 25 oktober 2010 heeft het college voor dit gewijzigde project ontheffing en bouwvergunning verleend. Dit besluit is wel voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb.
Bij brief van 18 maart 2011 heeft [X] aan het college kenbaar gemaakt dat vanwege de vernietiging van het besluit van 21 april 2010 de realisering van het uiteindelijke project meer dan zes maanden vertraging heeft opgelopen en de gemeente Heerenveen aansprakelijk gesteld voor de in verband hiermee geleden schade, door [X] tot dan becijferd op bijna € 9.900. Bij brief van 1 juni 2011 heeft [X] zijn gestelde schade nader onderbouwd en becijferd op bijna € 62.000. Bij besluit van 5 oktober 2011 heeft het college het verzoek om een schadevergoeding afgewezen. Tegen dit besluit heeft [X] bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij op 19 oktober 2011 de voorzieningenrechter verzocht het college te veroordelen tot het betalen van een voorschot van € 30.000 op de schadevergoeding om de realisering van het project op de kortst mogelijke termijn te voltooien. Het verzoek is ter zitting behandeld op 14 november 2011, waarbij [X] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Motivering
Inleidende overwegingen
1.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [X] te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Beoordeling van het verzoek
2.1 Met het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan het toekennen van een voorschot op een schadevergoeding een restitutierisico verbonden is, het risico van onmogelijkheid van terugbetaling. [X] heeft dit ter zitting ook erkend. Tegen deze achtergrond is naar het oordeel van de voorzieningenrechter alleen dan plaats voor het toekennen van een voorschot aan [X], ten laste van de gemeente Heerenveen, indien de schadevergoeding, zoals door [X] is berekend, met een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan hem zal worden toegekend. Hiervan is in dit geval geen sprake. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [X], zoals hij ter zitting desgevraagd heeft verklaard, direct na het besluit van 21 april 2010 een aanvang met de bouw van zijn oorspronkelijke project heeft gemaakt, terwijl hiertegen nog rechtsmiddelen konden worden aangewend, hetgeen ook is gebeurd. [X] heeft dus gebouwd op eigen risico. Van de kosten die zijn ontstaan in verband met de vertraging van de bouw van het project, als gevolg van de uitspraak van deze rechtbank van 7 september 2010, kan daarom niet zonder meer worden gezegd dat deze voor rekening van de gemeente Heerenveen dienen te komen. De kosten die [X] heeft gemaakt in verband met de nieuwe bouwaanvraag van 24 september 2010 (architect en leges) kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin op voorhand geheel worden toegerekend aan het vernietigde besluit. Het is immers de eigen keuze van [X] geweest om zijn project te wijzigen en hiervoor een nieuwe bouwaanvraag in te dienen.
2.2 Gelet op voormelde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Proceskosten
3.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2011.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.