Beoordeling van het geschil
4.1 De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht en op goede gronden het Wob-verzoek van eiser heeft afgewezen. Deze beoordeling spitst zich toe op het antwoord op de vraag of in dit geval sprake is van 'documenten' die berusten bij een bestuursorgaan van de gemeente Smallingerland en indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, hoe de informatie verstrekt moet worden. De rechtbank overweegt als volgt.
4.2 Tussen partijen is niet in geschil dat de documenten waar eiser om verzoekt woordelijke verslagen van vergaderingen van de gemeenteraad in het jaar 2010 betreffen. Vaststaat dat in onderhavig geval audioverslaglegging van de raadsvergaderingen heeft plaatsgevonden. Een geluidsband is een 'document' in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de WOB. Een verzoek op grond van de WOB moet worden gericht aan het bestuursorgaan waar de gegevens berusten. In onderhavig geval is dat de gemeenteraad. Gelet hierop is de gemeenteraad het bestuursorgaan dat op eisers verzoek en op het bezwaar van eiser had moeten beslissen. Eiser heeft echter zijn verzoek via e-mail gestuurd aan [X], welke ambtenaar heeft verzuimd het verzoek door te sturen naar de gemeenteraad. Het primaire besluit is genomen door verweerder en ook op het daartegen gerichte bezwaar is beslist door verweerder. Het bestreden besluit is dus niet door het daartoe bevoegde bestuursorgaan genomen. De rechtbank ziet daarin grond voor vernietiging van het bestreden besluit. De gemeenteraad dient alsnog op het verzoek van eiser te beslissen. Ervan uitgaande dat de gemeenteraad dit zal doen en ter voorkoming van verdere procedures overweegt de rechtbank nog het volgende.
4.3 Partijen verschillen van mening over de vraag hoe de informatie verstrekt moet worden. Eiser wil de informatie in woordelijke verslagen, via e-mail, aangeleverd krijgen. Verweerder daarentegen stelt dat de informatie door middel van video-opnames van de raadsvergaderingen, te beluisteren via de gemeentelijke website, openbaar is gemaakt. De rechtbank overweegt dat er geen wettelijke verplichting bestaat om woordelijke verslagen te maken van raadsvergaderingen. Een dergelijke verplichting kan, anders dan eiser meent, niet worden opgemaakt uit artikel 23 van de Gemeentewet of uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 14 januari 2009, LJN: BG9791. Daarnaast is de gemeenteraad niet gehouden de informatie die op een geluidsdragend document beschikbaar is om te zetten in een schriftelijk document. Uit de memorie van toelichting van de Wob komt naar voren dat er in het algemeen geen bewerkingsplicht bestaat van reeds openbaar gemaakte gegevens.
4.4 Daarentegen laat de enkele omstandigheid dat het besprokene tijdens de raadsvergadering openbaar is in de vorm van een geluidsopname onverlet dat een burger kan vragen om verstrekking van die informatie in een andere vorm. De ABRS heeft in een uitspraak van 5 maart 1992, LJN: AM6426, bepaald dat, volgens de wil van de wetgever, het bestuursorgaan bij verzoeken om informatie(verstrekking) een keuze heeft tussen verschillende mogelijkheden. Daarbij is de voorkeur van de verzoeker mede bepalend. Dit houdt naar het oordeel van de ABRS in dat, tenzij de vlotte voortgang der werkzaamheden bij het bestuursorgaan zou worden verstoord, aan een verzoeker de informatie uit een document op de wijze waarnaar zijn voorkeur uitgaat niet mag worden onthouden. Dit betekent dat in onderhavig geval moet worden aangetoond dat in verband met een vlotte voortgang van de werkzaamheden problemen kunnen rijzen wanneer eiser de notulen van de raadsvergaderingen woordelijk uitgetypt, via e-mail, zou ontvangen. Desgevraagd is ter zitting aangegeven dat het woordelijk uittypen van bandopnames een zeer tijdrovende aangelegenheid is. De rechtbank komt dit standpunt van verweerder niet onredelijk voor en oordeelt dan ook dat qua tijdsbelasting en de daarmee gemoeide kosten er geen gehoudenheid is om de geluidsbanden om te zetten in woordelijke verslagen.
4.5 Bovendien is er reeds een andere, voor eiser gemakkelijk toegankelijke openbare vorm van informatieverstrekking beschikbaar, namelijk de video-opnames van de raadsvergaderingen, te beluisteren op de gemeentelijke website. Door eiser is erop gewezen dat bepaalde mensen (bijvoorbeeld doven) zijn uitgesloten van de video-opnames van de raadsvergaderingen op de gemeentelijke website en dat daarom een beroep op artikel 7, tweede lid, onder b van de Wob niet opgaat. Echter op grond van genoemd artikel moet het gaan om een voor verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm. In dit geval zijn dat de video-opnames op de gemeentelijke website, nu door eiser niet is gesteld noch is gebleken dat hij doof is of dat hij anderszins de video-opnames van de raadsvergaderingen niet kan beluisteren. Het door eiser ingeroepen belang om voor bepaalde groepen van personen (bijvoorbeeld doven) kennis te verkrijgen van wat besproken is in raadsvergaderingen maakt niet dat tot openbaarmaking van de gevraagde informatie in de vorm van woordelijke verslagen had moeten overgaan, nu die belangen voldoende zijn gewaarborgd met de al openbaar gemaakte gegevens in de vorm van video-opnames van de raadsvergaderingen. De rechtbank overweegt dat in onderhavig geval niet gezegd kan worden dat met het weigeren van de gevraagde woordelijke verslagen van de raadsvergaderingen, te versturen via e-mail, de bevordering van de goede en democratische bestuursvoering door transparantie van overheidshandelen in het gedrang komt.
4.6 Het beroep van eiser zal, gelet op rechtsoverweging 4.1, gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De gemeenteraad dient alsnog op het verzoek te beslissen.