Proceskosten
5.1 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.310,- (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift, één punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde per punt van € 218,-, één punt voor het indienen van het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437,-, gewicht van de zaak: gemiddeld; vermenigvuldigen met wegingsfactor 1). Ten aanzien van de door eiseres gevraagde vergoeding van deskundigenkosten overweegt de rechtbank als volgt.
5.2 Ingevolge artikel 8:75 van de Awb is de rechtbank bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Artikel 7:15, tweede tot en met vierde lid, van de Awb is van toepassing. Op basis van het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Volgens de Nota van Toelichting bij het besluit van 22 december 1993, houdende nadere regels betreffende de proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures, is de kostenveroordeling niet bedoeld als een volledige schadevergoeding maar als een tegemoetkoming in de kosten (NvT. Stb. 1993, 736, p. 5).
5.3 Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb betrekking hebben op de kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
5.4 Ingevolge artikel 2, aanhef en onderdeel b, van het Bpb wordt het bedrag ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Bpb bij de uitspraak vastgesteld op de vergoeding, die ingevolge artikel 8:36 van de Awb is verschuldigd indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep, met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
5.5 Ingevolge artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken (Bts) - voor zover hier van belang - geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 onderdeel a, van de Wet tarieven in strafzaken, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur.
5.6 In de Nota van Toelichting bij het Bts wordt over artikel 6, voor zover hier van belang, het volgende vermeld: 'Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief.' (NvT, Stb. 2003, 330, p. 11).
5.7 Ingevolge artikel 15 van het Bts worden de bedragen, genoemd in dit besluit, verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
5.8 Tussen partijen is - naar de rechtbank begrijpt - niet in geschil dat de door eiseres ingeschakelde onderzoeksbureaus: Bureau voor Bouwpathologie BB, Onderwijsbureau Meppel en TNO, kunnen worden aangemerkt als deskundigen in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb. Nu tussen eiseres en verweerder de oorzaak van de schade in geschil was en verweerder, ondanks door eiseres overgelegd bewijs, zich tot de zitting op het standpunt heeft gesteld dat door de aannemer niet de, in het bestek voorgeschreven, dakplaten van het type Unigreen waren aangebracht, is de rechtbank van oordeel dat eiseres in de bezwaarfase in redelijkheid heeft kunnen beslissen om deskundigen in de zin van het genoemde artikel in te schakelen. De rechtbank verwerpt verweerders stelling dat geen herroeping van het primaire besluit heeft plaatsgevonden en eiseres om die reden geen recht heeft op vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder het primaire besluit namelijk wel moeten herroepen omdat, zoals aangegeven in rechtsoverweging 4.6, geen belangenafweging bij het primaire besluit heeft plaatsgevondenen. De rechtbank oordeelt aldus dat eiseres niet alleen recht heeft op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, maar ook voor de werkzaamheden van de door haar in de bezwaarfase ingeschakelde onderzoeksbureaus.
5.9 De rechtbank constateert vervolgens dat aan onderzoek, reistijd, analyse en rapportage door het Bureau voor Bouwpathologie BB 18 uur is besteed en dat daarvoor € 2.356,20, inclusief BTW in rekening is gebracht, dat door TNO voor onderzoek ter plaatse en rapportage € 6.545,-, inclusief BTW in rekening is gebracht en dat door het Onderwijsbureau Meppel 21 uur is besteed aan onderzoek en rapportage en dat hiermee een bedrag van € 2.124,15, inclusief BTW is gemoeid. De rechtbank is van mening dat de door de deskundigen geboden juridische ondersteuning van eiseres niet voor vergoeding in aanmerking komt daar eiseres is verzekerd van de door haar gemachtigde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voor de onderzoek- en rapportagewerkzaamheden van de door eiseres ingeschakelde deskundigen acht de rechtbank een tijdsbesteding van in totaal 50 uur voldoende.
5.10 Het te vergoeden uurtarief voor de werkzaamheden van de deskundigen hangt, zoals overwogen onder punt 5.5, af van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavig geval de maximale vergoeding van € 81,23 per uur, exclusief BTW volstaat. De rechtbank wijst er nogmaals op dat uit de bij 5.6 vermelde Nota van Toelichting volgt dat de kostenveroordeling niet is bedoeld als een volledige schadevergoeding, maar als een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten. De rechtbank acht niet aannemelijk dat een lager tarief dan € 81,23 per uur, exclusief BTW kan gelden als een genoegzame tegemoetkoming. Gelet hierop stelt de rechtbank het door verweerder te vergoeden uurtarief voor de werkzaamheden van de deskundigen vast op € 81,23, verhoogd met de omzetbelasting ingevolge het bepaalde in artikel 15 van het Bts. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank de door verweerder aan eiseres te vergoeden deskundigenkosten vast op een bedrag van € 4.833,19 (50 uur maal € 81,23 vermeerderd met 19% BTW).
5.11 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank de door verweerder aan eiseres te vergoeden kosten in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep verhoogt tot een bedrag van € 6.143,19 (de kosten voor rechtsbijstand bedragen € 1.310,- en de deskundigen-kosten bedragen € 4.833,19).