ECLI:NL:RBLEE:2011:BU4418

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880036-11
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan wettig bewijs in ontuchtzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 10 november 2011, stond de verdachte terecht op beschuldiging van ontuchtige handelingen met minderjarigen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich zouden hebben voorgedaan tussen oktober 2000 en oktober 2004, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontucht met verschillende minderjarige slachtoffers. De rechtbank heeft het wettelijk bewijsminimum, zoals vastgelegd in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, als uitgangspunt genomen voor haar beoordeling. Dit artikel vereist dat er naast het hoofdbewijsmiddel minimaal één ander bewijsmiddel aanwezig moet zijn dat voldoende steun biedt aan het hoofdbewijsmiddel.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2011 zijn de verklaringen van de slachtoffers en andere getuigen beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er elementen waren die steun gaven aan de aangifte, maar deze steun was niet voldoende om te voldoen aan het vereiste bewijsminimum. De Hoge Raad heeft eerder aangegeven dat er geen algemene regels zijn voor de beoordeling van bewijs, en dat dit afhangt van de specifieke omstandigheden van het geval. Gezien het gebrek aan wettig bewijs heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces, een vordering tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank heeft echter bepaald dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De kosten van de procedure zijn voor beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880036-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 november 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 27 oktober 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Anker, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2000 tot en met de maand november 2003
te of bij Wolvega, (althans) in de gemeente Weststellingwerf, in elk geval in het arrondissement Leeuwarden, meermalen, althans éénmaal,
met [naam], die (toen telkens) de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam], geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2000 tot en met 1 augustus 2001, te of bij Wolvega, (althans) in de gemeente Weststellingwerf, in elk geval in het arrondissement Leeuwarden, meermalen, althans éénmaal, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum], immers heeft hij, verdachte, (meermalen, althans éénmaal) de borst(en) van die [naam] betast en/of aangeraakt en/of heeft hij, verdachte, die [naam] (meermalen, althans éénmaal) gezoend en/of getongzoend;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2001 tot en met 9 oktober 2004, te of bij Wolvega, (althans) in de gemeente Weststellingwerf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) met die [naam], geboren op [geboortedatum], die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) betasten van de borst(en) van die [naam] en/of het (telkens) zoenen en/of tongzoenen met die [naam].
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.700,00.
Beoordeling van het bewijs
In deze zaak gaat het om de vraag of er voldaan is aan het wettelijk bewijsminimum, zoals omschreven in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De regel van het bewijsminimum houdt in dat er -naast het hoofdbewijsmiddel- nog minimaal één ander bewijsmiddel aanwezig moet zijn dat voldoende steun geeft aan dit hoofdbewijsmiddel.
De Hoge Raad heeft inmiddels meermalen aangegeven dat er geen algemene regels gegeven kunnen worden om de grens te bepalen tussen het wel of niet voldoende steun geven; dit hangt af van het concrete geval. De rechtbank heeft in de onderhavige zaak alle verklaringen beoordeeld en ziet wel elementen die steun geven aan de aangifte. De rechtbank acht deze steun echter onvoldoende om te komen tot het oordeel dat voldaan is aan het door de wet vereiste bewijsminimum. Verdachte zal dan ook, bij gebrek aan wettig bewijs, van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
[naam] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde, moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafvordering.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. en onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam] niet ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2011.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g. De Vries VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Baluah de griffier van de rechtbank
Sikkema te Leeuwarden,