Motivering
Feiten
1.1 Verzoekster, opgericht bij akte van [oprichtingsdatum], is statutair gevestigd te [vestigingsplaats].
1.2 Bij brief van 9 januari 2008 heeft verzoekster (pro-forma) bezwaar gemaakt tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].F02.2501. Bij brief 8 februari 2008 heeft verzoekster voormeld bezwaar gemotiveerd.
1.3 Nadat verzoekster op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, beroep had ingesteld bij de rechtbank, heeft de rechtbank bij uitspraak van 19 november 2008 (AWB 08/1280) verweerder gelast om binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak te beslissen op het onder 1.2 genoemde bezwaarschrift.
1.4 Bij brief van 27 december 2008 schrijft verweerder aan verzoekster - voor zover hier van belang - het volgende:
"Conclusie
Ik wijs u bezwaar af. Ik concludeer dat de naheffingsaanslag en boete terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd.
U ontvangt binnenkort de formele uitspraak op uw bezwaarschrift. Hierin wordt verwezen naar deze brief. Ook kunt u hierin lezen hoe u moet handelen als u het niet eens bent met mijn beslissing."
1.5 Met dagtekening 19 februari 2010 heeft de ontvanger van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Alkmaar aan verzoekster twee aanmaningen verstuurd ter zake van de beide onder procesverloop vermelde naheffingsaanslagen. Blijkens de aanmaning inzake de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer].F02.2010 betreft deze naheffingsaanslag het tijdvak januari 2002 en bedraagt het totale openstaande bedrag van deze aanslag € 28.856.
1.6 In het beroepschrift met dagtekening 2 maart 2010 schrijft de gemachtigde van verzoekster - voor zover hier van belang - het volgende:
"Hierbij stel ik namens mijn cliënte […], beroep in tegen de kennelijke uitspraken van de belastingdienst […] op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer].F02.2501 alsmede tegen de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer].F02.2010.
Toelichting
Op 19 februari jl. werd belanghebbende geconfronteerd met een aanmaning van voornoemde belastingdienst tot betaling van de bewuste naheffingsaanslagen. […]
Daaruit moet worden afgeleid dat er kennelijk uitspraak is gedaan op het door mij namens belanghebbende tegen de naheffingsaanslag [aanslagnummer].F02.2501 ingediende bezwaarschrift. Belanghebbende, noch ik zelf, hebben echter ooit een beschikking ter zake ontvangen.
De laatste correspondentie van de belastingdienst in dezen dateert van 27 december 2008 waarin een afwijzing van het bezwaarschrift tegen deze naheffingsaanslag wordt aangekondigd. […]
Voor de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer].F02.2010 ontbreken mij en cliënte alle gegevens. Nu er kennelijk een naheffingsaanslag, een bezwaarschrift en een uitspraak op bezwaar is, […] stel ik daar tot behoud van rechten mede beroep tegen in.
[…]
Motivering
Ik verzoek u om uitstel van nadere motivering te verlenen totdat ik van de belastingdienst een afschrift van de beschikkingen heb gekregen."
1.7 Bij brief met dagtekening 6 april 2010 motiveert de gemachtigde van verzoekster de beroepen. Voormelde brief luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Motivering beroep
Uit de omschrijving van de feiten en omstandigheden blijkt dat de onderhavige goederen door belanghebbende zijn (door)verkocht aan [afnemer]. voordat belanghebbende de beschikkingsmacht over deze goederen had. Immers de factuur aan [afnemer]. Dateert van 22 april 2002, terwijl de factuur aan belanghebbende dateert van 24 april 2002.
Gelet hierop moet het er voor worden gehouden dat de goederen aan [afnemer]. zijn geleverd direct voordat deze zijn ingevoerd. Alleen dan immers kan het vervoer van de goederen in opdracht en voor rekening van [afnemer] zijn geschied.
Dat er is geleverd onder de conditie FOB kan daar niet aan af doen. Die conditie bepaalt immers niet het moment van de levering, doch regelt slechts ten wiens laste de kosten komen.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan vervolgens de levering aan [afnemer]. alleen geacht worden in Nederland plaats te hebben gevonden, indien de invoer door belanghebbende is geschied.
Aangezien alleen dat gegeven de naheffingsaanslag kan rechtvaardigen zal de belastingdienst dienen te bewijzen dat de aangifte ten invoer door belanghebbende is geschied. Belanghebbende kan immers niet bewijzen dat zij iets niet heeft gedaan.
Tot op heden heb ik geen bewijs ter zake gezien. De enkele stelling in het controlerapport dienaangaande acht ik onvoldoende.
Reeds om die reden is de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd.
Boete
In het Emag arrest is vastgesteld dat er in een ketentransactie slechts èèn intracommunautaire levering kan zijn. Uit het feit dat een nationale rechter heeft gemeend deze vraag voor te moeten leggen aan het Hof van Justitie van de EG, blijkt dat daaromtrent onzekerheid kon bestaan.
Ook in casu is sprake van een ketentransactie. Daarbij heeft belanghebbende gemeend het nultarief toe te kunnen passen omdat de goederen direct van Nederland naar de UK zijn vervoerd. Als het dus kennelijk voor een nationale rechter onduidelijk was of hier sprake kon zijn van een intracommunautaire levering, dan kan het belanghebbende zeker niet worden tegengeworpen dat zij ter zake niet juist gehandeld zou hebben.
Overigens blijkt noch uit de aankondiging/mededeling boete, dat de controlerend ambtenaar zich rekenschap heeft gegeven van de werking van artikel 5, tweede lid, van de Wet. Althans hij rept daar met geen woord over.
In het geval dat thans mocht blijken dat dit de enige grond is voor het opleggen van de naheffingsaanslag, dan kan belanghebbende daar zeker geen verwijt van worden gemaakt, nu de controlerend ambtenaar zelf zich dat al niet heeft gerealiseerd.
[…]
Motivering beroep tegen naheffingsaanslag met nr. [aanslagnummer].F02.2010
De herkomst van deze naheffingsaanslag is ons absoluut onbekend. Ook de samenstelling van de naheffingsaanslag is ons absoluut onbekend. Wij hebben de belastingdienst verzocht om aan te geven wat de aanleiding en onderbouwing is van deze naheffingsaanslag en een duplicaat daarvan aan mij toe te doen komen.
Tot op heden hebben wij daaromtrent geen gegevens ontvangen en kunnen derhlave het beroep ook niet nader motiveren."
1.8 In een brief aan de gemachtigde van verzoekster, schrijft verweerder - voor zover hier van belang - het volgende:
"Op 3 maart 2010 heeft u beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden inzake twee naheffingsaanslagen omzetbelasting (aanslagnummers [aanslagnummer].F02.2501 en [aanslagnummer].F02.2010) ten name van uw cliënte [verzoekster].
Uw cliënte werd terzake van deze naheffingsaanslagen op 19 februari 2010 met een aanmaning geconfronteerd. Voor wat betreft de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer].F02.2501 heeft u naar aanleiding van het ingestelde bezwaar een aankondiging en motivering van het afwijzen van het bezwaar met dagtekening 27 december 2008 ontvangen. Op 20 november 2008 heeft de rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een eerder ingesteld beroep tegen de fictieve weigering om uitspraak op bezwaar te doen en droeg de inspecteur op om binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak alsnog uitspraak op bezwaar te doen. Naar nu blijkt is dit niet geschied. Dit is gezien het tijdsverloop reden voor mij om de naheffingsaanslag te verminderen naar nihil. Volledigheidshalve vermeld ik hierbij dat deze vermindering niets afdoet aan het door mij eerder ingenomen inhoudelijk standpunt.
Voor wat betreft de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer].F02.2010 is de reden voor deze naheffingsaanslag niet meer te achterhalen. Ook deze naheffingsaanslag wordt verminderd naar nihil.
Ik verzoek u vriendelijk om per ommegaande uw beroep bij de rechtbank Leeuwarden in te trekken."
1.9 In een brief aan de rechtbank met dagtekening 7 juni 2010 schrijft de gemachtigde van verzoekster - voor zover hier van belang - het volgende:
"Naar aanleiding van het ingestelde beroep heeft de inspecteur inmiddels besloten om de naheffingsaanslagen te vernietigen. Zie bijgevoegde brief ter zake van de inspecteur. Daarmee is het inhoudelijke geschil van de baan en derhalve trek ik bij de beroepschriften in.
Ik verzoek u echter op de voet van artikel 8:73, juncto artikel 8:73a, juncto artikel 8:75 AWB, de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de integrale kosten van de beroepsmatig verleende bijstand.
De reden daarvoor is dat de inspecteur met betrekking tot de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer]. F.02 2010 ernstig verwijtbaar heeft gehandeld aangezien de inspecteur niet eens weet waarom en ter zake waarvan die naheffingsaanslag is opgelegd.
Met betrekking tot de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer].F.02.2501 heeft de inspecteur ernstig verwijtbaar gehandeld ten aanzien van de afhandeling van het tegen deze naheffingsaanslag ingediende bezwaar. Immers, bij de uitspraak van uw rechtbank van 19 november 2008 in de zaak met procedurenummer 08/01280, is de inspecteur al veroordeeld tot het doen van uitspraak. Anderhalf jaar later is die uitspraak nog steeds niet gedaan.
De inspecteur heeft belanghebbende dus gedwongen tot een onnodig beroep. De kosten daarvan dienen dan ook integraal voor rekening van de inspecteur te komen."
1.10 In zijn verweerschrift met dagtekening 19 juli 2010 schrijft verweerder - voor zover hier van belang - het volgende:
"Voor wat betreft de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer].F.02.2501 merk ik het volgende op. Er is geen sprake van willens en wetens onrechtmatig handelen van de inspecteur. Het ingenomen standpunt terzake van de naheffing blijft gehandhaafd. De aanslag is niet opgelegd in strijd met het recht. De vermindering naar nihil is enkel en alleen het gevolg van het feit dat abusievelijk de formele beschikking uitspraak op bezwaar niet is verstuurd. De door belanghebbende ingestelde beroepsprocedure is niet het gevolg van een zeer ernstige vorm van onzorgvuldig handelen van de inspecteur. Indien de formele beschikking met daarin de afwijzing van het bezwaar wel tijdig was verstuurd had belanghebbende ongetwijfeld ook beroep ingesteld.
Anders dan belanghebbende in het beroepschrift stelt is niet een naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer].F.02.2010 in het geding maar betreft dit een naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer].F.02.2001. Naar nu blijkt is deze naheffingsaanslag opgelegd vanwege het feit dat belanghebbende niet althans niet tijdig aangifte omzetbelasting over het betreffende tijdvak heeft gedaan. Het feit dat deze naheffingsaanslg is opgelegd is volledig aan belanghebbende te wijten. Van willens en wetens onrechtmatig handelen van de inspecteur is geen sprake.
Op grond van het bovenstaande zie ik geen reden om de inspecteur te veroordelen tot een integrale kostenvergoeding en acht ik een proceskostenvergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht op zijn plaats."
1.11 In een brief aan de rechtbank met dagtekening 23 november 2010 schrijft de gemachtigde van verzoekster - voor zover hier van belang - het volgende:
"Uit het vorenstaande blijkt ook dat de naheffingsaanslag wel degelijk het nummer [aanslagnummer].F02.2010 draagt en niet zoals verweerder ten onrechte stelt [aanslagnummer].F02.2001."