Beoordeling van het geschil
2.1 Op 14 oktober 2009 heeft zich bij Snijtech een arbeidsongeval plaatsgevonden, waarvan [X], werknemer van Snijtech, het slachtoffer is geworden. Met betrekking tot het ongeval heeft W.M. Boeken-Van Kralingen van de Arbeidsinspectie op 11 maart 2010 een ongevallenboeterapport (hierna: het boeterapport) opgemaakt. In het boeterapport is aangegeven dat de linkerhand van [X] bekneld is geraakt onder een drukpers (drukpers 2). Ten gevolge hiervan is zijn linkerhand gekneusd en werd het topje van zijn linkerduim verbrijzeld, bijna geamputeerd. Voor dit letsel is hij behandeld in het ziekenhuis.
2.2 Tussen partijen is in geschil of het bedrijfsongeval het gevolg is van een niet goed functionerende stopknop van drukpers 2, zoals de minister meent, of dat het bedrijfsongeval is te wijten aan onhandig handelen van [X], bestaande uit het onjuist indrukken van de volgens Snijtech op zich goed functionerende stopknop.
2.3 Voor de rechtbank staat vast op 14 oktober 2009 een beboetbaar feit heeft plaatsgevonden, in verband waarmee aan Snijtech een boete opgelegd kon worden. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de in het boeterapport weergegeven beschrijving van de werklocatie en de beschrijving en toedracht van het op die locatie voorgevallen ongeval. In het boeterapport is aangegeven dat drukpers 2 op drie verschillende standen gezet kan worden, namelijk "automatisch", "hand" en "enkel". In de stand "automatisch" blijft de drukpers continu op en neer gaan. Bij de stand "hand" gaat de pers handmatig met de afstandsbediening op en neer. In de stand "enkel" gaat de drukpers één keer naar beneden bij het indrukken van de groene knop op het bedieningspaneel. In het boeterapport is aangegeven dat drukpers 2 ten tijde van het bedrijfsongeval op de automatische stand stond, hetgeen Snijtech niet heeft betwist. Uit het boeterapport blijkt dat Boeken-Van Kralingen op 23 oktober 2009 de stopknop van drukpers 2 zelf heeft getest, waarbij hij, net als ten tijde van het bedrijfsongeval, in de automatische stand stond. Uit de test is naar voren gekomen dat drukpers 2 stopt indien de stopknop in het midden van de knop wordt ingedrukt, maar dat drukpers 2 niet stopt indien de stopknop niet in het midden worden ingedrukt. Dit is ter zitting bevestigd door [A], [B] en [C]. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat deze wijze van bediening van de stopknop van drukpers 2 niet gekwalificeerd kan worden als "goed functionerend". Op zich werkt de stopknop wel, maar slechts indien die precies in het midden wordt ingedrukt. Juist in een situatie waarin snel gehandeld moet worden teneinde drukpers 2 te laten stoppen, om een gevaarlijke situatie te voorkomen, althans om verder gevaar te voorkomen, moet één druk op de stopknop, waar ook op die knop, in het midden of aan de rand, hard of zacht, voldoende zijn. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de verklaring van [X] naar voren komt dat drukpers 2 een grote pers is en dat het bij Snijtech, net als ten tijde van het bedrijfsongeval, vaak voorkomt dat drukpers 2 ook wordt gebruikt voor klussen die beter gedaan kunnen worden op de kleinere drukpers, drukpers 1. Juist in een dergelijke situatie, waarbij een grote pers wordt gebruikt voor het stempelen van (vrij) kleine platen, is een goed werkende stopknop essentieel. Een simpele druk op de stopknop moet dan voldoende zijn.
2.4 De rechtbank oordeelt dat de boete, gelet op de aard van het letsel van [X], de categorie waarin het beboetbare feit ingedeeld moet worden en het aantal werknemers van Snijtech, in principe € 9.000 bedraagt. Snijtech heeft weliswaar aangevoerd dat [X] geen blijvend letsel heeft opgelopen, maar dit laat onverlet dat hij voor zijn letsel is behandeld in het ziekenhuis.
2.5 Aan de orde is of de minister had moeten afzien van het opleggen van deze boete en zo nee, of de minister de hoogte van deze boete had moeten matigen. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), onder meer de uitspraak van 22 juli 2009 (www.rechtspraak.nl, LNJ: BJ3415) de minister bij een overtreding van de verwijtbaarheid ervan mag uitgaan, tenzij de desbetreffende werkgever feiten en omstandigheden aannemelijk maakt die tot het oordeel leiden dat hem ter zake van de overtreding geen verwijt treft. De rechtbank oordeelt dat Snijtech het bestaan van zulke feiten en omstandigheden niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit de door Snijtech overgelegde risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E) en uit de ter zitting gegeven verklaring van [C] blijkt dat de technische dienst van Snijtech niet zelf (periodiek) controleert of de bij Snijtech gebruikte machines, waaronder drukpers 2, (nog) goed functioneren en of onderhoud van deze machines noodzakelijk is. De technische dienst komt, zo is ter zitting nog eens gebleken, pas in actie na meldingen van werknemers van Snijtech. De rechtbank oordeelt dat deze handelwijze de verwijtbaarheid van Snijtech niet wegneemt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat artikel 7.5, eerste lid, van het Arbobesluit zich richt tot Snijtech. Snijtech kan deze zorgplicht niet afwentelen op haar werknemers door in haar bedrijfsreglement te bepalen dat haar werknemers storingen aan machines moeten melden bij hun leidinggevenden. Op zich is dit een goede afspraak, maar dit ontslaat Snijtech er niet van er zorg voor te dragen dat haar machines altijd goed functioneren. Reeds nu de RI&E niet voldoet aan de eisen die hieraan uit hoofde van artikel 7.5, eerste lid, van het Arbobesluit en de Beleidsregels gesteld mogen worden, bestaat geen aanleiding voor matiging van de boete.
2.6 Het beroep is ongegrond.