Beoordeling
2.1 De aanvraag reguliere bouwvergunning eerste fase is gedaan op 30 oktober 2009. Ingevolge het bepaalde in de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het op het moment van indiening van de bouwaanvraag geldende recht van toepassing.
2.2 Op grond van artikel 44, eerste lid, in samenhang met artikel 56a, van de Woningwet mag en moet een reguliere bouwvergunning eerste fase alleen worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan, de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening of indien het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan wel indien voor het bouwen een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is geweigerd.
2.3 Eisers hebben in hun beroep tegen het besluit op bezwaar, onder meer en samengevat, het volgende aangevoerd. De hoogte van de woningen past niet bij de reeds bestaande lintbebouwing, het bij de bouwvergunning behorende zonnediagram is (deels) onjuist en ten slotte blijkt uit het advies van Drents Plateau van 1 maart 2011 dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Verweerder kan gelet hierop niet langer volstaan met een verwijzing naar het advies van hûs en hiem. Uit dat advies blijkt niet dat hûs en hiem het bouwplan heeft getoetst aan de welstandsnota, zoals Drents Plateau wel heeft gedaan. Het besluit tot het verlenen van de bouwvergunning eerste fase berust dan ook op een onvoldoende motivering en is onzorgvuldig voorbereid zodat dit niet in stand kan blijven, aldus eisers. 2.4 De rechtbank stelt voorop dat op grond van het vigerende bestemmingsplan een bouwhoogte van 9,00 meter is toegestaan. Nu de woningen een nokhoogte van 8,20 meter hebben, valt die binnen het bestemmingsplan en voorts is de overschrijding van de toegestane goothoogte (met 20 centimeter) zodanig gering dat hiervoor een binnenplanse ontheffing kon worden verleend.
2.5 De rechtbank gaat voorts voorbij aan het betoog van eisers dat het bouwplan niet past binnen de ter plaatse aanwezige lintbebouwing. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat dit een aspect van de welstandstoets betreft en dat zowel hûs en hiem als Drents Plateau geen aanleiding hebben gezien om te oordelen dat het bouwplan voor wat betreft dit aspect niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. In dit kader wordt overigens nog overwogen dat op de onderhavige locatie reeds bebouwing stond die thans is afgebroken ten behoeve van het onderhavige bouwplan.
Dat Drents Plateau op een aantal andere aspecten tot de conclusie komt dat het bouwplan niet aan redelijke eisen van welstand voldoet, betekent niet dat verweerder het positieve welstandsadvies van hûs en hiem niet zou mogen volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat het advies van hûs en hiem op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit de bijlagen bij het door verweerder in de bezwaarfase ingediende verweerschrift (productie 19 in bezwaar) blijkt dat hûs en hiem, voordat zij een positief welstandsadvies heeft gegeven, op 21 februari 2008, 6 november 2008 en 17 maart 2009 uitgebreid inhoudelijk heeft gereageerd op de onderhavige bouwplannen en deze heeft getoetst aan de welstandsnota. Naar aanleiding van die reacties zijn er aanpassingen doorgevoerd in het bouwplan en dat heeft uiteindelijk geresulteerd in het positieve welstandsadvies.
Ten aanzien van de punten 'aanzichten en opmaak' heeft Drents Plateau gesteld dat zij in de detaillering de uitwerking mist van de verwijzing in de welstandsnota naar de ambachtelijke en traditionele architectuur en detaillering. Verweerder heeft daaromtrent gesteld dat het niet de bedoeling is om bij nieuwbouw de indruk te wekken alsof het oud is en dat er daarom in de detaillering is gekozen voor sobere oplossingen die passen bij de huidige tijd.
Drents Plateau is voorts van mening dat het bouwplan niet voldoet op het punt van de erfinrichting, met name omdat voorkomen moet worden dat bewoners straks op eigen gelegenheid aan de achterzijde schuttingen gaan plaatsen. Met betrekking tot dit aspect heeft verweerder aangevoerd dat het opgemaakte beplantingsplan voor de erfinrichting voldoet aan de welstandsnota met lage hagen op basis van een oude waterstructuur. Verweerder voert voorts aan dat de erfinrichting geen aspect is dat door verweerder is af te dwingen. Ten aanzien van het plaatsen van schuttingen heeft verweerder er op gewezen dat zulks vergunningvrij is toegestaan tot een hoogte van twee meter.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.6 Verweerder en Elkien hebben niet betwist dat het zich bij de stukken bevindende zonnediagram van 24 januari 2008 niet geheel juist is. Anders dan eisers hebben betoogd maakt het zonnediagram echter geen deel uit van de verleende bouwvergunning. De rechtbank overweegt dat, nu de woningen voor wat betreft de hoogte voldoen aan het bestemmingsplan, een schaduwberekening ook geen deel hoeft uit te maken van de bouwvergunning. De gevolgen van de bouw voor de zonlichttoetreding in de woning en op de percelen van eisers zijn immers reeds in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan afgewogen. De omstandigheid dat het zonnediagram geen juiste weergave van de schaduwwerking geeft kan dan ook niet tot de conclusie leiden dat de bouwvergunning en/of het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen of onvoldoende is gemotiveerd. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
2.7 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.