RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/924148-10 VON
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei, Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 28 juli 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.K.A. van den Bos, advocaat te Amsterdam.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 mei 2010 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen E 25540,- althans een geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Praxis Bouwmarkt gevestigd aan
de Centrale, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] en/of [naam], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
-tegen die [naam] heeft/hebben gezegd (die zich bevond bij de
personeelsingang): "deur open maken deur openmaken en/of haal het alarm er af"
en/of hierbij een bivakmuts droegen en/of een mes en/of een vuurwapen
heeft/hebben getoond en/of
-die [naam] voor zich uit heeft/hebben geduwd naar de ruimte waar zich
de kluis bevond en/of
-tegen die [naam] heeft/hebben gezegd:"doorlopen naar de kluis" en/of
"kluis openmaken" en/of
-de handen van die [naam] op de rug met ty-rap heeft/hebben vastgezet
en/of
-tape op de mond van die [naam] heeft/hebben geplakt en/of de benen met
tape aan elkaar heeft/hebben vastgeplakt en/of
-tegen die [naam] heeft/hebben gezegd "Dit is een overval, mee naar de
kluis" en/of met een vuurwapen een/of meer schoten heeft/hebben gelost en/of
-die [naam] een duw heeft/hebben gegeven waarbij zij met het hoofd tegen
een deur aanviel;
(artikel 312 lid 1 en/of lid 2 sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 september 2010 te Leeuwarden, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een of
meer medewerkers van de aldaar aan [adres] gevestigde supermarkt
genaamd C-1000 te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de C-1000, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
-om 06.13 uur naar de C-1000 zijn gereden en/of hun scooters hebben gestald in
de nabijheid van de C-1000 en/of zich vervolgens enige tijd hebben opgehouden
nabij een flat gelegen tegenover de C-1000 en/of vervolgens
-naar de achterzijde van de C-1000 zijn gelopen en/of
-op het moment dat de deuren van het laad- en los gedeelte aan de achterzijde
van de C-1000 werden geopend, een shawl voor het gezicht heeft/hebben
getrokken en/of
-(vervolgens) in de C-1000 naar binnen heeft/hebben gekeken en/of
-zijn verdachte en/of verdachtes mededader vervolgens weggelopen toen een
politie-auto aan kwam rijden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 317 lid 1 en/of lid 3 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 29 september 2010 te Leeuwarden ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de
aldaar aan [adres] gevestigde C-1000, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van de aldaar
aan [adres] gevestigde C-1000, te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een
of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
-om 06.13 uur naar de C-1000 zijn gereden en/of hun scooters hebben gestald in
de nabijheid van de C-1000 en/of zich vervolgens enige tijd hebben opgehouden
nabij een flat gelegen tegenover de C-1000 en/of vervolgens
-naar de achterzijde van de C-1000 zijn gelopen en/of
-op het moment dat de deuren van het laad- en los gedeelte aan de achterzijde
van de C-1000 werden geopend, een shawl voor het gezicht heeft/hebben
getrokken en/of
-(vervolgens) in de C-1000 naar binnen heeft/hebben gekeken en/of
-zijn verdachte en/of verdachtes mededader vervolgens weggelopen toen een
politie-auto aan kwam rijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312 lid 1 en/of lid 2 sub 2 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 6 november 2010 te Veghel, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam] en/of [naam] (werkzaam bij de Jumbo aldaar) te
dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan de Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
-in het magazijn van de Jumbo naar binnen is/zijn gerend en/of gegaan en/of
waarbij verdachte en/of verdachtes mededader een bivakmuts en/of een wit kapje
voor de mond droegen en/of
-waarbij verdachte en/of verdachtes mededader een mes op buikhoogte hielden
en/of met het mes in die richting van die van [naam] en/of [naam]
heeft/hebben gewezen en/of
-tegen die van [naam] en/of [naam] heeft/hebben gezegd:"Dit is
een overval" en/of "Er gebeurt niets wij willen alleen geld"
-en/of die [naam] (stevig) bij de arm heeft/hebben vastgepakt,
-en/of tegen die [naam] heeft/hebben gezegd dat ze aan de kant moest
gaan,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 317 lid 1 en/of lid 3 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 6 november 2010 te Leeuwarden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Jumbo, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[naam] en/of [naam] (werkaam bij de Jumbo aldaar), te plegen
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
-in het magazijn van de Jumbo naar binnen is/zijn gerend en/of gegaan en/of
waarbij verdachte en/of verdachtes mededader een bivakmuts en/of een wit kapje
voor de mond droegen en/of
-waarbij verdachte en/of verdachtes mededader een mes op buikhoogte hielden
en/of met het mes in die richting van die van [naam] en/of [naam]
heeft/hebben gewezen en/of
-tegen die van [naam] en/of [naam] heeft/hebben gezegd:"Dit is
een overval" en/of "Er gebeurt niets wij willen alleen geld"
-en/of die [naam] (stevig) bij de arm heeft/hebben vastgepakt,
-en/of tegen die [naam] heeft/hebben gezegd dat ze aan de kant moest
gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312 lid 1 en/of lid 2 sub 2 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Praxis-Doe-Het-Zelf-Center BV tot een bedrag van € 13.868,-, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 5.175,-, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] tot een bedrag van € 1.800,-, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij Praxis-Doe-Het-Zelf-Center BV met betrekking tot het bedrag van € 8.000,- aan bedrijfsschade;
Beoordeling van het bewijs
1. Ten aanzien van feit 1
1.1 De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 5 mei 2010 omstreeks 8.30 uur2 wacht [naam], een medewerker van de Praxis Bouwmarkt, gevestigd aan De Centrale te Leeuwarden, bij de achteringang van het pand op zijn collega [naam], om gezamenlijk het pand te openen. Nog voordat zijn collega is gearriveerd, rent een man met een bivakmuts op en een mes in de hand (hierna te noemen: dader 1) op [naam] af. Dader 1 houdt het mes in de richting van [naam] en roept: "deur openmaken, deur openmaken." Terwijl [naam] de deur openmaakt, ziet hij dat een tweede man komt aanlopen. Deze man heeft een bivakmuts op en een vuurwapen in de hand (hierna te noemen: dader 2). Dader 1 zegt tegen [naam]: "haal het alarm eraf." Nadat [naam] het alarm heeft uitgeschakeld duwt dader 1 hem voor zich uit en zegt: "naar de kluis, naar de kluis." Als zij in de kluisruimte zijn aangekomen, zegt dader 1 tegen [naam]: "kluis openmaken, kluis openmaken." [naam] toetst daarop de code van de kluis in. Nadat de wachttijd voor de kluis is verstreken, trekt dader 1 de kluis open.3 Hij haalt papiergeld voor een bedrag van € 25.5404 uit de kassaladen die zich in de kluis van Praxis bevinden en stopt dat in een rugtas.5
Terwijl dader 1 hiermee bezig is, komt dader 2 terug. Dader 1 zegt tegen [naam] dat hij zich moet omdraaien. Dader 2 zet de handen van [naam] op diens rug vast met een ty-rap. [naam] moet op een stoel gaan zitten. Als hij zit, plakt dader 2 tape op de mond van [naam] en plakt ook diens benen aan elkaar.6 Dader 1 en dader 2 dragen dezelfde soort witte chirurgenhandschoenen.7 Een stukje van één van de handschoenen van één van de daders breekt af8 en blijft aan de tape kleven.9
Als [naam] het pand is binnengegaan, ziet zij een man die een bivakmuts draagt en een vuurwapen bij zich heeft. Deze man zegt tegen [naam]: "Dit is een overval, mee naar de kluis." [naam] trekt de bivakmuts van het hoofd van de man. De man schrikt en vuurt schoten af met het vuurwapen. De man duwt [naam], waardoor zij met haar hoofd tegen een deur valt.10
De unit Forensische Opsporing Techniek van de politie verricht op 5 mei 2010 technisch onderzoek in het bedrijfspand van Praxis.11 Daarbij stelt de politie de ty-rap waarmee [naam] was geboeid en de tape waarmee [naam] was gekneveld, veilig. Aan de ty-rap wordt de SIN-code AAAM2657 NL toegekend, aan de tape de SIN-code AAAM2658NL. De politie heeft de ty-rap en de tape naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verzonden.12
Op 6 mei 2010 wordt wangslijmvlies van [naam] afgenomen. Hieraan wordt het identiteitszegel RAAK9923NL toegekend.13
Op 5 oktober 2010 wordt een door verdachte weggegooid drinkflesje veiliggesteld. Dit wordt op 6 oktober 2010 bemonsterd. Aan de bemonstering wordt de SIN-code AABJ6740NL toegekend.14
Het NFI voert op 8 december 2010 onderzoek uit aan de hand van het volgende materiaal:
- Identiteitszegel: AABJ6740NL
- Omschrijving: een bemonstering van een flesje
Eerder onderzocht materiaal:
- Identiteitszegel: AAAM2658NL#05
- Omschrijving: een bemonstering van een stuk latex op de tape; DNA-mengprofiel in de rapportage van 23 augustus 2010 gekoppeld aan het slachtoffer [naam] en onbekende man B.
Het NFI concludeert uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek dat van het DNA in de bemonstering AABJ6740NL#01 van een flesje een DNA-profiel is verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van onbekende man B uit het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering AAAM2658NL#05 van een stuk latex op de tape.
De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AABJ6740NL#01 van een flesje is kleiner dan één op één miljard.15
Op 20 januari 2011 wordt wangslijmvlies van verdachte afgenomen. Hieraan wordt het identiteitszegel RAAK1385NL toegekend.16
Het NFI voert op 23 februari 2011 vergelijkend DNA-onderzoek uit en concludeert daaruit het volgende. Het DNA-profiel van [naam] met identiteitszegel RAAK9923NL matcht met het DNA-mengprofiel op het stuk latex op de tape. Onder de aanname dat een deel van het celmateriaal in deze bemonstering afkomstig is van het slachtoffer [naam], is uit het DNA-mengprofiel het DNA-profiel afgeleid van de tweede, mannelijke celdonor. Het DNA-profiel van de verdachte [naam] met identiteitszegel RAAK1385NL matcht met dit afgeleide DNA-profiel.
De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.17
1.2 Het verweer van de raadsvrouw
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij stelt dat er sprake is van ernstige vormverzuimen in het vooronderzoek, die niet kunnen worden hersteld. Bovendien is volgens de raadsvrouw inbreuk gemaakt op het recht van verdachte op een eerlijk proces en zijn recht van privacy ex artikel 6 resp. 8 van het het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Zij is van mening dat het bewijsmateriaal onrechtmatig is verkregen en daarom op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient te worden uitgesloten van het bewijs. De raadsvrouw heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
(a) Op 17 juni 2010 heeft de rechter-commissaris een machtiging verleend voor het tappen van de telefoon van verdachte, op grond van artikel 126m Sv. Verdachte wordt genoemd in een melding van de Criminele Inlichtingeneenheid (CIE), waarvan wordt vermeld dat over de betrouwbaarheid van de informatie geen oordeel kan worden gegeven, en in een verklaring van een getuige die meent de ogen van verdachte te hebben herkend bij een overval. De raadsvrouw is van mening dat deze informatie onvoldoende concreet is om een redelijk vermoeden van schuld op te leveren.
(b) Op 15 september 2010 is opnieuw een tapaanvraag gedaan en een machtiging door de rechter-commissaris verleend. De raadsvrouw stelt dat, ten opzichte van de eerdere aanvraag op 17 juni 2010, daar alleen een melding van de CIE d.d. 3 september 2010 is bijgekomen inhoudende: "een Leeuwarder Marokkaan genaamd [naam] heeft plannen om met anderen een overval te plegen".
De raadsvrouw is van mening dat de CIE-informatie onvoldoende concreet was om een redelijk vermoeden van schuld op te leveren en een tap te rechtvaardigen. Zij stelt dat de rechter-commissaris is misleid met niet op betrouwbaarheid getoetste CIE-informatie en dus niet in redelijkheid tot het verlenen van de tapmachtigingen had kunnen komen.
(c) Naar aanleiding van informatie uit de getapte gesprekken is verdachte stelselmatig geobserveerd. De raadsvrouw stelt dat het bewijsmateriaal uit de taps onrechtmatig is verkregen en dat de observaties daarom eveneens als 'fruits of the poisonous tree' moeten worden beschouwd.
(d) Op 4 oktober 2010 heeft de officier van justitie een bevel tot heimelijke afname van celmateriaal van verdachte afgegeven. Een dag later vindt een observatie plaats, waarbij een drinkflesje van verdachte in beslag wordt genomen en middels een DNA-kit celmateriaal van verdachte wordt verkregen. De raadsvrouw is van mening dat de officier van justitie het bevel onrechtmatig heeft afgegeven, omdat er op dat moment enerzijds geen sprake was van ernstige bezwaren tegen verdachte en anderzijds er geen zwaarwegende redenen bestonden voor het onderzoek aan heimelijk afgenomen celmateriaal. Hiermee is volgens de raadsvrouw een lichtvaardige en verregaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte gemaakt.
(e) Op 20 januari 2011 heeft verdachte vrijwillig celmateriaal afgestaan. Hij heeft hiervoor een toestemmingsformulier ondertekend. De raadsvrouw stelt dat de toestemming niet op de door de wet voorgeschreven wijze is verkregen, nu uit het dossier niet blijkt van betrokkenheid van een officier van justitie die verdachte heeft gehoord en hem heeft gewezen op zijn recht op bijstand van een raadsman. Als verdachte op zijn rechten en de consequenties van zijn toestemming zou zijn gewezen, zou hij geen toestemming hebben gegeven. Nu verdachte niet met een advocaat heeft kunnen overleggen, is volgens de raadsvrouw inbreuk gemaakt op zijn recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM, in het bijzonder het daarin vervatte beginsel 'equality of arms'. Het resultaat van het onderzoek van het afgenomen celmateriaal vloeit bovendien voort uit de eerdere heimelijke DNA-afname.
(f) Op 21 januari 2011 heeft de rechter-commissaris een machtiging verleend voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie. De aanvraag is gemotiveerd met onder meer de resultaten van de observatie. De raadsvrouw is van mening dat de informatie die ten grondslag ligt aan de aanvraag onrechtmatig is verkregen. De bij de aanvraag opgevoerde CIE-meldingen bevatten ook informatie over overvallen waarvan verdachte niet wordt verdacht. Zij stelt dat er sprake is van stemmingmakerij om maar een machtiging van de rechter-commissaris te verkrijgen.
Subsidiair stelt de raadsvrouw dat uit het bewijsmateriaal niet onomstotelijk kan worden afgeleid dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Verdachte heeft als afwasser en bediende gewerkt bij een partycentrum waar ook andere in de CIE-meldingen vermelde jongeren hebben gewerkt. Verdachte gebruikte bij zijn werk handschoenen voor de hygiëne. De handschoen waarop het DNA van verdachte is aangetroffen kan door een andere persoon op de plaats van het delict zijn gebracht.
Verder stelt de raadsvrouw dat verdachte tijdens het opgenomen gesprek met een medegedetineerde geen dingen heeft gezegd die alleen een dader zou kunnen weten. Wat verdachte heeft gezegd, was allemaal in het dossier te lezen. Volgens de raadsvrouw valt niet uit te sluiten dat verdachte, die jong is en een blanco strafblad heeft, stoer wilde doen en richting zijn medegedetineerde deed alsof hij het feit zelf heeft gepleegd.
1.3 Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt, alvorens in te gaan op de vraag of het ten laste gelegde feit kan worden bewezen, het volgende.
(a) Bij de aanvraag voor een machtiging van de rechter-commissaris op 17 juni 2010 voor het tappen van de telefoon van verdachte is onder meer een proces-verbaal van de CIE, d.d. 9 juni 2010, gevoegd. Hierin staat dat een informant heeft doorgegeven dat verdachte samen met een andere persoon de overval op de Praxis in Leeuwarden heeft gepleegd. De rechtbank overweegt dat het feit dat over de betrouwbaarheid van de informatie geen oordeel kan worden gegeven, niet betekent dat er sprake is van onbetrouwbare informatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de informatie concreet en specifiek naar persoon, plaats en strafbare gedraging. De politie heeft de informatie nader geverifieerd. De naam van verdachte is naar voren gekomen bij een eerdere overval op een Poiesz supermarkt. Een getuige van die overval heeft verklaard dat zij meende verdachte als één van de overvallers te herkennen. De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris uit de hem aangereikte informatie een redelijk vermoeden van schuld van verdachte heeft kunnen afleiden en aldus in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verlenen van een machtiging voor het tappen van de telefoon van verdachte.
(b) Bij de aanvraag voor een machtiging van de rechter-commissaris op 15 september 2010 voor het tappen van de telefoon van verdachte, wordt verwezen naar een proces-verbaal van de CIE, d.d. 3 september 2010, inhoudende: "een Leeuwarder Marokkaan genaamd [naam] heeft plannen om met anderen een overval te plegen". Dit proces-verbaal is niet bij de aanvraag gevoegd. In de aanvraag wordt tevens verwezen naar een tweede overval op de Poiesz in Leeuwarden, gepleegd op 11 september 2010. De rechtbank overweegt dat de overval, acht dagen na de CIE-melding, een indicatie kon zijn voor de betrouwbaarheid van de informatie van de CIE. Het feit dat verdachte uiteindelijk niet is vervolgd voor de overval op de Poiesz, is niet relevant voor de juistheid van de beoordeling van de rechter-commissaris op 15 september 2010. De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris op dat moment uit de combinatie van de melding en de overval een redelijk vermoeden van schuld van verdachte heeft kunnen afleiden en aldus in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verlenen van de gevraagde machtiging.
(c) De rechtbank is, mede gelet op de overwegingen onder (a) en (b), van oordeel dat het bevel van de officier van justitie tot stelselmatige observatie rechtmatig gegeven is.
(d) Met betrekking tot het bevel heimelijke afname van celmateriaal overweegt de rechtbank het volgende. Uit artikel 151b Sv volgt dat DNA-onderzoek in de regel plaatsvindt aan de hand van afgenomen celmateriaal van een verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan. Deze regel lijdt uitzondering indien sprake is van zwaarwegende redenen. Dan kan op grond van artikel 151b, vierde lid, Sv DNA-onderzoek ook plaatsvinden aan ander celmateriaal, zoals achtergelaten celmateriaal. Uit de wetsgeschiedenis en rechtspraak over artikel 151b, vierde lid, Sv volgt dat, naast de zwaarwegende redenen, het vereiste van ernstige bezwaren blijft bestaan.
Bij de vraag of er op 4 oktober 2010 sprake was van ernstige bezwaren tegen verdachte, overweegt de rechtbank dat voorafgaand aan die datum onder andere de volgende informatie voorhanden was: drie processen-verbaal van de CIE, d.d. 9 juni 2010, 17 juni 2010 en 3 september 2010, aangiften en getuigenverklaringen inzake de overvallen op de Praxis, d.d. 5 mei 2010 en de Poiesz, d.d. 11 september 2010, de uitwerkingen van tapgesprekken in de periode van 26 tot en met 29 september 2010, twee processen-verbaal van observeren, d.d. 28 en 29 september 2010 en een proces-verbaal van bevindingen inzake een getapt telefoongesprek tussen verdachte en [naam]. Laatstgenoemde belde naar verdachte nadat hij een ontbiedingsbrief van de politie had ontvangen om te verklaren over eventuele betrokkenheid bij de overval op de Praxis. De overvallen op de Praxis en de Poiesz vertoonden overeenkomsten met betrekking tot de werkwijze van de daders. De rechtbank is van oordeel dat uit de informatie die op 4 oktober 2010 voorhanden was ernstige bezwaren tegen verdachte konden worden afgeleid.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake was van zwaarwegende redenen die noopten tot het afwijken van de regel dat DNA-onderzoek plaatsvindt aan de hand van bij verdachte afgenomen celmateriaal. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat hiervan sprake kan zijn indien het onderzoeksbelang tijdelijke geheimhouding van het DNA-onderzoek vergt. Op basis van feiten en omstandigheden dient dan duidelijk te zijn dat de dader van een ernstig misdrijf binnen een bepaalde groep moet worden gezocht. Tevens moet het belangrijk zijn te voorkomen dat leden van deze groep elkaar informeren of anderszins beïnvloeden. De rechtbank overweegt dat uit de voorhanden zijnde CIE-informatie alsmede de processen-verbaal van observeren kon worden afgeleid dat de daders van de overvallen binnen een bepaalde groep moesten worden gezocht. De rechtbank acht het daarnaast aannemelijk dat het afnemen van celmateriaal bij verdachte ertoe zou leiden dat hij andere verdachte personen binnen zijn vriendengroep zou informeren. Naar het oordeel van de rechtbank waren er op 4 oktober 2010 zwaarwegende redenen aanwezig die het heimelijk afnemen van celmateriaal van verdachte rechtvaardigden.
(e) Op 20 januari 2011 is wangslijmvlies bij verdachte afgenomen. Verdachte heeft hiervoor op 18 januari 2011 een instemmingsverklaring ondertekend. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte is gewezen op zijn recht om zich bij deze beslissing te doen bijstaan door een raadsman en dat hij is gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een vormverzuim. Bij de beantwoording van de vraag of dit verzuim tot een rechtsgevolg moet leiden, acht de rechtbank de volgende omstandigheden relevant. Verdachte heeft sinds zijn aanhouding op 21 december 2010 geregeld contact met zijn advocaat gehad. Verdachte is op 23 december 2010 geconfronteerd met de resultaten van het DNA-onderzoek van het heimelijk afgenomen celmateriaal. Bovendien had de officier van justitie, indien verdachte niet vrijwillig had ingestemd, een dwangbevel voor de afname van het celmateriaal kunnen geven. Hoewel er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, acht de rechtbank het verzuim van geringe ernst. De rechtbank is van oordeel dat het vormverzuim niet hoeft te leiden tot één van de rechtsgevolgen zoals genoemd in artikel 359a Sv. De rechtbank volstaat met de vaststelling van het verzuim.
(f) Met betrekking tot de op 21 januari 2011 verleende machtiging voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie is de rechtbank, met verwijzing naar haar overweging onder (c) van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het verlenen van deze machtiging heeft kunnen komen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de onderzoeksresultaten van de voornoemde opsporingsmethoden rechtmatig zijn verkregen en mogen meewerken tot het bewijs van het ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot het subsidiaire verweer van de raadsvrouw overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de latex handschoen door een derde persoon op de plaats van het delict is gebracht. Uit het onderzoek van het NFI is gebleken dat het DNA-mengprofiel op het stuk latex slechts aan verdachte en slachtoffer [naam] kon worden gekoppeld. Dit stuk latex werd aangetroffen op de tape waarmee het slachtoffer was vastgebonden.
De rechtbank acht het evenmin aannemelijk dat verdachte richting zijn medegedetineerde slechts deed alsof hij de overval had gepleegd. Uit het proces-verbaal van bevindingen van opgenomen vertrouwelijke communcatie (OVC) blijkt dat verdachte gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop het stukje van de latex handschoen kapot was gegaan. De rechtbank overweegt dat deze details niet via een andere bron in het dossier terechtgekomen zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is er wel degelijk sprake van informatie die alleen een dader zou kunnen weten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
2. Ten aanzien van feit 2
2.1 De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen18 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 26 september 2010 belt verdachte met medeverdachte [naam], waarbij verdachte zegt: "He morgen moet actie wolla".19 Verdachte stelt voor om de volgende ochtend om 6.30 uur af te spreken20 en [medeverdachte] gaat daarmee accoord.21 De afspraak gaat niet door, omdat [medeverdachte] zich heeft verslapen.22 [medeverdachte] stelt voor dat verdachte op 28 september 2010 's avonds bij hem blijft slapen.23 Verdachte arriveert die avond om 23.40 uur bij de woning van [medeverdachte].2425
Op 29 september 2010 om 6.13 uur verlaten verdachte en [medeverdachte] de woning en rijden op hun scooters naar [adres] te Leeuwarden. Om 6.20 uur stallen zij hun scooters voor de centrale ingang van de percelen [adres]. Verdachte en [medeverdachte] houden zich enige tijd op in de omgeving van een flat tegenover de achterzijde van de C100026, lopen een paar keer heen en weer langs de laad- en losruimte van de C1000, steken een bruggetje over, staan even stil en lopen weer terug. Zowel bij het heen- als het teruglopen kijken zij bij de C1000 naar binnen.27 Zij zijn constant gefocust op de ingang van de laad- en losruimte van de C1000.28
Om 7.00 uur worden de deuren van de laad- en losruimte van de C1000 geopend. Op dat moment doen verdachte en [medeverdachte] de sjaals voor hun gezichten, lopen langs de openstaande deuren en kijken bij de C1000 naar binnen.29 Dan rijdt een politieauto verdachte en [medeverdachte] tegemoet.3031 Zij rennen naar hun scooters en rijden weg.32
2.2 Het verweer van de raadsvrouw
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van verdachte voor feit 2 bepleit. Zij stelt dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van een strafbare poging. Voor het al dan niet aannemen van een begin van uitvoering is de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging doorslaggevend. De raadsvrouw stelt dat de observanten alleen hebben waargenomen dat verdachte en zijn medeverdachte langs de openstaande deuren van de C1000 zijn gelopen en naar binnen hebben gekeken. Bovendien hebben zij geen aanstalten hebben gemaakt naar binnen te gaan en zijn door hen geen bedreigingen geuit. De raadsvrouw is van mening dat deze gedragingen niet kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering.
2.3 Bewijsoverwegingen
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het voor verdachte en zijn medeverdachte kennelijk belangrijk was om 's ochtends vroeg af te spreken. Het was kennelijk ook belangrijk voor hen om de laad- en losruimte van een supermarkt langdurig in de gaten te houden. Als de deuren van de laad- en losruimte dan opengaan, lopen verdachte en zijn medeverdachte richting de ingang, doen de sjaals voor hun gezichten en kijken naar binnen. Op het moment dat er een herkenbare politieauto aan komt rijden, rennen zij naar hun scooters en rijden weg.
De rechtbank overweegt dat winkels veelal omstreeks openings- of sluitingstijd worden overvallen, wanneer er nog geen klanten en weinig personeelsleden aanwezig zijn. Daarnaast maken overvallers zich veelal onherkenbaar door hun gezicht geheel of gedeeltelijk te bedekken. Geconfronteerd met de inhoud van het SMS-verkeer en de waarnemingen van het observatieteam heeft verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting geen aannemelijke en controleerbare verklaring gegeven voor zijn gedragingen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het lopen naar de ingang van de laad- en losruimte met de sjaal voor het gezicht naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden geacht als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Er is geen sprake van een vrijwillige terugtred, nu verdachte en zijn medeverdachte pas bij het zien van een herkenbare politieauto bij de supermarkt vandaan rennen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
3. Ten aanzien van feit 3
3.1 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de telefoon- en mastgegevens blijkt dat de Jumbo supermarkt te Veghel en de woning waar verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van het delict verbleven, binnen het bereik van dezelfde GSM-masten vallen. De aanwezigheid van verdachte bij de supermarkt kan daarom niet aan de hand van deze gegevens worden afgeleid. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het delict.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 mei 2010 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen E 25540,-, toebehorende aan Praxis Bouwmarkt gevestigd aan
de Centrale, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [naam] en [naam], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte en verdachtes mededader
-tegen die [naam] hebben gezegd (die zich bevond bij de
personeelsingang): "deur openmaken deur openmaken en "haal het alarm er af" en hierbij een bivakmuts droegen en een mes en een vuurwapen hebben getoond en
-die [naam] voor zich uit hebben geduwd naar de ruimte waar zich de kluis bevond en
-tegen die [naam] hebben gezegd:"naar de kluis" en "kluis openmaken" en
-de handen van die [naam] op de rug met ty-rap hebben vastgezet en
-tape op de mond van die [naam] hebben geplakt en de benen met tape aan elkaar hebben vastgeplakt en
-tegen die [naam] hebben gezegd "Dit is een overval, mee naar de kluis" en met een vuurwapen schoten hebben gelost en
-die [naam] een duw hebben gegeven waarbij zij met het hoofd tegeneen deur aanviel.
2.
hij op 29 september 2010 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld een of meer medewerkers van de aldaar aan [adres] gevestigde supermarkt genaamd C1000 te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de C-1000,
-om 06.13 uur naar de C1000 zijn gereden en hun scooters hebben gestald in de nabijheid van de C1000 en zich vervolgens enige tijd hebben opgehouden nabij een flat gelegen tegenover de C1000 en vervolgens
-naar de achterzijde van de C1000 zijn gelopen en
-op het moment dat de deuren van het laad- en los gedeelte aan de achterzijde van de C1000 werden geopend, een shawl voor het gezicht hebben getrokken en
-(vervolgens) in de C-1000 naar binnen hebben gekeken en
-zijn verdachte en/of verdachtes mededader vervolgens weggelopen toen een politieauto aan kwam rijden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
of
hij op 29 september 2010 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de aldaar aan [adres] gevestigde C1000, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van de aldaar aan [adres] gevestigde C1000, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededader,
-om 06.13 uur naar de C1000 zijn gereden en hun scooters hebben gestald in de nabijheid van de C1000 en zich vervolgens enige tijd hebben opgehouden nabij een flat gelegen tegenover de C1000 en vervolgens
-naar de achterzijde van de C1000 zijn gelopen en
-op het moment dat de deuren van het laad- en los gedeelte aan de achterzijde van de C-1000 werden geopend, een shawl voor het gezicht hebben getrokken en
-vervolgens in de C1000 naar binnen hebben gekeken en
-zijn verdachte en verdachtes mededader vervolgens weggelopen toen een politieauto aan kwam rijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
of
Poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij verdachte en zijn mededader gebruik hebben gemaakt van een vuurwapen en een mes. Het valt de rechtbank op hoe koelbloedig zij hierbij te werk zijn gegaan. De wachttijd voor het openen van de kluis brengt hen niet van hun stuk. Als de kluis geopend is, halen zij al het aanwezige papiergeld uit de kassaladen. Zij maken meer dan € 25.000 buit. Om zeker te zijn van een ongehinderde aftocht, binden zij één van de personeelsleden vast op een stoel en plakken zijn mond met tape dicht. Bij een ander personeelslid worden schoten afgevuurd met het vuurwapen. Daarna wordt zij geduwd, waardoor zij met haar hoofd tegen een deur valt.
De overval heeft grote fysieke en emotionele impact gehad op de slachtoffers. Ten gevolge van het gebeuren hebben zij zich onder begeleiding van een psycholoog moeten stellen en waren zij een tijd niet in staat te werken.
Verdachte is na zijn daad niet tot bezinning gekomen, want een paar maanden later probeert hij een volgende overval te plegen. Het is slechts aan adequaat ingrijpen van de politie te danken dat niet opnieuw winkelpersoneel het slachtoffer wordt van een overval door verdachte.
De strafbare feiten hebben plaatsgevonden in een periode waarin de stad Leeuwarden al eerder was opgeschrikt door gewapende overvallen op winkels. Op landelijk niveau heeft de bestrijding van overvalcriminaliteit sinds 2010 een hogere prioriteit gekregen, vanwege de maatschappelijke onrust die was ontstaan. Verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan deze onrust.
Verdachte blijft ter terechtzitting, ook na te zijn geconfronteerd met het bewijsmateriaal, weigeren zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de feiten. Hij heeft geen enkele blijk gegeven van enig berouw over zijn daden of compassie met de slachtoffers.
Ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten was verdachte achttien jaar oud. Er zijn geen psychische problemen of anderszins bijzondere persoonlijke omstandigheden bij verdachte vastgesteld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van zijn gedragingen.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is vervolgd. De reclassering onthoudt zich, vanwege de ontkenning door verdachte, van een strafadvies. Zij ziet geen mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van verdachte.
Van strafverminderende persoonlijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank hanteert landelijke oriëntatiepunten op grond waarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 34 maanden het uitgangspunt dient te zijn voor een gewapende overval, waarbij door meerdere personen is samengewerkt en waarbij meer slachtoffers zijn betrokken.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat er schoten zijn gelost met het vuurwapen, dat een slachtoffer weerloos is gemaakt door hem vast te binden en dat er een groot geldbedrag is buitgemaakt.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden.
Benadeelde partijen
1. Praxis-Doe-Het-Zelf-Center BV heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade, bestaande uit het eigen risico van de verzekering en de kosten van een nieuwe bril voor de werknemer, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor gedeeltelijke toewijzing vatbaar, zoals hieronder nader gespecificeerd.
Eigen risico verzekering: € 5.000,-
Vergoeding bril aan werknemer: € 510,-
Totaal € 5.510,-
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade, bestaande uit € 8.000,- aan omzetderving en € 8.358,25 aan kosten voor ziekteverzuim, onvoldoende is onderbouwd, ondanks dat de benadeelde partij zich met betrekking tot de vordering heeft laten bijstaan door een advocaat en een schade-expert. In dat licht bezien is de rechtbank van oordeel dat aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting ter nadere onderbouwing van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal dan ook bepalen dat het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
2. [benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
3. [naam] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Praxis-Doe-Het-Zelf-Center BV, gevestigd te 1112 XH Diemen, Eekholt 54, toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.510,- (zegge: vijfduizend vijfhonderdtien euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Praxis-Doe-Het-Zelf-Center BV, te betalen een som geld ten bedrage van € 5.510,- (zegge: vijfduizend vijfhonderdtien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 62 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer Praxis-Doe-Het-Zelf-Center BV, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.175,00 (zegge: vijfduizend éénhonderdvijfenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.175,00 (zegge: vijfduizend éénhonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2], [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.800,00 (zegge: éénduizend achthonderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.800,00 (zegge: éénduizend achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. P.M. van der Spek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2011.
Mrs. Post en Wolters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2010044476, gesloten op 22 maart 2011.
2 Het proces-verbaal van aangifte door [naam], d.d. 5 mei 2010, pagina 237.
3 Het proces-verbaal van verhoor van [naam], d.d. 5 mei 2010, pagina 246.
4 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van het op 5 mei 2010 bij Praxis aanwezige contante geld, d.d. 21 maart 2011, bijlage 06.
5 Het proces-verbaal van verhoor van [naam], d.d. 5 mei 2010, pagina 247.
6 Het proces-verbaal van verhoor van [naam], d.d. 5 mei 2010, pagina 247.
7 Het proces-verbaal van verhoor van [naam], d.d. 22 juni 2010, pagina 252.
8 Het proces-verbaal van bevindingen opname vertrouwelijke communicatie, d.d. 2 maart 2011, inhoudende een verklaring van verdachte, d.d. 2 februari 2011, pagina 532.
9 Het proces-verbaal van vergelijkend sporenonderzoek, d.d. 17 januari 2011, pagina 296.
10 Het proces-verbaal van verhoor van [naam], d.d. 5 mei 2010, pagina 260.
11 Het proces-verbaal van onderzoek, d.d. 4 juni 2010, pagina's 287, 288.
12 Het proces-verbaal van onderzoek, d.d. 4 juni 2010, pagina 292.
13 Het proces-verbaal van toestemming getuige tot DNA-onderzoek, d.d. 6 mei 2010, pagina's 281 en 282.
14 Het proces-verbaal van onderzoek, d.d. 17 januari 2011, pagina 297.
15 Het rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek door de NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, [naam], d.d. 8 december 2010, pagina's 316 en 318.
16 Het proces-verbaal van afname DNA door opsporingsambtenaar, d.d. 20 januari 2011, pagina's 323 en 324.
17 Het rapport van vergelijkend DNA-onderzoek door de NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, [naam], d.d. 23 februari 2011, pagina's 329.
18 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2010044476, gesloten op 22 maart 2011.
19 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een getapt telefoongesprek, d.d. 26 september 2010, 13.20 uur, pagina 343.
20 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een getapt SMS-bericht, d.d. 26 september 2010, 22.25 uur, pagina 345.
21 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een getapt SMS-bericht, d.d. 26 september 2010, 22.48 uur, pagina 348.
22 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een getapt SMS-bericht, d.d. 27 september 2010, 9.20 uur, pagina 350.
23 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een getapt SMS-bericht, d.d. 27 september 2010, 17.42 uur, pagina 352.
24 Het proces-verbaal van observeren, d.d. 28 september 2010, pagina 368.
25 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een getapt telefoongesprek, d.d. 28 september 2010, 23.41 uur, pagina 363.
26 Het proces-verbaal van observeren, d.d. 29 september 2010, pagina's 372 en 373.
27 Het proces-verbaal van verhoor van de verbalisant van het observatieteam, nummer 808, door de rechter-commissaris te Leeuwarden, d.d. 14 juni 2011.
28 Het proces-verbaal van verhoor van de verbalisant van het observatieteam, nummer 715, door de rechter-commissaris te Leeuwarden, d.d. 14 juni 2011.
29 Het proces-verbaal van observeren, d.d. 29 september 2010, pagina 373.
30 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 28 juli 2011.
31 Het proces-verbaal van verhoor van de verbalisant van het observatieteam, nummer 808, door de rechter-commissaris te Leeuwarden, d.d. 14 juni 2011.
32 Het proces-verbaal van observeren, d.d. 29 september 2010, pagina 373.