Motivering
Feiten
1.1 Eiser was als politieambtenaar werkzaam bij de regiopolitie Fryslân.
1.2 Bij besluit van 16 november 2009 heeft verweerder aan eiser wegens plichtsverzuim, bestaande uit het nuttigen van alcohol voorafgaand aan de dienst (op 29 september 2009), voorwaardelijk strafontslag verleend op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp en artikel 78, eerste lid, van het Barp. De straf van ontslag zal niet ten uitvoer worden gebracht als eiser zich gedurende twee jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3 Uit een mede door eiser ondertekend gespreksverslag van een gesprek tussen eiser, zijn teamchef [naam teamchef] (hierna: [A]) en groepchef [naam groepschef] (hierna: [B]) blijkt (onder meer) dat met eiser is afgesproken dat alcoholgebruik niet ten koste mag gaan van het werk, het eerder gedane aanbod om externe hulp te geven aan eiser nog steeds staat en eiser zich bij ziekte persoonlijk bij de leidinggevende dient ziek te melden. Bij een ziekmelding wordt een huisbezoek uitgevoerd door twee leidinggevenden van team 7. Eiser zal deze leidinggevenden op dat moment in zijn woning te woord moeten staan.
1.4 Uit een brief van [B] en [naam] (hierna [C]) van 4 maart 2010 aan [A] blijkt dat eiser zich op 3 maart 2010 omstreeks 8.30 uur heeft ziekgemeld bij het wijksecretariaat van team 7. Volgens [B] deelde de medewerker van het wijksecretariaat hem mee dat eiser had gezegd dat de leidinggevende, de voor die dag aangestelde operationeel commandant ([naam]), niet gestoord hoefde te worden. Voorts schrijft [B] dat hij toen ook dienst had.
1.5 Op 4 maart 2010 omstreeks 13.15 uur hebben [B] en [C] eiser thuis bezocht. Er werd niet open gedaan. Uit de onder 1.4 genoemde brief blijkt dat eiser die middag telefonisch contact met [B] heeft opgenomen en (onder meer) toen heeft gezegd dat hij echt ziek was, heeft gevloekt en [B] daarbij heeft uitgescholden.
1.6 Op 4 maart 2010 omstreeks 15.00 uur hebben [A] en [C] de woning van eiser bezocht. De deur werd niet opengedaan.
1.7 Op 9 maart 2010 heeft [A] samen met [B] eiser thuis bezocht. Over de schutting hebben zij met eiser gesproken, waarbij eiser, volgens een door [A] en [B] opgemaakt rapport, bij herhaling tegen [A] heeft gezegd dat hij haar dood zou maken.
1.8 Per brief van 10 maart 2010 heeft verweerder eiser bericht dat hij voornemens is eiser te schorsen en is eiser uitgenodigd om op 8 april 2010 mondeling zijn zienswijze kenbaar te maken. Eiser is voorts met onmiddellijke ingang buiten zijn functie gesteld.
1.9 Per brief van 15 april 2010 heeft verweerder eiser bericht dat hij voornemens is het voorwaardelijk opgelegde ontslag ten uitvoer te leggen vanwege het feit dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door de met hem gemaakte afspraken bij ziekte niet na te komen (onder meer het niet ziekmelden bij de leidinggevende, maar bij het secretariaat op 3 maart 2010) en doordat hij [B] heeft uitgescholden. Voorts heeft eiser zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim vanwege zijn gedrag jegens [A] op 9 maart 2010. Eiser is uitgenodigd om op 29 april 2010 mondeling zijn zienswijze kenbaar te maken.
1.10 Op 15 april 2010 heeft eiser zijn zienswijze gegeven omtrent het voornemen hem te schorsen. Uit een e-mailwisseling tussen de toenmalige belangenbehartiger van eiser en verweerder blijkt dat de op 15 april 2010 door eiser gegeven zienswijze ook wordt ingediend als reactie op het voorgenomen ontslag. Het geplande gesprek op 29 april 2010 heeft daarom geen doorgang gevonden.
1.11 Op 17 juni 2010 heeft eiser zich onderworpen aan een psychologisch onderzoek bij PDC Politiepoli. Uit het diagnostisch onderzoek blijkt dat eiser niet voldoet aan de volledige diagnose van PTSS (Post Traumatisch Stress Syndroom). Er kan wel worden gesproken van partiële PTSS. Sinds 2001 voldoet eiser aan de diagnose paniekstoornis met agorafobie.
1.12 Bij besluit van 15 juli 2010 heeft verweerder overeenkomstig zijn voornemen aan eiser ontslag verleend met ingang van de dag van ontvangst van dit besluit. Op 16 augustus 2010 heeft eiser het besluit ontvangen, waartegen hij vervolgens bezwaar heeft gemaakt.
1.13 Op 14 december 2010 heeft de Noordelijke Adviesraad Politie, Kamer Rechtspositionele Bezwaarschriften Politieregio's Groningen, Fryslân en Drenthe (hierna: NARP) verweerder geadviseerd om het door eiser gemaakte bezwaar tegen het ontslagbesluit van 15 juli 2010 ongegrond te verklaren. Volgens de NARP kan het niet ziekmelden bij de leidinggevende niet worden aangemerkt als plichtsverzuim. De uitlatingen van eiser op 4 maart 2010 en 9 maart 2010 kunnen volgens de NARP aangemerkt worden als ernstig plichtsverzuim dat eiser kan worden toegerekend.
1.14 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het strafontslag gehandhaafd onder overneming van het merendeel van het advies van de NARP. Anders dan de NARP heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het in strijd met de gemaakte afspraken ziekmelden bij het secretariaat ook als ernstig plichtsverzuim moet worden aangemerkt.