ECLI:NL:RBLEE:2011:BR4281
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in een flessentrekkerijzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit een strafzaak tegen de veroordeelde, die betrokken was bij flessentrekkerij. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 61.826,79 zou vaststellen als wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de bewijsmiddelen uit het eerdere vonnis van 24 juni 2011, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor het medeplegen van flessentrekkerij.
De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de behaalde omzet van het horecabedrijf dat door de veroordeelde werd gedreven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omzet, uitgaande van een verhouding van 3:1 tussen omzet en inkoopkosten, ongeveer € 75.000 bedroeg. Na aftrek van de inkoopkosten, die op € 28.760 werden geschat, resteerde een genoten voordeel van € 46.240.
Echter, de rechtbank heeft ook rekening gehouden met de vorderingen van benadeelde partijen, die in totaal € 49.148,87 bedroegen. Aangezien het in mindering te brengen bedrag hoger was dan het geschatte voordeel, heeft de rechtbank geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil moest worden gesteld. Hierdoor werd de vordering van de officier van justitie afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel en de afweging van vorderingen van benadeelde partijen in dergelijke zaken.