BTW
5.13 Liander heeft tevens gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.727,39 aan BTW over de vergoeding voor de illegaal afgenomen elektriciteit, over de energiebelasting en over de overige schadeposten.
5.14 Met betrekking tot de gevorderde BTW over de vergoeding voor de illegaal afgenomen elektriciteit overweegt de kantonrechter het volgende. Volgens Liander is het in rekening brengen van deze vergoeding in dit geval belast met BTW, omdat er een rechtstreeks verband bestaat tussen een door Liander verrichte levering en dienst en het te ontvangen bedrag. De vordering is derhalve primair gebaseerd op nakoming van een verplichting die voortvloeit uit de transportovereenkomst. Liander heeft in dit verband verwezen naar een arrest van 4 april 2007 van het gerechtshof te Leeuwarden (LJN BA2716), een arrest van het Hof van Justitie van de EU van 14 juli 2005 in de zaak C-435/03 (British American Tobacco International Ltd, Newman Shipping & Agency Company NV tegen Belgische Staat) en naar een arrest van het Hof van Justitie van de EU van 3 maart 1994, in de zaak C-16/93 (Tolsma).
5.15 In de kwestie die diende bij het gerechtshof te Leeuwarden ging het om de vraag of BTW verschuldigd is over gestolen stroom. Het gerechtshof heeft verwijzend naar de hiervoor aangehaalde uitspraak van 14 juli 2005 van het Hof van Justitie van de EU geconcludeerd dat geen BTW in rekening behoeft te worden gebracht over het door de netbeheerder geschatte illegale verbruik.
5.16 In de uitspraak van 14 juli 2005, waarin het ging om de diefstal van sigaretten uit een belastingentrepot in Antwerpen en waarbij bij aanslag betaling is gevorderd van de accijns en BTW voor de ontbrekende sigaretten, oordeelde het EU-Hof dat diefstal van goederen per definitie geen aanleiding tot enige financiële tegenprestatie geeft in het voordeel van de persoon die er het slachtoffer van is. Diefstal van goederen valt voorts niet onder het begrip "levering van goederen" in de zin van de zesde richtlijn (77/388). De pleger van de diefstal wordt enkel houder van de goederen, omdat geen overdracht of overgang van de macht van de goederen om als een eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken, heeft plaatsgevonden. Tenslotte gebiedt het beginsel van fiscale neutraliteit geenszins dat diefstal van goederen wordt gelijkgesteld aan levering van goederen en staat het niet in de weg aan de opvatting dat diefstal als zodanig geen aan BTW onderworpen handeling vormt, aldus het EU-Hof. Het EU-Hof heeft voorts overwogen dat echter wel BTW verschuldigd is in die gevallen waarin het gaat om de illegale invoer en levering van goederen als de in dat geding aan de orde zijnde tabaksfabrikaten die niet naar hun aard of op grond van hun bijzondere kenmerken verboden zijn. Het is namelijk niet uitgesloten dat deze goederen in het legale handelsverkeer worden gebracht en in de economische kringloop terechtkomen. BTW is in die gevallen verschuldigd, omdat na de diefstal het belastbare feit - de invoer of de levering van goederen - is ingetreden en de tegenprestatie voor deze handeling, die de maatstaf van heffing van belasting vormt, kon worden vastgesteld.
5.17 In de zaak Tolsma, waarin het ging om het in Nederland door Tolsma op de openbare weg ten gehore brengen van muziek met een draaiorgel en waarbij Tolsma voorbijgangers en winkeliers uitnodigde enig kleingeld in het hen voorgehouden mansbakje te doen, concludeerde het EU-Hof dat "(…) de term "diensten onder bezwarende titel" in artikel 2, sub 1, van de Zesde Richtlijn niet ziet op de activiteit bestaande in het op de openbare weg ten gehore brengen van muziek zonder dat hiervoor een vergoeding wordt bedongen, ook al verzoekt de betrokkene om geld en ontvangt hij zekere bedragen, waarvan de hoogte echter niet bepaald of bepaalbaar is." Het EU-Hof heeft in zijn arrest onder meer overwogen dat wanneer iemands werkzaamheden uitsluitend bestaan in het verschaffen van prestaties zonder directe tegenprestatie, een belastinggrondslag ontbreekt en deze prestaties niet aan BTW zijn onderworpen. Voorts is overwogen dat de belastinggrondslag voor een dienstverrichting bestaat in al hetgeen als tegenprestatie voor die dienst wordt ontvangen, en dat een dienstverrichting dus enkel belastbaar is wanneer er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenprestatie.
5.18 Kenmerk van de relatie van de afnemer van elektriciteit met de netbeheerder is dat de afnemer de beschikking krijgt over een aansluiting waarmee hij eenzijdig tot afname kan overgaan. Liander en [gedaagde] hebben, gelet op het in overweging 5.1 overwogene, daartoe een overeenkomst gesloten. Van een overeenkomst tot levering van elektriciteit tussen Liander en [gedaagde] is geen sprake. Echter, in dit geval is stroom buiten de meter afgenomen. De aldus aan de afnemer geleverde stroom wordt als gevolg daarvan aan de netbeheerder toebedeeld. De netbeheerder treedt daarmee in de plaats van de energieleverancier en wordt feitelijk de partij die elektriciteit aan de afnemer levert. Ter dekking van het netverlies moet de netbeheerder elektriciteit inkopen, waarvan Liander vergoeding heeft gevorderd. Weliswaar is sprake van diefstal van elektriciteit, waarover geen BTW is verschuldigd, echter naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een zodanig rechtstreeks verband tussen de door Liander verleende dienst (het verzorgen van het transport van elektriciteit naar de aansluiting van de afnemer) en de gevorderde vergoeding van de door Liander ingekochte elektriciteit, dat sprake is van een vergoeding voor een tegenprestatie, waarover BTW verschuldigd is. Naar het oordeel van de kantonrechter dient [gedaagde] deze BTW te vergoeden. De kantonrechter zal deze vordering daarom toewijzen.
5.19 Ten aanzien van de door Liander gevorderde BTW over de nader berekende transportdienst overweegt de kantonrechter dat Liander heeft aangegeven dat een naheffing van transportkosten niet aan de orde is. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.20 Met betrekking tot de over de energiebelasting gevorderde BTW overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
5.21 Met betrekking tot de over de overige schadeposten gevorderde BTW overweegt de kantonrechter dat de gevorderde BTW niet wordt toegewezen. De overige schadeposten zijn aan te merken als vermogensschade als bedoeld in artikel 6:96 BW. Over deze kosten is geen omzetbelasting verschuldigd.