ECLI:NL:RBLEE:2011:BR4273

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343436 \ CV EXPL 11-139
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid hoofdhuurder voor schade door energiefraude in huurwoning met hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 6 juli 2011 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Liander N.V. en een hoofdhuurder, hierna te noemen [gedaagde]. Liander, de regionale netbeheerder, vorderde betaling van schadevergoeding van [gedaagde] wegens energiefraude die plaatsvond in de door [gedaagde] verhuurde woning. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de transportovereenkomst, omdat er een hennepplantage was aangetroffen in de woning en illegaal elektriciteit was afgenomen. Liander had een onderzoek ingesteld naar de elektriciteitsmeter, waaruit bleek dat de verbruikte elektriciteit niet geregistreerd was. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade die Liander had geleden als gevolg van deze energiefraude, ook al was de woning onderverhuurd aan [onderhuurder]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet had aangetoond dat zij voldoende maatregelen had genomen om de schade te voorkomen en dat zij als contractant verantwoordelijk bleef voor de gedragingen van haar onderhuurder. Liander vorderde een totaalbedrag van € 23.345,23, inclusief BTW, voor de illegaal afgenomen elektriciteit en bijkomende kosten. De rechtbank wees de vordering toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure werden eveneens aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Sneek
zaak-/rolnummer: 343436 \ CV EXPL 11-139
vonnis van de kantonrechter d.d. 6 juli 2011
inzake
De naamloze vennootschap Liander N.V.,
voorheen genaamd N.V. Continuon Netbeheer,
hierna te noemen: Liander,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar, GGN Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. H.C.L. Crozier.
Procesverloop
1.1 Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft Liander gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 24.539,96 met rente en kosten.
1.2 [gedaagde] heeft bij antwoord, tevens houdende incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring, de vordering betwist.
1.3 Liander heeft zich bij antwoord in het incident gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
1.4 Bij vonnis van 1 december 2010 heeft de rechtbank beslist op de vordering van [gedaagde] tot de oproeping in vrijwaring. De rechtbank heeft toegestaan dat de heer [onderhuurder] (hierna te noemen: [onderhuurder]), wonende te [woonplaats], door [gedaagde] wordt gedagvaard. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de sector kanton, locatie Sneek, van deze rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaak en dat de zaak verwezen wordt naar de rolzitting van de sector kanton, locatie Sneek.
1.5 Vervolgens zijn partijen in de gelegenheid gesteld te repliceren en te dupliceren.
1.6 Daarna is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
1.7 Door Liander en [gedaagde] zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
De vaststaande feiten
2.1 Als gesteld en erkend dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat tussen partijen het volgende vast.
2.2 Liander is de regionale netbeheerder van de elektriciteitsnetten in de regio's Gelderland, Flevoland, Friesland, Noord-Holland en een gedeelte van Zuid-Holland. Liander heeft de aansluiting op het elektriciteitsnet van de woning van [gedaagde], staande en gelegen aan de [adres] te Amsterdam in stand gehouden.
2.3 Met ingang van 1 juni 2009 heeft [gedaagde] haar woning aan [onderhuurder] onderverhuurd. Zij hebben daartoe op 30 mei 2009 een huurovereenkomst gesloten.
2.4 Op 24 december 2009 is op verzoek van [X] te Amsterdam door een fraudespecialist van Liander een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander, op het onderhavige adres. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat door manipulatie de verbruikte elektriciteit ten behoeve van de aangetroffen hennepplantage niet door de elektriciteitsmeter is geregistreerd en dat als gevolg van deze handelwijze gevaar voor goederen te duchten is geweest.
2.5 De fraudespecialist van Liander heeft de elektriciteitsmeter verwijderd en de toevoer onderbroken.
2.6 Namens Liander is op 12 januari 2010 aangifte gedaan bij de politie. In de aangifte is onder meer vermeld:
"(…)
VERKLARING AANGEVER
De fraudespecialist (M08) constateerde op 24 december 2009 verboden handelingen aan de elektriciteitsmeter en trof het volgende aan:
De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de zegels van de huisaansluitkast vals (foto 2 en 3) was en de FLATkast waren verbroken. Hij zag namelijk dat op de FLATkast totaal geen zegels meer aanwezig waren. Alleen een medewerker van Liander mag deze zegels verbreken ivm werkzaamheden. (…) Na het verwijderen van het deksel van de huisaansluitkast en van de FLATkast zag hij dat op bevestigingsklemmen een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt (foto 4). Hij zag de deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit ervaring weet hij dat door een illegale aansluiting onder de zekeringhouders te maken, het mogelijk is meer vermogen af te nemen dan dat de contractueel overeengekomen en geïnstalleerde hoofdzekeringen zouden doorlaten. Hij weet dat daardoor schade en hinder werd veroorzaakt aan Liander N.V., omat de juiste tarievenregeling niet juist kon worden toegepast. Voorts heeft hij vastgesteld dat het gelijktijdig af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie.
(…)
De hiervoor genoemde fraudespecialist en de eerdergenoemde politieambtenaar hebben aan de hand van indicatoren (zie bijlage "Indicatoren gebruik hennepplantage" en "Opnameformulier energiefraude") vastgesteld dat er sprake is geweest van eerdere oogsten.
Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel in ieder geval in de periode van januari 2009 tot 24 december 2009. Dit betekent dat er in die periode vermoedelijk sprake is geweest van tenminste 4 eerdere oogsten. De aangetroffen teelt was tenminste 7 weken oud.
Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 87.098 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage (zie bijlage "berekening energieverbruik").
Buiten de illegaal afgenomen elektriciteit heeft Liander N.V. kosten gemaakt ten behoeve van onderzoek, herstel en administratie. Deze kosten zijn het gevolg van verwijtbare handelingen, waardoor het normaal registreren van de meetinrichting is verhinderd.
Het totaalbedrag dat de contractant hierdoor aan Liander N.V. verschuldigd is, bedraagt € 23.345,23 inclusief BTW. In de bijgevoegde factuur is het bedrag gespecificeerd.
Niemand had het recht of de toestemming van Liander N.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Liander N.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen. (…)"
2.7 Op het formulier "Aangetroffen feiten en omstandigheden die wijzen op meerdere oogsten" is onder meer vermeld:
"(…)
Eerdere oogsten: in overleg met [politieambtenaar], politieambtenaar, zijn wij tot de slotsom gekomen dat hier vermoedelijk tenminste 4 keer eerder is geoogst. Dit is gebaseerd op: Vuile koolstoffilters, veel stof op rotorbladen van ventilatoren, hennepaanslag op knipschaartjes, gevonden hennepresten op droogrekjes, veel stof in deursponning, kalkaanslag op grondzeil en bloempotten, productiedatum op gipsplaten, gevonden hennepresten in stofzuiger en de woning was totaal onbewoond."
2.8 In het formulier "Berekening verbruik kweekruimte A" is onder meer vermeld dat de groeicyclus 8 dagen en de bloeicyclus 63 dagen duurt en dat het daarbij behorende verbruik 327 kWh respectievelijk 252 kWh per dag bedraagt. Per kweek is het verbruik 18.474 kWh . Berekend is dat het totale verbruik voor de 4 eerdere kweken 73.896 kWh en het verbruik van de aangetroffen kweek (gebaseerd op 8 groeidagen en 42 bloeidagen) 13.187 kWh bedraagt. Het totale verbruik is berekend op 87.098 kWh.
2.9 In het formulier "Berekening verbruik kweekruimte B" is onder meer vermeld dat het totale verbruik van de in deze ruimte gekweekte hennep 14 kWh bedraagt. `
2.10 Liander heeft aan [gedaagde] ter zake van de onderhavige energiefraude een nota ter hoogte van € 23.345,23 inclusief BTW gezonden. Deze nota is tot op heden onbetaald gebleven.
Het standpunt van partijen
Liander
3.1 Liander heeft gesteld dat [gedaagde] jegens haar toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de transportovereenkomst. In de woning van [gedaagde] is een hennepplantage aangetroffen. Naar aanleiding van deze vondst heeft een bij Liandon Meetbedrijf c.q. Liander werkzame fraudespecialist op verzoek van en in samenwerking met de politie op het onderhavige adres een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de verbruikte elektriciteit niet door de elektriciteitsmeter is geregistreerd en dat er derhalve energiefraude heeft plaatsgevonden. Omdat het werkelijk verbruik niet kan worden vastgesteld aan de hand van de elektriciteitsmeter heeft Liander een schatting gemaakt van het verbruik. Liander heeft geconcludeerd dat ongeveer 87.098 kWh aan elektriciteit is verbruikt die niet door de meter is geregistreerd.
3.2 Liander heeft primair gevorderd dat [gedaagde] de contractueel gefundeerde verplichting tot betaling van de gefactureerde transportkosten, levering en de in de factuur gespecificeerde schadeposten nakomt. Subsidiair heeft Liander gevorderd dat [gedaagde] ingevolge artikel 6:74 BW alle schade die Liander door de tekortkoming van [gedaagde] heeft geleden vergoedt. Meer subsidiair heeft Liander haar vordering tot vergoeding van alle schade gebaseerd op een onrechtmatige daad. [gedaagde] heeft jegens Liander onrechtmatig gehandeld door elektriciteit van het net van Liander weg te nemen met het oogmerk zich dat wederrechtelijk toe te eigenen, althans door zich als afnemer te gedragen en onvoldoende maatregelen te treffen teneinde dat te voorkomen.
3.3 Liander vordert bij dagvaarding in hoofdsom een bedrag van € 23.345,23. Deze vordering bestaat uit een bedrag van € 15.494,65 aan geleverde elektriciteit, een bedrag van
€ 3.070,23 aan energiebelasting, een bedrag van € 1.052,96 voor de werkzaamheden die Liander heeft moeten uitvoeren als gevolg van de fraude, en een bedrag van € 3.727,39 aan BTW. Daarnaast vordert Liander vergoeding van wettelijke rente, over de periode van 27 januari 2010 tot en met 7 mei 2010 berekend op een bedrag van € 191,88 en van buitengerechtelijke kosten van € 1.000,-.
3.4 Bij repliek heeft Liander gesteld dat [gedaagde] haar ingevolge de tussen hen bestaande transportovereenkomst, de daarop van toepassing zijnde "Algemene voorwaarden 2006 voor aansluiting en transport kleinverbruikers" (hierna te noemen: de algemene voorwaarden) en de tussen hen geldende Netcode verplichtingen jegens Liander heeft geschonden doordat door [gedaagde] dan wel door derden, ten behoeve van het perceel waarvoor [gedaagde] een aansluiting heeft, illegaal elektriciteit van het net van Liander is afgenomen. Volgens Liander is dit [gedaagde] toe te rekenen en is zij als contractant aansprakelijk voor de schade die Liander dientengevolge heeft geleden, ook indien zij derden machtigt of in staat stelt om van de door Liander ter beschikking gestelde energievoorziening gebruik te maken. Meer subsidiair heeft Liander vergoeding van alle schade op grond van onrechtmatige daad gevorderd. Voorts heeft Liander gesteld dat het door de manipulatie van de meter niet mogelijk is het exacte verbruik te kunnen vaststellen, zodat zij de omvang van het verbruik heeft geschat. De fraudespecialist en de politieambtenaar hebben aan de hand van indicatoren vastgesteld dat er, buiten de aangetroffen teelt, vermoedelijk sprake is geweest van vier eerdere oogsten. Verder heeft zij gesteld dat [gedaagde] haar stellingen niet heeft onderbouwd. Met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten heeft Liander gesteld dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die de gevorderde incassokosten rechtvaardigen.
[gedaagde]
4.1 Bij antwoord heeft [gedaagde] zich verweerd tegen de vordering van Liander. Zij heeft primair gesteld dat Liander haar ten onrechte heeft gedagvaard, omdat zij de woning per 1 juni 2009 heeft onderverhuurd aan [onderhuurder]. Voorts heeft [gedaagde] gesteld dat zij niet betrokken is bij de gestelde hennepplantage, dat het onwaarschijnlijk is dat er vier eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, dat de grootte van de aangetroffen plantage onvoldoende duidelijk is geworden, terwijl dit wel van belang is voor de hoeveelheid elektriciteit die gebruikt moet worden en dat zij de fraudedeskundige niet deskundig acht. Volgens [gedaagde] heeft Liander haar vordering niet onderbouwd. Verder heeft [gedaagde] gesteld dat als Liander stelt dat zij feitelijk leverancier is geweest, zij ook dient te bekijken aan wie zij feitelijk heeft geleverd. Omdat Liander feitelijk aan [onderhuurder] heeft geleverd, dient zij hem ter betaling aan te spreken. [gedaagde] heeft tot slot de verschuldigdheid van BTW en buitengerechtelijke incassokosten betwist.
4.2 Bij dupliek betwist [gedaagde] een overeenkomst betreffende het transport van elektriciteit en een overeenkomst voor de feitelijke levering van elektriciteit met Liander te zijn aangegaan. Verder betwist [gedaagde] dat zij heeft gehandeld in strijd met de transportovereenkomst en de algemene voorwaarden, dat zij aanpassingen heeft verricht of heeft doen verrichten aan de aansluiting en/of meetinrichting en dat zij bekend was met de hennepplantage. Op het moment dat de hennepplantage werd aangetroffen, was [onderhuurder] huurder van de woning. Verder heeft [gedaagde] gesteld dat zij niet hoefde te vermoeden dat [onderhuurder] misbruik zou maken van de woning en dat zij daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld. De feitelijke levering van elektriciteit heeft plaatsgevonden aan [onderhuurder], zodat laatstgenoemde aansprakelijk dient te worden gesteld voor het geleverde. Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van schade op grond van onrechtmatige daad heeft [gedaagde] gesteld dat zij zich op geen enkele wijze onrechtmatig jegens Liander heeft gedragen en dat de gedragingen van [onderhuurder] ook niet krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening dienen te komen. Met betrekking tot het geschatte verbruik heeft [gedaagde] gesteld dat het onwaarschijnlijk is dat er vier oogsten zijn geweest. Dat [gedaagde] haar stellingen niet kan onderbouwen, is het gevolg van het feit dat [gedaagde] geen enkele betrokkenheid heeft bij de hennepplantage. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat Liander haar schade op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt. Tot slot betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van de door Liander gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
De beoordeling van het geschil
De overeenkomst
5.1 De kantonrechter overweegt ten aanzien van het al dan niet bestaan van een transportovereenkomst allereerst het volgende. [gedaagde] heeft het bestaan daarvan bij dupliek betwist. Liander heeft geen schriftelijk exemplaar van de transportovereenkomst, waarop zij zich heeft beroepen, overgelegd. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] niet heeft betwist dat zij voor aanvang van de onderverhuurovereenkomst met [onderhuurder] elektriciteit van een aanbieder op basis van een daartoe strekkende overeenkomst heeft afgenomen. Het systeem van de Elektriciteitswet 1998 en de daarin besloten liggende splitsing tussen de leverantie van elektriciteit en het netbeheer en het feit dat vaststaat dat Liander in Amsterdam is aangewezen als netbeheerder, brengt met zich mee dat [gedaagde] een overeenkomst met Liander heeft gesloten voor de aansluiting en het transport van de elektriciteit. Gesteld noch gebleken is dat deze overeenkomst met ingang van 1 juni 2009 is beëindigd en dat [onderhuurder] met ingang van die datum een dergelijke overeenkomst met Liander heeft gesloten. Het verweer van [gedaagde] treft ten aanzien van dit punt dan ook geen doel.
Tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst
5.2 Liander heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de transportovereenkomst. Zij heeft in dat verband verwezen naar de door haar gehanteerde algemene voorwaarden en naar de ingevolge de Elektriciteitswet van toepassing zijnde voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop netbeheerders en afnemers zich jegens elkaar dienen te gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit en de uitwisseling van meetgegevens, die zijn vastgelegd in de Netcode en de Meetcode.
5.3 [gedaagde] heeft betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de transportovereenkomst en dat zij in strijd met het bepaalde in de algemene voorwaarden heeft gehandeld, omdat zij de woning heeft onderverhuurd aan [onderhuurder] met ingang van 1 juni 2009. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.4.1 Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 is overwogen, is [gedaagde] als contractant degene die ten behoeve van een aansluiting met een maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80A een aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder is aangegaan. Ingevolge artikel 3.12 van de algemene voorwaarden is de contractant niet gerechtigd de rechten en verplichtingen uit de aansluit- en transportovereenkomst over te dragen aan een derde zonder schriftelijke toestemming van de netbeheerder. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] met het aangaan van de huurovereenkomst met [onderhuurder] haar rechten en verplichtingen uit de overeenkomst met Liander heeft willen overdragen aan [onderhuurder] en dat zij daarvoor toestemming heeft gevraagd aan Liander. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat [gedaagde] als contractant van Liander heeft te gelden.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] uit dien hoofde aansprakelijk is jegens Liander voor gedragingen van de onderhuurder, zijnde [onderhuurder]. [gedaagde] was als verhuurder gehouden er zorg voor te dragen dat de meter in goede en correct functionerende staat zou blijven. Uit de onder overweging 2.6 opgenomen verklaring van de aangever blijkt dat de op de meter aangebrachte zegels niet meer aanwezig waren en dat een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. De meter voldeed daardoor niet aan de minimale voorschiften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen. Evenmin kon de afgenomen elektriciteit via de elektriciteitsmeter worden geregistreerd.
5.4.2 Ingevolge de transportovereenkomst en de algemene voorwaarden is het de contractant niet toegestaan door middel van en/of met behulp van de installatie via het net dat door de netbeheerder wordt beheerd, hinder of schade te veroorzaken voor de netbeheerder en handelingen te verrichten of te doen verrichten waardoor de getransporteerde elektrische energie niet of niet juist kan worden vastgesteld dan wel een situatie te scheppen waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door de netbeheerder beheerde apparatuur wordt verhinderd of de tarievenregeling van de netbeheerder niet of niet juist kan worden toegepast.
5.4.3 [gedaagde] heeft in dit verband gesteld dat [onderhuurder] de woning huurde toen de hennepplantage werd ontdekt en dat in de betreffende huurovereenkomst is bepaald dat de huurder de woning als een goed huurder, en overeenkomstig de contractuele bestemming, tot woonruimte moet gebruiken en dat hij aan die bestemming geen wijziging zal geven. Voorts is in de huurovereenkomst bepaald dat het de huurder in het bijzonder is verboden om in het gehuurde enige nering, handel of huisindustrie te bedrijven c.q. uit te oefenen dan wel door anderen te laten bedrijven c.q. uitoefenen of te dulden dat dit gebeurt.
5.4.4 Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] met het enkel overleggen van de huurovereenkomst niet aannemelijk gemaakt dat zij in dit verband al het mogelijke heeft gedaan om de schade te voorkomen. [gedaagde] heeft daarmee niet aan haar zorgplicht als bedoeld in overweging 5.4.1 voldaan.
5.5 Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Liander. Liander heeft gesteld dat zij als gevolg van de tekortkoming door [gedaagde] schade heeft geleden. Liander heeft een bedrag van € 15.494,65 aan geleverde elektriciteit ("netverlies"), een bedrag van € 3.070,23 aan energiebelasting, een bedrag van € 1.052,96 voor de werkzaamheden die Liander heeft moeten uitvoeren als gevolg van de fraude, en een bedrag van € 3.727,39 aan BTW gevorderd. Zij heeft haar berekening gebaseerd op een geschat verbruik van 87.098 kWh gedurende de periode van januari 2009 tot 24 december 2009, uitgaande van 4 eerdere oogsten en de aangetroffen teelt van 7 weken oud. De kantonrechter zal hierna ingaan op de verschillende door Liander gestelde schadeposten.
Netverlies
5.6 De kantonrechter stelt voorop dat met betrekking tot de door Liander gevorderde schade geldt dat deze ingevolge artikel 6:97 BW dient te worden begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Omdat de hoogte van de schade in dit geval samenhangt met de hoeveelheid illegaal afgenomen en niet geregistreerde elektriciteit kan de exacte omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld. Om die reden zal de omvang van de schade worden geschat. De kantonrechter overweegt daarbij dat, nu het gaat om frauduleus handelen dat voor rekening van [gedaagde] behoort te komen, een eventuele onzekerheid omtrent het geschatte verbruik in haar risicosfeer ligt.
5.7 [gedaagde] heeft de deskundigheid van de fraudespecialist betwist door te stellen dat het vermoeden dat vier oogsten moeten hebben plaatsgevonden enkel is gebaseerd op aangetroffen plantenresten op droogrekjes, hennepaanslag op knipschaartjes, stof op rotorbladen van ventilatoren en deurposten, kalkaanslag op grondzeil en bloempotten, hennepresten in de stofzuiger en een vervuild koolstoffilter. [gedaagde] heeft daarbij aangevoerd dat [onderhuurder] de apparatuur tweedehands kan hebben aangeschaft en dat eerdere kweken met de apparatuur buiten de onderhavige woning kunnen hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] haar stelling echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt door bijvoorbeeld het overleggen van een verklaring van [onderhuurder]. In dit verweer ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat uitgegaan dient te worden van een lager aantal dan vier eerdere oogsten.
5.8 Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit het door Liander overgelegde rapport met voldoende zekerheid worden afgeleid dat sprake is geweest van 4 eerdere oogsten. In dit rapport staat dat aan de hand van het vuil op de koolstoffilters, de hoeveelheid stof op de rotorbladen van de ventilatoren, de hennepaanslag op de knipschaartjes, de gevonden hennepresten op de droogrekjes, de hoeveelheid stof in de deursponning, de kalkaanslag op het grondzeil en de bloempotten, de productiedatum op de gipsplaten, de gevonden hennepresten in de stofzuiger en het feit dat de woning totaal onbewoond was er van uitgegaan moet worden dat tenminste 4 keer eerder is geoogst. De kantonrechter merkt hierbij nog op dat de methode van schatting die Liander heeft gehanteerd, te weten aan de hand van de aangetroffen apparatuur en de situatie in de woning, een deugdelijke en gebruikelijke wijze van schatten is in zaken zoals deze en dat de onzekerheid, die bij een dergelijke schatting bestaat, zoals hiervoor reeds aangegeven, voor rekening en risico van de aangeslotene dient te blijven. De grootte van de aangetroffen plantage doet, anders dan [gedaagde] heeft gesteld, niet ter zake, nu Liander haar schatting heeft gebaseerd op de in de woning ten behoeve van de hennepplantage aanwezige apparatuur.
5.9 Op grond van het voorgaande zal uitgegaan worden van 4 eerdere oogsten en de aangetroffen kweek van 7 weken waarvoor een verbruik van 87.098 kWh geldt. De daarop gebaseerde vordering tot veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de geleverde elektriciteit ten bedrage van € 15.494,65 zal dan ook worden toegewezen.
5.10 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter niet toe aan een beoordeling van de vordering van Liander tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de geleverde elektriciteit op grond van artikel 6:162 BW.
Energiebelasting
5.11 Liander heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de door Liander aan de belastingdienst af te dragen energiebelasting over de aan [gedaagde] geleverde elektriciteit. Liander heeft in dat verband een bedrag van € 3.070,23 gevorderd. De kantonrechter zal deze vordering als onweersproken toewijzen.
Overige schadeposten
5.12 Liander heeft voorts gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.052,96 (exclusief BTW) ter zake van overige schadeposten. De overige kosten betreffen:
• Voorrijkosten (weekend en 's nachts) € 154,80
• Onderzoek meetinrichting € 154,80
• Uitbedrijf en inbedrijfstelling t/m 3x80A € 155,00
• Verlichten aansluiting (vanaf 3x80A) € 134,37
• Verbroken zegels (niet zijnde ijkzegels) € 41,19
• Administratiekosten € 412,80
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van deze kosten niet betwist, zodat de kantonrechter dit deel van de vordering zal toewijzen.
BTW
5.13 Liander heeft tevens gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.727,39 aan BTW over de vergoeding voor de illegaal afgenomen elektriciteit, over de energiebelasting en over de overige schadeposten.
5.14 Met betrekking tot de gevorderde BTW over de vergoeding voor de illegaal afgenomen elektriciteit overweegt de kantonrechter het volgende. Volgens Liander is het in rekening brengen van deze vergoeding in dit geval belast met BTW, omdat er een rechtstreeks verband bestaat tussen een door Liander verrichte levering en dienst en het te ontvangen bedrag. De vordering is derhalve primair gebaseerd op nakoming van een verplichting die voortvloeit uit de transportovereenkomst. Liander heeft in dit verband verwezen naar een arrest van 4 april 2007 van het gerechtshof te Leeuwarden (LJN BA2716), een arrest van het Hof van Justitie van de EU van 14 juli 2005 in de zaak C-435/03 (British American Tobacco International Ltd, Newman Shipping & Agency Company NV tegen Belgische Staat) en naar een arrest van het Hof van Justitie van de EU van 3 maart 1994, in de zaak C-16/93 (Tolsma).
5.15 In de kwestie die diende bij het gerechtshof te Leeuwarden ging het om de vraag of BTW verschuldigd is over gestolen stroom. Het gerechtshof heeft verwijzend naar de hiervoor aangehaalde uitspraak van 14 juli 2005 van het Hof van Justitie van de EU geconcludeerd dat geen BTW in rekening behoeft te worden gebracht over het door de netbeheerder geschatte illegale verbruik.
5.16 In de uitspraak van 14 juli 2005, waarin het ging om de diefstal van sigaretten uit een belastingentrepot in Antwerpen en waarbij bij aanslag betaling is gevorderd van de accijns en BTW voor de ontbrekende sigaretten, oordeelde het EU-Hof dat diefstal van goederen per definitie geen aanleiding tot enige financiële tegenprestatie geeft in het voordeel van de persoon die er het slachtoffer van is. Diefstal van goederen valt voorts niet onder het begrip "levering van goederen" in de zin van de zesde richtlijn (77/388). De pleger van de diefstal wordt enkel houder van de goederen, omdat geen overdracht of overgang van de macht van de goederen om als een eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken, heeft plaatsgevonden. Tenslotte gebiedt het beginsel van fiscale neutraliteit geenszins dat diefstal van goederen wordt gelijkgesteld aan levering van goederen en staat het niet in de weg aan de opvatting dat diefstal als zodanig geen aan BTW onderworpen handeling vormt, aldus het EU-Hof. Het EU-Hof heeft voorts overwogen dat echter wel BTW verschuldigd is in die gevallen waarin het gaat om de illegale invoer en levering van goederen als de in dat geding aan de orde zijnde tabaksfabrikaten die niet naar hun aard of op grond van hun bijzondere kenmerken verboden zijn. Het is namelijk niet uitgesloten dat deze goederen in het legale handelsverkeer worden gebracht en in de economische kringloop terechtkomen. BTW is in die gevallen verschuldigd, omdat na de diefstal het belastbare feit - de invoer of de levering van goederen - is ingetreden en de tegenprestatie voor deze handeling, die de maatstaf van heffing van belasting vormt, kon worden vastgesteld.
5.17 In de zaak Tolsma, waarin het ging om het in Nederland door Tolsma op de openbare weg ten gehore brengen van muziek met een draaiorgel en waarbij Tolsma voorbijgangers en winkeliers uitnodigde enig kleingeld in het hen voorgehouden mansbakje te doen, concludeerde het EU-Hof dat "(…) de term "diensten onder bezwarende titel" in artikel 2, sub 1, van de Zesde Richtlijn niet ziet op de activiteit bestaande in het op de openbare weg ten gehore brengen van muziek zonder dat hiervoor een vergoeding wordt bedongen, ook al verzoekt de betrokkene om geld en ontvangt hij zekere bedragen, waarvan de hoogte echter niet bepaald of bepaalbaar is." Het EU-Hof heeft in zijn arrest onder meer overwogen dat wanneer iemands werkzaamheden uitsluitend bestaan in het verschaffen van prestaties zonder directe tegenprestatie, een belastinggrondslag ontbreekt en deze prestaties niet aan BTW zijn onderworpen. Voorts is overwogen dat de belastinggrondslag voor een dienstverrichting bestaat in al hetgeen als tegenprestatie voor die dienst wordt ontvangen, en dat een dienstverrichting dus enkel belastbaar is wanneer er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenprestatie.
5.18 Kenmerk van de relatie van de afnemer van elektriciteit met de netbeheerder is dat de afnemer de beschikking krijgt over een aansluiting waarmee hij eenzijdig tot afname kan overgaan. Liander en [gedaagde] hebben, gelet op het in overweging 5.1 overwogene, daartoe een overeenkomst gesloten. Van een overeenkomst tot levering van elektriciteit tussen Liander en [gedaagde] is geen sprake. Echter, in dit geval is stroom buiten de meter afgenomen. De aldus aan de afnemer geleverde stroom wordt als gevolg daarvan aan de netbeheerder toebedeeld. De netbeheerder treedt daarmee in de plaats van de energieleverancier en wordt feitelijk de partij die elektriciteit aan de afnemer levert. Ter dekking van het netverlies moet de netbeheerder elektriciteit inkopen, waarvan Liander vergoeding heeft gevorderd. Weliswaar is sprake van diefstal van elektriciteit, waarover geen BTW is verschuldigd, echter naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een zodanig rechtstreeks verband tussen de door Liander verleende dienst (het verzorgen van het transport van elektriciteit naar de aansluiting van de afnemer) en de gevorderde vergoeding van de door Liander ingekochte elektriciteit, dat sprake is van een vergoeding voor een tegenprestatie, waarover BTW verschuldigd is. Naar het oordeel van de kantonrechter dient [gedaagde] deze BTW te vergoeden. De kantonrechter zal deze vordering daarom toewijzen.
5.19 Ten aanzien van de door Liander gevorderde BTW over de nader berekende transportdienst overweegt de kantonrechter dat Liander heeft aangegeven dat een naheffing van transportkosten niet aan de orde is. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.20 Met betrekking tot de over de energiebelasting gevorderde BTW overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
5.21 Met betrekking tot de over de overige schadeposten gevorderde BTW overweegt de kantonrechter dat de gevorderde BTW niet wordt toegewezen. De overige schadeposten zijn aan te merken als vermogensschade als bedoeld in artikel 6:96 BW. Over deze kosten is geen omzetbelasting verschuldigd.
De vordering in hoofdsom
5.22 Het voorgaande brengt mee dat aan hoofdsom toewijsbaar is:
• Aan netverlies (inclusief BTW) € 18.438,63
• Aan energiebelasting (inclusief BTW) € 3.653,57
• Aan overige schadeposten € 1.052,96
Dit betekent dat in totaal een bedrag van € 23.145,16 zal worden toegewezen.
De overige vorderingen
5.23 Tegen de bij dagvaarding gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter deze zal toewijzen, met dien verstande dat enkel een bedrag van
€ 190,24 zal worden toegewezen wegens een vermindering van het in hoofdsom toe te wijzen bedrag.
5.24 Liander heeft voorts gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft onder meer gesteld dat geen werkzaamheden zijn verricht anders dan die ter voorbereiding van deze procedure. De kantonrechter overweegt als volgt.
De kantonrechter hanteert het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Uit de door Liander overgelegde producties leidt de kantonrechter af dat de gemachtigde van Liander een enkele brief heeft verzonden aan [gedaagde]. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de kantonrechter de vordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten dan ook afwijzen.
5.25 [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Het daarbij aan salaris gemachtigde toe te kennen bedrag is gebaseerd op 3 procespunten (waarvan 1 punt voor de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident) à € 400,- per punt.
5.26 De hierna in het dictum vermelde kostenveroordeling betreft tevens de na dit vonnis gemaakte kosten en levert dus ook daarvoor een titel op. Liander heeft een bedrag van
€ 131,- dan wel een bedrag van € 199,- gevorderde indien betekening van het vonnis plaatsvindt. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal de gevorderde nakosten toewijzen. Voor het geval over de hoogte daarvan bij de executie een geschil zou rijzen, kan de rechter het bedrag van deze nakosten alsnog begroten op de voet van artikel 237, lid 4 Rv.
5.27 De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar. Omdat er sprake moet zijn van een redelijke termijn voor betaling, is de ingangsdatum veertien dagen na de betekening van dit vonnis.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Liander van een bedrag groot € 23.335,40 (zegge: drieëntwintigduizend driehonderd vijfendertig euro en veertig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 23.145,16 vanaf 8 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Liander begroot op € 1.200,- wegens salaris en op € 621,74 wegens verschotten;
bepaalt dat [gedaagde] de kosten van deze procedure binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan Liander voldoet en dat, indien [gedaagde] haar verplichting in deze niet nakomt, de kosten van dit geding worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de nakosten ten bedrage van € 131,- dan wel een bedrag van € 199,- indien betekening van het vonnis plaatsvindt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 222.