RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 350238 \ CV EXPL 11-2421
vonnis van de kantonrechter d.d. 19 juli 2011
De besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V.,
hierna te noemen: Intrum Justitia,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: AGC Gerechtsdeurwaarders,
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procederende in persoon.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft Intrum Justitia gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.679,32 met rente en kosten.
[gedaagde] heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek, waarbij in de vordering werd volhard, heeft [gedaagde] niet gedupliceerd.
Vervolgens is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
2. Intrum Justitia baseert haar vordering op de stelling dat Vodafone met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten om tegen betaling van de diensten van Vodafone, te weten het verlenen van telecommunicatiediensten, gebruik te maken. [gedaagde] is, ondanks diverse betalingsherinneringen en aanmaningen toerekenbaar tekort geschoten in haar betalingsverplichting jegens Vodafone. Vodafone heeft de overeenkomst tussentijds ontbonden wegens niet-nakoming door [gedaagde]. [gedaagde] is op grond van de algemene voorwaarden en de wet verplicht tot vergoeding van de schade die Vodafone als gevolg hiervan geleden heeft, te weten de misgelopen abonnementsgelden. Vodafone heeft de opeisbare vordering verkocht aan Intrum Justitia, waardoor Intrum Justitia eigenaresse is geworden van deze vordering. Intrum Justitia heeft er voor gekozen om de omvang van de geleden schade te beperken tot 75% van het gefactureerde bedrag. Intrum Justitia vordert nu van [gedaagde] € 1.439,57. Naast dit bedrag vordert Intrum Justitia rente, tot 23 februari berekend op € 39,75, en buitengerechtelijke incassokosten ad € 300,--.
3.1. [gedaagde] heeft bij antwoord daartegen aangevoerd dat zij na het afsluiten van het abonnement bij Vodafone in eerste instantie lage maandbedragen had. Later werden de maandbedragen flink hoger. [gedaagde] stelt dat zij contact heeft gezocht met Vodafone over haar hoge nota's. [gedaagde] is verteld dat zij haar abonnement beter aan kon passen. Na de aanpassing bleven de rekeningen stijgen. [gedaagde] heeft Vodafone verzocht specificaties te geven, maar heeft deze niet ontvangen.
3.2. [gedaagde] heeft bij Vodafone een betalingsregeling aangevraagd, maar Vodafone ging niet akkoord met haar voorstel. Het voorstel van Vodafone, minimaal € 201,89 per maand, was voor [gedaagde] financieel gezien niet haalbaar. [gedaagde] stelt dat zij vervolgens € 100,-- heeft overgemaakt, maar daar verder niets van gehoord heeft.
3.3. Het is [gedaagde] niet duidelijk waarom Vodafone op 2 april 2010 een nieuw abonnement afsluit, maar haar een maand later al afsluit en vervolgens een hoog bedrag in rekening brengt.
4.1. Bij repliek heeft Intrum Justitia haar vordering nader onderbouwd en de juistheid van het verweer van [gedaagde] gemotiveerd weersproken door in het geding te brengen een facturen- en betalingsoverzicht, kopieën van de openstaande facturen, inclusief belspecificaties en een uitdraai waaruit de inhoud van de overeenkomst blijkt. Intrum Justitia stelt dat de overeenkomst tussen [gedaagde] en Vodafone is ingegaan per 3 april 2008 voor een periode van 24 maanden, waarna de overeenkomst op 2 april 2010 is verlengd met nogmaals 24 maanden. Dit betreft een Vodafone Basis-2 abonnement € 50,00.
4.2. Intrum Justitia stelt dat Vodafone, na diverse aanmaningen en sommaties, de overeenkomst eenzijdig heeft ontbonden per 18 april 2010, voor de toekomst, wegens aanhoudend betalingsverzuim. [gedaagde] is op grond van de wet nu verplicht tot schadevergoeding van de schade die Vodafone lijdt doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. Vodafone heeft 25% van het factuurbedrag gecrediteerd, e.e.a. conform de zogeheten 'korte route'.
4.3. Intrum Justitia stelt dat Vodafone naast de maandelijkse bedragen ook variabele (gespreks)inkomsten genereert. Ook de hiermee corresponderende winst wordt in casu gederfd, doch vergoeding hiervan is niet separaat aan [gedaagde] in rekening gebracht. Daarnaast is volgens Intrum Justitia van belang, dat [gedaagde] van Vodafone bij het aangaan van de overeenkomst een mobiel telefoontoestel t.w.v. enkele honderden euro's om niet heeft ontvangen. Deze investering wordt door Vodafone gedaan vanuit de gerechtvaardigde verwachting, dat [gedaagde] nakomt waartoe zij zich heeft verbonden en dat de overeenkomst dus niet tijdig hoeft te eindigen.
4.4. Intrum Justitia erkent dat Vodafone het betalingsvoorstel van [gedaagde] heeft afgewezen; dit omdat Vodafone betaling van de openstaande som wenste in maximaal tien maandelijkse termijnen. Op dit tegenvoorstel van Intrum Justitia, namens Vodafone, heeft [gedaagde] niet gereageerd. Partijen zijn aldus geen regeling overeengekomen.
5. [gedaagde] heeft vervolgens niet meer gereageerd.
6. De beoordeling van het geschil
6.1. De berekening van Vodafone met betrekking tot de creditering van de resterende abonnementsgelden en de daaropvolgende vermindering van 25% conform de 'korte route' komt de kantonrechter niet onbegrijpelijk voor. De kantonrechter is echter met [gedaagde] van oordeel dat wel onbegrijpelijk is waarom het abonnement op 2 april 2010 met 24 maanden wordt verlengd, en dit verlengde abonnement zestien dagen later, te weten 18 april 2010, wordt ontbonden wegens aanhoudend betalingsverzuim aan de kant van [gedaagde]. Uit de dagvaarding wordt duidelijk dat [gedaagde] reeds sinds januari 2010 in verzuim was met haar betalingen. Het komt de kantonrechter als onbegrijpelijk en onredelijk voor om zo kort na de verlenging van een abonnement, dit abonnement te ontbinden wegens een betalingsverzuim dat al bestond voordat het abonnement met 24 maanden werd verlengd, en voorts bijna de gehele resterende abonnementsperiode - namelijk 23,5 maanden - bij [gedaagde] in rekening te brengen. Dat Vodafone dit bedrag zelf verminderd met 25% doet daar niets aan af. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering, ad € 730,09, daarom af.
6.2 De gevorderde bedragen over de maanden januari, februari, maart en april 2010 met een totaal van € 709,48 worden toegewezen, nu er door [gedaagde] geen verder verweer is gevoerd tegen deze vordering. Op dit bedrag wordt in mindering gebracht de betaling van
€ 100,-- door [gedaagde].
6.3 Als gevolg van de verminderde toewijzing in de hoofdsom verlaagt de kantonrechter de gevorderde rente tot €18,--. De verder te betalen rente wordt berekend over de resterende hoofdsom ad € 609,48 en zal worden toegewezen vanaf 24 februari 2011.
6.4 De kantonrechter wijst de buitengerechtelijke incassokosten toe voor een bedrag van € 150,--, nu de vordering in de hoofdsom en de toegewezen rente is verlaagd.
7. Nu beide partijen (deels) in het gelijk worden gesteld, acht de kantonrechter termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Intrum Justitia van een bedrag groot € 777,48 (zegge: zevenhonderdzevenenzeventig Euro en 48 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 609,48 vanaf 24 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.