ECLI:NL:RBLEE:2011:BR1294

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/924146-10 PROM
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en valsheid in geschrifte in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel, valsheid in geschrifte en het bezit van drugs. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het werven, vervoeren en uitbuiten van twee vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in de prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 februari 2010 tot en met 17 september 2010, samen met een mededader, [slachtoffer 1] heeft aangeworven en vervoerd met het oogmerk haar in Nederland te laten werken in de prostitutie. Dit gebeurde onder dwang, geweld en misbruik van haar kwetsbare positie. De verdachte heeft [slachtoffer 1] in Nederland ondergebracht en haar gedwongen om een schuld van 1000 euro terug te betalen voor de kosten van haar reis en verblijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1]. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het aanwerven van [slachtoffer 2] in Roemenië met het oogmerk haar in Nederland tot prostitutie te brengen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten, waaronder het opzettelijk gebruik maken van een vervalst rijbewijs en het bezit van hasjiesj. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en het in beslag genomen rijbewijs werd onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/924146-10
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 juli 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei, Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 28 juni 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging en aanvulling van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 17 september 2010
te Haarlem en/of Leeuwarden en/of (elders) in Nederland, en/of in Spanje en/of elders buiten Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A. (sub 1)
een ander, te weten [slachtoffer 1],
door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) of door
dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door
afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare
positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de
instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [slachtoffer 1], heeft (aan)geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en/of
B. (sub 3)
een ander, te weten [slachtoffer 1], heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die [slachtoffer 1] in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
C. (sub 4)
een ander, te weten [slachtoffer 1], met een van de onder A. genoemde
middelen, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder A.
genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
D. (sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, te weten
[slachtoffer 1]
en/of
E. (sub 9)
een ander, te weten [slachtoffer 1] met een van de onder A. genoemde
middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en/of
verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele
handelingen met of voor een derde
immers heeft/is verdachte met een of meer van zijn mededader(s) en/of alléén
-die [slachtoffer 1], toen zij nog in Spanje verbleef, gezegd haar te kunnen helpen met werk in Nederland, dat hier ramen zijn, dat verdachtes vriendin daar ook werkte, dat zij goed geld verdiende, dat het veilig was en dat [slachtoffer 1] geld kon verdienen in de Nederlandse prostitutie, dat verdachte en/of zijn mededader daarbij kon(den) helpen en/of
-geld overgemaakt naar Spanje zodat die [slachtoffer 1] vanuit Spanje naar Nederland kon komen en heeft verdachte haar, nadat zij in Amsterdam was aangekomen, haar in een taxi opgehaald en naar Haarlem gebracht en/of
-die [slachtoffer 1] onderdak verleend in de woning waar verdachte met zijn vriendin verbleef en/of waarvoor die [slachtoffer 1] de helft van de huur (500 euro) moest betalen (terwijl zij daar op een bank in de woonkamer sliep) en/of
-aan die [slachtoffer 1] condooms en/of werkkleding of geld daarvoor verstrekt en/of geld voor de huur van de werkkamer verstrekt en/of
-die [slachtoffer 1], nadat zij in Nederland was aangekomen, gezegd dat
zij een schuld van 1000 euro moest terugbetalen voor het vinden van werk voor
haar en/of
-die [slachtoffer 1] (daarnaast) voorgehouden/gezegd dat zij een (hoge) schuld bij verdachte en/of verdachtes mededader had (onder andere vanwege de reiskosten van Spanje naar Nederland en/of huur voor de woning en/of geld voor eten en/of huur voor de werkkamer en/of geld voor werkkleding en/of taxikosten) en moest terugbetalen en/of
-die [slachtoffer 1] meermalen (met de vuist) in het gezicht en/of tegen haar
ribbenkast en/of in haar buik- en/of maagstreek geslagen en/of gestompt en/of
-die [slachtoffer 1] bedreigd door haar de woorden te voegen -zakelijk weergegeven- dat zij en/of haar ouders zouden worden vermoorden en/of dat haar benen gebroken zouden worden en/of
-die [slachtoffer 1] gezegd dat zij verdachte en/of verdachtes mededader 6 dagen per week 50 euro per dag gedurende 6 maanden moest betalen en/of
-die [slachtoffer 1] meermalen geld aan verdachte en/of verdachtes mededader laten afdragen
een en/of ander terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of
onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of met de
Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna)
niemand in Nederland kende
en/of/aldus
bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hem/hen afhankelijk was;
(artikel 273f lid 1 aanhef en onder sub 1 en/of sub 3 en/of sub 4 en/of sub 6
en/of sub 9 en/of lid 2 en/of lid 3 aanhef en onder sub 1 van het Wetboek van
Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2010 tot en met 24 november 2010, althans in de maand november 2010, in elk geval in het jaar 2010, in Roemenië, in elk geval buiten Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 2], heeft aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers heeft/is verdachte met een of meer van zijn mededader(s) en/of alléén
-die [slachtoffer 2] in een auto vanuit Roemenië naar Nederland gebracht en/of
-voor die [slachtoffer 2] een werkkamer geregeld in Nederland (Deventer);
(artikel 273f lid 1 aanhef en onder sub 3 en/of lid 2 en/of lid 3 aanhef en onder sub 1 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in de periode van 26 november 2010 tot en met 28 november 2010, althans in de maand november 2010,
in de gemeente Leeuwarden en/of de gemeente Haarlem, althans in Nederland,
zich opzettelijk mondeling en/of bij geschrift jegens [slachtoffer 1] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een rechter of (politie)ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden,
terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk tijdens (een) telefoongesprek(ken) en/of door middel van (een) sms-bericht(en) tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij -zakelijk weergegeven- haar aangifte moest intrekken en/of met betrekking tot haar aangifte moest zeggen dat zij de geliefde van verdachte was en het door jaloezie zover was gekomen,
terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat [slachtoffer 1] (weer) door de politie en/of een rechter-commissaris zou worden gehoord met betrekking tot haar aangifte.
(artikel 285a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 14 december 2010
te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 69 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(artikel 3 aanhef en onder C ivm artikel 11 lid 2 van de Opiumwet)
5.
hij op of omstreeks 8 december 2010, althans in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 14 december 2010, in elk geval in het jaar 2010,
te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst nationaal rijbewijs van Moldavië, -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat rijbewijs toonde en/of kon tonen als hij een auto bestuurde en door de politie werd gecontroleerd en/of dat rijbewijs heeft overhandigd of getoond toen er een (aanrijdings)formulier ingevuld moest worden (nadat verdachte een aanrijding had veroorzaakt)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
-de ondergrondbedrukking, vaste gegevens op dit rijbewijs, was aangebracht middels een afwijkende techniek en/of
-dit rijbewijs qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte beveiligingstechnieken niet in overeenstemming was met een origineel, door de Moldavische autoriteiten afgegeven, rijbewijs van dit model en/of
-bij aanstraling met een ultraviolette lichtbron dit rijbewijs een ander ultraviolet beeld te zien gaf ten opzichte van een origineel rijbewijs van dit model en/of
-op dit rijbewijs, dat was voorzien van een foto van verdachte, de naam [naam] vermeld stond, in elk geval een andere naam dan die van verdachte.
(artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
- onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen rijbewijs.
Beoordeling van het bewijs
Bijzondere opsporingsbevoegdheden
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de informatie verkregen door middel van bijzondere opsporingsbevoegdheden uitgesloten moet worden van het bewijs nu in het dossier de schriftelijke bevelen tot de inzet van die opsporingsbevoegdheden enkel in samenvattende vorm zijn toegevoegd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Uitgangspunt is dat de officier van justitie verantwoordelijk is voor de samenstelling van het procesdossier. In beginsel beslist de officier van justitie welke bescheiden tot het procesdossier behoren (artikel 126 aa, lid 1 Sv). Dat geldt ook voor de informatie welke uit de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden is verkregen, waarbij toevoeging dient te geschieden voor zover deze voor het onderzoek in de zaak van betekenis is. In dat laatste geval kan de officier van justitie volstaan met de melding welke bijzondere opsporingsmethoden zijn ingezet.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat in deze zaak tapverslagen deel uitmaken van het procesdossier en dat tevens in een afzonderlijk proces-verbaal de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen, te weten het tappen van telefoongesprekken, is verantwoord. Tevens is de verdediging in de gelegenheid gesteld het BOB-dossier, zoals deze zich als te doen gebruikelijk op het parket van de officier van justitie bevindt, in te zien.
De rechtbank constateert dat de verdediging ruimschoots de tijd heeft gehad het BOB-dossier in te kunnen zien. De verdediging heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt dat de verdediging te allen tijde recht heeft op kopieën van alle BOB-stukken, geen onvoorwaardelijke steun vindt in het recht.
Voorts heeft de verdediging niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de belangen van de verdediging zijn geschaad. Voor zover de verdediging heeft willen bepleiten tot de uitsluiting van de desbetreffende tapverslagen van het bewijs, bestaat hiervoor alleen daarom al geen aanleiding. Los daarvan is de rechtbank van oordeel dat het verdedigingsbelang niet is geschonden door deze werkwijze van het openbaar ministerie, nu de verdediging vooraf inzagemogelijkheid heeft gehad in de desbetreffende BOB-stukken. Ook overigens heeft de raadsvrouw geen, dan wel onvoldoende steekhoudende argumenten aangedragen voor nader onderzoek, die zouden nopen tot aanhouding van deze zaak. De rechtbank heeft daartoe ook zelf geen reden gevonden. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Feit 1.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer 1] vrijwillig de prostitutie is ingegaan en ook vrijwillig werkzaam in de prostitutie is gebleven. [slachtoffer 1] was niet afhankelijk van verdachte en van dwang, bedreiging of mishandeling was geen sprake. Naar de mening van de raadsvrouw blijkt niet uit het dossier dat verdachte op enige wijze beter is geworden van het feit dat [slachtoffer 1] in de prostitutie werkzaam was. Het oogmerk tot uitbuiting bij verdachte acht zij dan ook niet bewezen op basis van dit dossier. Derhalve dient een vrijspraak te volgen voor het onder 1. ten laste gelegde feit.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte2, inhoudende:
[slachtoffer 1] heeft geld aan [mededader] gevraagd. Er is 400 of 500 euro gestuurd. Ik geloof dat ik het geld aan [naam 1] heb gestuurd via de Western Union. [slachtoffer 1] en [naam 1] zijn met de bus naar Amsterdam gekomen. Ik heb ze toen opgehaald. Ik ben met de taxi naar het busstation gegaan. Ze zijn me nog ongeveer 80 euro schuldig voor de taxi. Ze zijn bij [mededader] en mij gaan wonen. Afgesproken werd dat we de huur zouden delen. De huur bedroeg 1000 euro per maand. Ook de kosten voor het eten werden verdeeld. [slachtoffer 1] had [mededader] 250 euro gevraagd voor de werkkamer. [mededader] heeft [slachtoffer 1] kleding geleend.
Er is wel afgelost. Ik weet niet hoeveel er is afgelost. Er zijn ook betalingen aan [mededader] geweest.
Het geld is inderdaad aan mij gegeven. Dit was het geld dat [slachtoffer 1] nog schuldig was aan [mededader]. Het ging om 500 euro. Dit geld heb ik van [slachtoffer 1] gekregen.
2. De verklaring van verdachte3, inhoudende:
Ik leef van de verdiensten van mijn vriendin [mededader]. Dit geld verdient zij in de prostitutie.
3. De verklaring van verdachte4, inhoudende:
Ik heb meerdere vriendinnen. Dat klopt. Ik heb het uitgemaakt met [mededader]. Ik heb toen een relatie met [slachtoffer 2] gekregen. Wat later kwam ik [mededader] weer tegen en toen kon ik niet meer tussen beiden kiezen. Een maand terug kwam ik [naam 3] tegen. Ook met haar heb ik een relatie. Ik heb nu drie liefjes met wie ik een seksuele relatie heb.
Ik heb in Nederland nooit gewerkt. Zoals ik al zei, ik heb helemaal geen geld.
4. De verklaring van verdachte5, inhoudende:
De kosten voor de auto, zoals verzekering, wegenbelasting e.d., worden door de meiden betaald, want zij maken feitelijk gebruik van de auto.
5. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]6, inhoudende:
Ik ben naar Spanje gegaan om werk te vinden in februari 2010. Ik was een week in Spanje. Op 26 februari 2010 was ik in Nederland. Een jongen met wie ik naar Spanje was gegaan, [naam 1], had contact met [verdachte] via internet. Ik heb [verdachte] ook gesproken via de telefoon. Hij wist dat ik werk zocht en hij zei dat hij me daarmee in Nederland kon helpen. [verdachte] zei dat hier in Nederland ramen waren en dat zijn vriendin daar ook werkte, dat het veilig was en dat zij mij hiermee wilde helpen. Ik heb vervolgens ook zijn vriendin [mededader] gesproken die bij de ramen werkte. Zij zei dat het veilig was en zij wilde me daarmee helpen. Ik zou werkkleding krijgen.
De politie vraagt: Dus [verdachte] heeft aan jou gevraagd om hier in Nederland in de prostitutie te komen werken?
Ja, dat klopt. Ik had geld nodig en in Nederland kende ik niemand. [verdachte] vertelde dat zijn vrouw goed geld verdiende.
Ik heb in Nederland geld gekregen van haar om de kamer te huren. Toen vroeg ze geen geld. Later zei ze tegen mij dat ik haar iedere dag 50 euro moest betalen. Ik heb in Roemenië nooit in de prostitutie gewerkt. Toen [verdachte] erover begon ben ik er voor het eerst over gaan nadenken. [verdachte] heeft mij geld gestuurd om naar Nederland te komen. Hij heeft 400 euro overgemaakt naar mij via Western Union. Ik ben met een bus naar Nederland gekomen. Ik kwam aan in Amsterdam. [verdachte] heeft me daar opgehaald met de taxi. Ik ben met een vriend meegereisd. We gingen naar de woning van [verdachte], in [adres] te Haarlem. De vrouw van [verdachte], [mededader], was ook in het huis. [verdachte] vertelde mij dat ik hem 1000 euro moest terugbetalen, omdat hij me heeft geholpen om mij in Nederland te laten komen en voor werk te zorgen. In Nederland hoorde ik pas dat ik hem die 1000 euro moest betalen. Ik zei hem dat ik het geld niet had. Hij zei mij dat ik dat zou gaan verdienen als ik aan het werk was. Ik schrok daar erg van. Daarna heb ik hem nog 1200 à 1300 euro betaald voor het geld dat hij me had opgestuurd en voor andere kosten. Dat bedrag hield in 400 euro voor de reis naar Nederland, 500 euro voor de huur van de woning, 150 euro voor de werkkamer en de taxikosten.
Ik sliep in de woonkamer van de woning. Ik had niet veel privacy. Ik sliep op de bank. Ik had geen sleutel van de woning, die had [verdachte].
Ik ben de volgende dag nadat ik was aangekomen in Nederland begonnen met werken. [mededader] heeft me de weg gewezen bij het Poortje. Zij heeft namens mij met de baas gesproken. Ze gaf me condooms en werkkleding. Een werkdag was van 12.00 uur tot 00.00 uur. [verdachte] vroeg steeds geld aan mij om te lenen. [mededader] vroeg dit ook steeds. De schuld waarover de eerste avond werd gesproken had ik al snel afbetaald. Toen ze voor een paar dagen naar Roemenië gingen vroegen ze geld aan mij. [verdachte] heeft een andere auto gekocht en vroeg toen geld aan mij. En voor de verjaardag van [mededader] en voor de boodschappen. Het is bij elkaar in ieder geval meer dan 1000 euro. Er zijn geen afspraken gemaakt over het geleende geld.
Het zal 18 juni 2010 zijn geweest. Ik heb een vriendin van mij meegenomen, [naam 4]. [verdachte] ging staan en begon mij te slaan met beide handen. Hij sloeg mij in het gezicht, in mijn ribben, mijn buik en mijn maag. Hij deed dit met gebalde vuisten. Ik voelde pijn. [verdachte] zei dat hij me wilde vermoorden en dat ik naar de hel moest gaan.
[verdachte] zei mij dat ik hem 700 euro moest geven zodat hij naar Roemenië kon gaan. Ik zei hem maar 200 euro te hebben. Ik heb van een ander meisje 500 euro geleend. Zij heet [naam 5]. Toen [naam 5] en haar vriend er waren om het geld te geven, heeft [verdachte] mijn vriendin [naam 4] en de jongen uit Roemenië naar beneden gestuurd om het geld te pakken. [naam 5] wilde mij eerst zien. Ik ging mee met [naam 4] en de Roemeense jongen. Toen [naam 5] mij zag, wilde ze me meenemen. Dit ging niet, want de Roemeense jongen hield me vast.
[verdachte] vertelde me dat hij me mee zou nemen naar Roemenië en dat ik het niet zou overleven. Hij zei dat hij zijn vrienden zou bellen en hij zei dat hij die vrienden naar mijn familie zou sturen om ze te vermoorden. Hij zei dat als ik nog langer in Nederland zou willen blijven, ik hem zes dagen per week 50 euro per dag zou moeten betalen gedurende zes maanden. [verdachte] zei dat ik niet naar de politie moest gaan. Hij zei dat hij geen problemen bij de grens wilde hebben en als dat wel zou gebeuren, hij naar mijn ouders zou gaan of een vriend zou bellen die naar mijn ouders zou gaan. [verdachte] vertrok naar Roemenië. Ik ben naar [naam 4] gegaan en ben bij haar gaan wonen. Ik heb twee weken lang de 50 euro per dag betaald. Ik was bang voor mijn familie.
Toen [verdachte] en [mededader] terug waren in Nederland wilden ze nog steeds dat ik geld aan hen gaf. Ik zei tegen hen dat ik alles nu wel had betaald. Twee weken geleden is [mededader] bij mijn raam gekomen bij het Poortje en zei dat ze het geld wilde hebben vanaf de dag dat ik niet meer heb betaald.
6. De verklaring van [slachtoffer 1]7, inhoudende:
Ik werd bedreigd door [verdachte]. Ook ben ik telefonisch bedreigd, niet alleen door [verdachte] maar ook door [mededader]. Zo'n bedreiging hield in dat ze mijn benen zouden breken. Ik ben hier niet gekomen om mishandeld te worden of om geld te moeten afstaan.
7. De verklaring van [mededader]8, inhoudende:
[verdachte] heeft 400 euro aan [naam 1] voor de reis van [slachtoffer 1] overgemaakt. Ze kwam samen met haar vriend. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] en [naam 1] opgehaald van het busstation in Amsterdam. [slachtoffer 1] moest het geld van de reis, de huur, het eten en alles wat zij nodig had om te beginnen met werken terugbetalen aan [verdachte]. Ik heb gevraagd aan de baas of een nieuw meisje mocht en kon komen. Het gebied heet het Poortje.
Toen ik naar Spanje vertrok moest ze me nog 800 euro betalen. Normaliter had zij nog een schuld van 1000 euro bij mij, maar toen ik naar Spanje vertrok vroeg ik haar 200 euro. Zij was genoodzaakt mij dit bedrag te geven, omdat ik niet genoeg voor de reis had. Het was mijn geld en ze moest dit geven. [verdachte] vroeg [slachtoffer 1] om geld wat ons samen toekwam. [verdachte] had geen geld. Mijn geld was zijn geld en andersom. Het was ons geld.
8. De verklaring van [mededader]9, inhoudende:
V: Het viel ons op dat [verdachte] aan jou vraagt hoeveel klanten je hebt gehad, maar dat hij dat ook aan andere vrouwen vraagt. Hoe zit dat?
A: Ja, hij vroeg dit misschien om mij te laten voelen dat ik niet veel geld verdiende. Hij zei de hele tijd, waarom maken zij wel geld en jij niet?
V: Je hebt al gezegd dat hij geen geld heeft.
A: Hij heeft toch meerdere vriendinnen? Als de ene niets heeft, heeft de andere toch wel wat?
9. De verklaring van [naam 5]10, inhoudende:
Op een gegeven moment wilden [verdachte] en [mededader] het geld van [slachtoffer 1] afpakken. Voor zover ik weet wilden ze aan het eind van elke week geld hebben van [slachtoffer 1]. Minimaal 400 euro elke week. Ik heb dit van [mededader] gehoord. [mededader] heeft tegen mij gezegd dat [slachtoffer 1] haar nog duizenden euro's moest geven. [verdachte] had dit weer tegen [mededader] gezegd. Maar het is niet waar. [mededader] heeft ervoor gezorgd dat [slachtoffer 1] naar Nederland kwam en dat heeft wel geld gekost, maar dat had ze allang terugbetaald. [verdachte] was altijd aan het opscheppen dat hij vrouwen uit Roemenië haalde en ze hier liet werken en dat hij daar geld voor wilde hebben. Ze waren erop uit al het geld dat [slachtoffer 1] verdiende af te pakken. Ja, dat heeft [mededader] tegen mij gezegd.
[slachtoffer 1] heeft me een keer gebeld en gevraagd 500 euro te lenen, anders zou ze afgemaakt worden. [verdachte] had dit geld nodig om naar Roemenië te gaan. [slachtoffer 1] belde me rond 2 of 3 uur in de nacht op en huilde en vroeg of ze 500 euro van me kon lenen. Ze klonk erg overstuur. [slachtoffer 1] kwam naar beneden met een Roemeense man, genaamd [naam 10]. Hij was de chauffeur van [verdachte]. Ik zag dat [slachtoffer 1] er slordig uit zag. Haar haar zat in de war. Ik zag dat haar ogen dik waren van het huilen. Ik zag dat ze kapot was en amper meer kon praten. Ik zei tegen [slachtoffer 1] dat ze met mij moest in de auto. De chauffeur vond dit niet goed. Ik zei tegen de chauffeur dat hij moest beloven dat [slachtoffer 1] niet meer geslagen werd. Hij zei dat hij zijn best zou doen. Ik heb het geld aan haar gegeven. Later vertelde [slachtoffer 1] dat ze door [verdachte] in elkaar was geslagen en was geschopt.
Verder wist ik dat [slachtoffer 1] elke dag 50 euro overmaakte naar hem. Ik heb op een gegeven moment tegen haar gezegd dat ze moest stoppen. Dat heeft ze ook gedaan. Dit was ergens in juli 2010.
10. De verklaring van [naam 6]11, inhoudende:
In juni 2010 zijn [verdachte] en [mededader] vertrokken uit Haarlem. We hadden ze een aantal maanden niet gezien. Opeens was [mededader] in september in Haarlem en bezocht de werkplek van [slachtoffer 1]. Daarom heeft ze pas in september aangifte gedaan. De aangifte had te maken met de ruzie en het schandaal van juni 2010 waarover ik niet verder wil verklaren. In juni was ik in de woning van [verdachte] en [mededader]. In de woning verbleef [slachtoffer 1] dat moment. [slachtoffer 1] vroeg me mee te gaan, ze was bang voor [verdachte]. Ik ben na het werk naar haar woning gegaan. Dat was rond 23.00 a 24.00 uur. De ruzie was op dat moment al gaande. Ik vertrok 3 à 4 uur later, toen het begon te escaleren. De volgende dag vroeg [slachtoffer 1] of ze bij me kon wonen. Ik wil niets verklaren over de mishandeling.
11. Het proces-verbaal van bevindingen12, inhoudende:
In het verhoor gaf getuige [naam 6] aan dat ze niet wilde getuigen. Ik, verbalisant [naam 11], vroeg na het verhoor aan getuige wat zij zou doen als de rechter-commissaris haar zou oproepen als getuige te verschijnen. Hierop gaf zij aan dat ze zou antwoorden op de gestelde vragen. Zij gaf aan dat het klopte dat zij getuige was van de mishandelingen door [verdachte] en dat zij daarover ook niet zou gaan liegen. Letterlijk zei zij: '[verdachte] weet dat ik het gezien heb.'
12. De verklaring van [naam 7]13, inhoudende:
Ik heb wel vaker meisjes naar hun werk gebracht in Leeuwarden en Heerenveen. Ik bedoel hiermee dat ik meisjes die in de prostitutie werkten naar hun werk bracht of ophaalde. Ik haalde en bracht de meisjes naar hun werk op eigen verzoek of in opdracht van [verdachte]. Af en toe kreeg ik eens wat. Ik kreeg dan geld van [verdachte]. De meisjes betaalden me niet. Ik kreeg wel eens een pakje sigaretten van hen. Ik was niet bij hen in dienst namelijk. Ik deed zaken met [verdachte] en niet met de meisjes.
U vraagt mij wat voor werk [verdachte] doet. Hij speelt/gokt in het casino. Hij werkt niet. Ik ben verschillende keren met hem mee geweest naar het casino. [verdachte] verloor meestal geld.
13. De verklaring van [naam 8]14, inhoudende:
[naam 7] is de vaste chauffeur van [verdachte]. [verdachte] drinkt veel. Hij houdt van gokken. Hij heeft hierdoor in Roemenië veel schulden gemaakt. Als [verdachte] gedronken heeft, wordt hij vervelend. Ik heb wel eens gezien dat hij in een dronken bui hardhandiger was ten opzichte van de vrouwen. Dan duwde hij ze hardhandig van zich af. Dat vrouwen wel eens een schop onder hun achterste hebben gekregen van [verdachte], heb ik wel eens gezien.
14 . Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag15, inhoudende:
(...)
[naam 9]: Juist. Ik zei nog tegen haar aan de telefoon. Ze heeft niets gedaan daar.
[verdachte]: Het is vanzelfsprekend. Ik wist dat.
[naam 9]: 35 euro maar, 35 euro omdat ze met een vent wat was gaan drinken en die gaf haar 35 euro.
[naam 9]: Je snapt dat ze weten dat ik het weet.
[verdachte]: Wie weet wat voor een club of discotheek.
[naam 9]: Ze zei dat als ik dat wil, maakt zij foto's en laat het mij zien hoe die lui poker aan het spelen zijn. Misschien speelt men daar wel poker maar ze zijn daar zeker niet gegaan om te neuken.
[verdachte]: Bij god, wat is dat dan [naam 9].
[naam 9]: Ik verdien met deze geen cent, de kamer niet en ook de schuld zal ik niet af kunnen betalen. Ik zeik op haar!
[verdachte]: Vriend, ik bel je over vijf minuten, omdat ik varkens schouderkarbonade met polenta maak.
[naam 9]: Spreek jij met [naam 3] man, dat zij haar voor maandag, dinsdag en woensdag daar iets regelt, zodat ik van mijn schuld afkom.
[verdachte]: Ik ga het wel zeggen, maar ik geloof niet dat het haar lukt. Ik denk haast niets. Ik beloof niets.
[naam 9]: Praat met [naam 3]. [naam 3] is een beste meid, vraag haar dat ze het tenminste voor die maandag, dinsdag en woensdag iets regelt, en dan haal ik haar hier uit of mijn lul weet wat ik doe, ik laat haar doen wat ze wil.
[verdachte]: Ik spreek je daarna wel
[naam 9]: Ik laat haar dan aan jou over. Als het jou lukt om haar in te pakken dan doe je dat en anders zie je wel wat je met haar doet.
[verdachte]: Over wie heb je het?
[naam 9]: Over deze, als het jou lukt, haal jij er wel geld uit. Ik heb haar hoe dan ook van jou gekregen. Wees gerust, je bent toch niet gek? Als het mij niet gelukt is, misschien lukt het jou wel.
15. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag16, inhoudende:
[verdachte]: Ik laat je nu. Ik ben in Heerenveen. Ik heb geen cent, ik troggel wat geld van haar af, zodat ik binnenbanden van mijn auto, mijn lul.
[naam 9]: Zij geeft je wel geld. Ze heeft ook tegen mij gezegd dat ze dat gaat doen, zodat je binnenbanden kan kopen.
16. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag17, inhoudende:
[verdachte]: Luister, die idiote heeft geen cent verdiend, zelfs de kamer niet. Zie maar wat jullie gaan doen. Heb jij je kamer er wel uit?
[slachtoffer 2]: ja
[verdachte]: Bravo, die trut doet al vier dagen niets. Ik zweer het je.
Ik heb haar eerst naar Almelo gebracht, van Almelo heb ik haar naar Deventer verhuisd, en nu is het daar ook niet goed. Wat moet ik dan, moet ik heel Nederland af gaan?
[slachtoffer 2]: Maar jij hebt gezegd dat ik hier moest blijven.
[verdachte]: Je blijft daar! Dit is geen doen, verdomme! Het kan niet meer zo! Zie wat je doet, haal maar een voor 100-150 binnen. Nog een stuk of twee drie. Je moet haar helpen. Je gaat niet slapen tot jullie de kamers eruit hebben gehaald!
[slachtoffer 2]: Ik ga niet slapen, wees gerust.
[verdachte]: Als dat niet eerder dan 7 uur lukt, dan blijven jullie op dat 7 uur! Ja?!
[slachtoffer 2]: Ja
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Instemming van een slachtoffer om zich te prostitueren is niet relevant wanneer een in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht genoemd middel is toegepast. De rechtbank is -anders dan de raadsvrouw- op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat in het geval van [slachtoffer 1] middelen zijn toegepast en dat de door de raadsvrouw gestelde vrijwilligheid van [slachtoffer 1] daarmee -als dit al zou komen vast te staan- niet ter zake doet. Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit het voorgaande -in onderlinge samenhang bezien- blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] heeft aangeworven en meegenomen en zich ook schuldig heeft gemaakt aan de overige ten laste gelegde onderdelen van feit 1., waaronder dat hij voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1].
Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte haar heeft voorgesteld om in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Verdachte heeft in zijn verklaring bevestigd dat hij haar busreis van Spanje naar Nederland heeft betaald en dat [slachtoffer 1] bij hem en zijn vrouw [mededader] kon wonen. [mededader] heeft een werkkamer en werkkleding voor [slachtoffer 1] bij seksinstelling 't Poortje geregeld.
Verdachte heeft op de eerste avond in Nederland aan [slachtoffer 1] laten weten dat ze hem de reiskosten, de helft van de huur, de boodschappen en alles wat zij nodig had om te beginnen met werken moest terugbetalen. Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij hem 1000 euro moest betalen, omdat hij haar had geholpen naar Nederland te komen en heeft gezorgd voor werk. Het totale bedrag dat [slachtoffer 1] verdachte en [mededader] verschuldigd was bedroeg ongeveer 2200 euro. Meteen de volgende dag is [slachtoffer 1] begonnen met werken in de prostitutie om deze schuld af te betalen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte en [mededader] haar steeds om geld vroegen, leningen waarover nooit afspraken werden gemaakt over de terugbetaling. Uit de verklaring van [naam 5] blijkt dat verdachte en [mededader] het geld van [slachtoffer 1] wilden afpakken. Ze zou hen nog duizenden euro's schuldig zijn. Ook bevestigt [naam 5] dat [slachtoffer 1] een periode elke dag 50 euro heeft overgemaakt naar verdachte en dat zij de 500 euro voor verdachte heeft gebracht, nadat [slachtoffer 1] haar hierom had gevraagd. [slachtoffer 1] klonk toen erg overstuur. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte haar die avond heeft mishandeld en haar onder meer heeft gedreigd haar familie te vermoorden. Ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte haar heeft mishandeld kan worden gevonden in de verklaringen van [naam 6] en [naam 5].
Uit de verklaringen van verdachte en [mededader] volgt dat beiden hebben verklaard dat [slachtoffer 1] hen nog steeds geld is verschuldigd, terwijl [slachtoffer 1] en [naam 5] hebben verklaard dat de schuld al is afbetaald.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij het vaststellen van de dwang de context waarin de handelingen van verdachte plaatsvinden van belang. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat sprake is geweest van een schuldrelatie met de verdachte. Uit deze schuldrelatie is een zekere mate van onvrijheid en afhankelijkheid ontstaan voor [slachtoffer 1], die naar het oordeel van de rechtbank kan worden beschouwd als een vorm van dwang. Ook blijkt uit het voorval in juni 2010 dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1].
Voorts heeft verdachte [slachtoffer 1] tewerkgesteld in de seksinstelling het Poortje te Haarlem, gelijk de dag na haar aankomst in Nederland. [slachtoffer 1] kende op dat moment niemand in Nederland tot wie zij eventueel haar toevlucht kon nemen. Zij had geen kennis van het land en was de taal niet machtig. Ook was ze niet op de hoogte van de werkwijze van de seksinstellingen in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de gegeven omstandigheden misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1].
Bij de overtuiging van de rechtbank dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1], weegt de rechtbank onder andere mee het tapgesprek van verdachte met [naam 9]. Uit het tapgesprek tussen verdachte en [naam 9] blijkt dat [naam 9] voorstelt dat verdachte een meisje van hem overneemt, omdat hij niets aan haar verdient. Hij denkt dat het verdachte wellicht lukt om geld aan haar te verdienen. Uit de verklaring van [naam 5] blijkt dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij vrouwen uit Roemenië haalde en ze hier liet werken en daar geld voor wilde hebben. Voorts blijkt uit het voorgaande dat verdachte en [mededader] geld hebben ontvangen van [slachtoffer 1], terwijl [slachtoffer 1] geen schulden meer bij hen had. Bovendien blijkt uit het voorgaande dat [slachtoffer 1], los van haar schulden aan verdachte en [mededader], een bedrag van 1000 euro moest betalen aan verdachte, omdat hij haar had geholpen naar Nederland te komen en voor werk had gezorgd.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt op grond van de bovenstaande overwegingen duidelijk dat verdachte economisch voordeel heeft genoten door zijn handelen, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van geweld, bedreiging met geweld en misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] in Nederland. Verdachte heeft gehandeld met de intentie [slachtoffer 1] uit te buiten.
Uit de stukken in het dossier blijkt tevens dat verdachte nauw en bewust samenwerkte met een ander, te weten [mededader]. [mededader] heeft een werkkamer en werkkleding voor [slachtoffer 1] geregeld. Daarnaast heeft ze een rol gehad bij het controleren van [slachtoffer 1] en bij het afdragen en innemen van geld.
De rechtbank acht derhalve de onder 1. ten laste gelegde mensenhandel in vereniging gepleegd wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer 2] in november 2010 in Nederland in de prostitutie heeft gebracht. Nu [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij reeds vanaf augustus 2007 in Nederland werkzaam was in de prostitutie, kan er geen bewezenverklaring volgen, aldus de raadsvrouw. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde feit.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen18 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van [naam 7]19, inhoudende:
We zijn rond 23 of 24 november 2010 naar Nederland gereden. We reden via Timisoaru of Arad. Vervolgens naar Hongarije, Oostenrijk en Duitsland. In Nederland zijn we de grens overgegaan. Vanuit Deventer zijn we doorgereden naar Leeuwarden. U vraagt mij of ik alleen met [verdachte] naar Nederland ben gekomen. Volgens mij was er een meisje bij genaamd [slachtoffer 2]. Zij lag op de achterbank van de auto te slapen. [slachtoffer 2] is volgens mij dezelfde als die ik ook [slachtoffer 2] noem.
2. De verklaring van [mededader]20, inhoudende:
De laatste keer kwam [slachtoffer 2] met [verdachte] in de auto met [naam 7]. [slachtoffer 2] had al in de prostitutie gewerkt en zij wilde in de prostitutie werken. [slachtoffer 2] ging naar huis alleen voor twee dagen voor haar paspoort.
3. De verklaring van [slachtoffer 2]21, inhoudende:
Ik heb ongeveer zeven maanden geleden de keuze gemaakt om in de prostitutie te gaan werken, omdat het meer verdiend. Ik ben hier alleen gekomen om achter de ramen te werken. Ik had geen paspoort. Ik heb nu een paspoort en een ID-kaart.
4. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag22, inhoudende:
Desgevraagd zegt [verdachte] dat hij nu vertrokken is. [mededader] vraagt of [slachtoffer 2] haar spullen meegenomen heeft. [mededader] zegt dat als ze nu vertrokken zijn, ze morgen tegen deze tijd hier zullen zijn. [naam 7] zou 130 kilometer op de snelweg rijden, zegt [verdachte]. [mededader] vraagt hem niet via Breda te komen, want daar zullen ze meteen opgepakt worden. [verdachte] zegt dat ze dan via Oberhausen zullen komen, maar dat er geen problemen zullen zijn, aangezien ze een Nederlands kenteken hebben.
[verdachte] zegt dat gebeld moet worden voor een kamer voor [slachtoffer 2]. [mededader] zegt dat zij zelf niet kan bellen, omdat ze haar telefoonnummer kennen. Ze zijn eens dat ze iemand anders moeten vragen om voor een kamer te bellen.
5. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag23, inhoudende:
[verdachte] vraagt [mededader] om iemand te laten bellen voor [slachtoffer 2]. Als [mededader] het niet zelf regelt zal [verdachte] iemand vragen om voor [slachtoffer 2] te bellen. [mededader] zegt dat zij morgenochtend iemand zal vragen om voor [slachtoffer 2] te bellen.
6. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag24, inhoudende:
Desgevraagd bevestigd [verdachte] dat ze de grens over zijn. [mededader] informeert of het meisje slaapt. Het antwoord is nee.
7. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag25, inhoudende:
[verdachte] zegt dat ze in Oostenrijk zijn aangekomen en dat [slachtoffer 2] slaapt. [verdachte] zegt dat de reis veel gekost heeft en dat [mededader] morgen 150 a 200 euro moet verdienen, zodat zij de reis terug verdient. [mededader] wordt boos en zegt hem niet zo te praten waar het meisje bij is, want het meisje zou daarbij vreemde gedachten kunnen krijgen. Het kan [verdachte] niet schelen wat het meisje wel of niet denkt.
8. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag26, inhoudende:
Desgevraagd zegt [verdachte] dat ze al in Duitsland zijn. Ze zijn ongeveer een uur geleden in Duitsland aangekomen.
9. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag27, inhoudende:
Desgevraagd zegt [verdachte] dat ze nu dicht bij de grens moeten zijn. [mededader] zegt dat [verdachte] moet bellen als ze in Nederland zijn.
10 Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag28, inhoudende:
[verdachte] heeft nog 12 kilometer tot Deventer. [mededader] moet zich klaar maken om te vertrekken.
11. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag29, inhoudende:
[verdachte]: Hoe gaat het [verdachte]a?
[slachtoffer 2]: Niets, ik ben naar een andere kamer verhuisd.
[verdachte]: Ben je naar een andere kamer verhuisd?
[slachtoffer 2]: Ja, die kamer had ik alleen voor gisteren.
[verdachte]: En? is deze kamer beter?
[slachtoffer 2]: Net als de andere.
[verdachte]: Wat is er met je?
[slachtoffer 2]: Niets
[verdachte]: Niet zo teleurgesteld zijn. Vandaag is er weer een nieuwe dag.
[slachtoffer 2]: Ja, het is een nieuwe dag.
[verdachte]: ja?
[slachtoffer 2]: (instemmend geluid)
[verdachte]: Nou, vandaag verdien je ook wat, je stelt ons niet meer teleur he?
[slachtoffer 2]: Denk jij dat ik niet gisteren gewild heb? Je moet weten dat ik de hele tijd zou willen verdienen.
[verdachte]: Nou, het is niet anders. Nou, laat maar. We zien het wel! Kom op!
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze al enige tijd werkzaam was als prostitué in Nederland. Ze ging voor een paar dagen terug naar Roemenië, omdat ze problemen had met haar paspoort. Daarna kwam ze terug naar Nederland om haar werkzaamheden in de prostitutie voort te zetten. [slachtoffer 2] is samen met verdachte en chauffeur [naam 7] op 23 en 24 november 2010 teruggereden naar Nederland. Voorts blijkt dat verdachte [mededader] de opdracht heeft gegeven een werkkamer voor [slachtoffer 2] te regelen. Uit het tapgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 2] van 26 november 2010 komt duidelijk naar voren dat [slachtoffer 2] ondertussen weer werkzaam is als prostitué.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit bovenstaande bewijsmiddelen -in onderlinge samenhang bezien- dat er sprake is van het aanwerven en meenemen van [slachtoffer 2] met het oogmerk om haar in Nederland tot prostitutie te brengen. Hierbij werkte verdachte nauw en bewust samen met anderen, te weten [mededader], die de werkkamer regelde, en [naam 7], die optrad als chauffeur van Roemenië naar Nederland. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er geen sprake is geweest van het beïnvloeden van de getuige door verdachte. Het is onduidelijk of de sms-berichten afkomstig zijn van verdachte. Mocht de rechtbank dat wel aannemelijk vinden, merkt de raadsvrouw op dat uit de telefoontaps en sms-berichten niet blijkt dat sprake is van het inboezemen van angst. De raadsvrouw pleit voor vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde feit.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen30 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte31, inhoudende:
V: We hebben de basis van de aangifte nu met je besproken. Wat was de reden voor jou om contact op te nemen met [slachtoffer 1] en met haar over de aangifte te spreken?
A: Er was geen bepaalde reden dat ik met [slachtoffer 1] ging praten via internet of de telefoon. Zij vertelde me dat ze naar de politie was geweest. Ik hoefde mij geen zorgen te maken, want ze zou de aangifte intrekken. Ze vertelde dat ze een fout had gemaakt.
2. De verklaring van verdachte32, inhoudende:
V: Het volgende gesprek wordt je voorgelezen, dit gesprek vond plaats op 26 november 2010, van 13.29.25 - 13.37.29 uur, waaronder: '[verdachte] zegt dat [slachtoffer 1] er goed aan zou doenals zij de aangifte in wilde trekken.'
A: Het klopt dat ik dit gesprek heb gehad met [slachtoffer 1].
.
3. De verklaring van [slachtoffer 1]33, inhoudende:
V: ben je nadat je aangifte hebt gedaan tegen [verdachte] [verdachte] door hem op de een of andere manier bedreigd of geïntimideerd?
A: Ja, hij heeft mij diverse malen gebeld en sms-berichten gestuurd om te proberen een afspraak met mij te maken. [verdachte] zei tegen mij in diverse telefoongesprekken dat ik tegen de politie moest zeggen dat ik de aangifte intrek en dat ik zijn ex-vriendin ben.
V: Was jij bang voor [verdachte] als hij jou belde, in de periode nadat je aangifte had gedaan tegen hem?
A: Ik was wel bang. Ik heb hem steeds gezegd dat ik de aangifte zou intrekken, dat is daarmee bezig was, omdat ik hem tevreden wilde houden. Maar ik wil de aangifte absoluut niet intrekken.
4. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag34, inhoudende:
Object: natuurlijk persoon
[verdachte]
[slachtoffer 1]
Object: ICT nummer:
[nummer 1], GSM
[nummer 2], GSM
[verdachte] wil nu weten of [slachtoffer 1] inderdaad bij de politie is geweest of niet. [slachtoffer 1] zegt dat zij wel bij de politie is geweest. [verdachte] zegt dat ze iets moeten doen om al dat gedane ongedaan te maken. Stel dat de politie hem aanhoudt en daar krijgt hij problemen mee. [slachtoffer 1] zegt dat het niet meer gaat gebeuren, omdat zij zelf naar de politie is geweest en gezegd heeft dat ze niet wil dat de politie maatregelen neemt, omdat ze niet wil dat haar ouders het te weten komen. [verdachte] wil toch alles recht zetten en wil niet dat hij problemen gaat krijgen. Hij heeft ook toekomstplannen en wil niet dat die worden gedwarsboomd. [slachtoffer 1] verzekert hem dat hem niets zal overkomen.
5. Het schriftelijk bescheid, te weten een sms-bericht35, inhoudende:
Object: natuurlijk persoon
[verdachte]
[slachtoffer 1]
Object: ICT nummer:
[nummer 1], GSM
[nummer 2], GSM
[slachtoffer 1] lieverd, neem op. Laten we kijken wat we gaan doen met de aangifte. Wat is er met jou aan de hand, ik heb je toch niet lastig gevallen.
6. Het schriftelijk bescheid, te weten een sms-bericht36, inhoudende:
Object: natuurlijk persoon
[verdachte]
[slachtoffer 1]
Object: ICT nummer:
[nummer 1], GSM
[nummer 2], GSM
Zo papa's meisje, eet ik je oogjes op, maar je moet goed weten wat je gaat zeggen.
7. Het schriftelijk bescheid, te weten een sms-bericht37, inhoudende:
Object: natuurlijk persoon
[verdachte]
[slachtoffer 1]
Object: ICT nummer:
[nummer 1], GSM
[nummer 2], GSM
Je moet zeggen dat je mijn geliefde was en door jaloezie is het zover gekomen. Stuur me morgen een sms, zodat ik weet hoe het is gegaan.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De rechtbank is -anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier voldoende is komen vast te staan dat de sms-berichten afkomstig zijn van verdachte. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij contact heeft gehad met [slachtoffer 1] en dat zij heeft verteld dat ze bij de politie was geweest, maar dat ze de aangifte zou intrekken. Een en ander komt overeen met de inhoud van de sms-berichten. Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat verdachte heeft getracht [slachtoffer 1] te beïnvloeden, zodat het onder 3. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4.
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 juni 2011 en afgelegd bij de politie38;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van technisch onderzoek39 en het definitieve proces-verbaal40;
3. het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut41.
Feit 5.
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 juni 2011 en afgelegd bij de politie42;
2. Het proces-verbaal van bevindingen Expertise Centrum Identiteitsfraude en Documenten43.
3. Het schriftelijk bescheid, te weten een tapverslag44.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 februari 2010 tot en met 17 september 2010 te Haarlem en in Spanje
tezamen en in vereniging met een ander
A. (sub 1)
een ander, te weten [slachtoffer 1], door dwang en geweld en door
dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en
B. (sub 3)
een ander, te weten [slachtoffer 1], heeft aangeworven en meegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
C. (sub 4)
een ander, te weten [slachtoffer 1], met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten dan wel onder een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van diensten
en
D. (sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, te weten
[slachtoffer 1]
en
E. (sub 9)
een ander, te weten [slachtoffer 1] met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen verdachte en verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft verdachte met zijn mededader
-die [slachtoffer 1], toen zij nog in Spanje verbleef, gezegd haar te kunnen helpen met werk in Nederland, dat hier ramen zijn, dat verdachtes vriendin daar ook werkte, dat zij goed geld verdiende, dat het veilig was en dat [slachtoffer 1] geld kon verdienen in de Nederlandse prostitutie, dat verdachte en zijn mededader daarbij konden helpen en
-geld overgemaakt naar Spanje zodat die [slachtoffer 1] vanuit Spanje naar Nederland kon komen en heeft verdachte haar, nadat zij in Amsterdam was aangekomen, haar in een taxi opgehaald en naar Haarlem gebracht en
-die [slachtoffer 1] onderdak verleend in de woning waar verdachte met zijn vriendin verbleef en waarvoor die [slachtoffer 1] de helft van de huur (500 euro) moest betalen, terwijl zij daar op een bank in de woonkamer sliep, en
-aan die [slachtoffer 1] condooms en werkkleding of geld daarvoor verstrekt en geld voor de huur van de werkkamer verstrekt en
-die [slachtoffer 1], nadat zij in Nederland was aangekomen, gezegd dat zij een schuld van 1000 euro moest terugbetalen voor het vinden van werk voor haar en
-die [slachtoffer 1] daarnaast gezegd dat zij een hoge schuld bij verdachte en verdachtes mededader had (onder andere vanwege de reiskosten van Spanje naar Nederland en huur voor de woning en geld voor eten en huur voor de werkkamer en geld voor werkkleding en taxikosten) en moest terugbetalen en
-die [slachtoffer 1] meermalen met de vuist in het gezicht en tegen haar ribbenkast en in haar buik- en maagstreek geslagen en gestompt en
-die [slachtoffer 1] bedreigd door haar de woorden te voegen -zakelijk weergegeven- dat zij en haar ouders zouden worden vermoorden en dat haar benen gebroken zouden worden en
-die [slachtoffer 1] gezegd dat zij verdachte en verdachtes mededader 6 dagen per week 50 euro per dag gedurende 6 maanden moest betalen -die [slachtoffer 1] meermalen geld aan verdachte en verdachtes mededader laten afdragen
een en ander terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en (bijna) niemand in Nederland kende
en aldus
bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hem afhankelijk was;
2.
hij in de periode van 23 november 2010 tot en met 24 november 2010 in Roemenië, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [slachtoffer 2], heeft aangeworven en meegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers heeft verdachte met zijn mededaders
-die [slachtoffer 2] in een auto vanuit Roemenië naar Nederland gebracht en
-voor die [slachtoffer 2] een werkkamer geregeld in Nederland (Deventer);
3.
hij in de periode van 26 november 2010 tot en met 28 november 2010 in Nederland zich opzettelijk mondeling en bij geschrift jegens [slachtoffer 1] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een rechter of politieambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden,
terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk tijdens telefoongesprekken en door middel van sms-berichten tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij -zakelijk weergegeven- haar aangifte moest intrekken en met betrekking tot haar aangifte moest zeggen dat zij de geliefde van verdachte was en het door jaloezie zover was gekomen, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat [slachtoffer 1] weer door de politie of een rechter-commissaris zou worden gehoord met betrekking tot haar aangifte;
4.
hij op 14 december 2010 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 69 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in het jaar 2010 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst nationaal rijbewijs van Moldavië, -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat rijbewijs toonde en kon tonen als hij een auto bestuurde en door de politie werd gecontroleerd en dat rijbewijs heeft overhandigd of getoond toen er een aanrijdingsformulier ingevuld moest worden, nadat verdachte een aanrijding had veroorzaakt, en bestaande die vervalsing hierin dat
-de ondergrondbedrukking, vaste gegevens op dit rijbewijs, was aangebracht middels een afwijkende techniek en
-dit rijbewijs qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte beveiligingstechnieken niet in overeenstemming was met een origineel, door de Moldavische autoriteiten afgegeven, rijbewijs van dit model en
-bij aanstraling met een ultraviolette lichtbron dit rijbewijs een ander ultraviolet beeld te zien gaf ten opzichte van een origineel rijbewijs van dit model en
-op dit rijbewijs, dat was voorzien van een foto van verdachte, de naam [naam] vermeld stond.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3. Opzettelijk mondeling en bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens
vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of
ambtenaar af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
4. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven
verbod.
5. Opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren
komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies d.d. 28
februari 2011;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel ten opzichte van twee vrouwen en het beïnvloeden van één van hen ten einde haar te bewegen de aangifte in verband met mensenhandel tegen hem in te trekken. Voorts heeft verdachte gebruik gemaakt van een vervalst rijbewijs en heeft hij hasjiesj voorhanden gehad.
Vooral de door verdachte gepleegde mensenhandel betreft een ernstig feit. Hij heeft daarmee een inbreuk gemaakt op een van de belangrijkste grondrechten die door het recht beschermd worden, namelijk de persoonlijke vrijheid. Dat hij zich in één van deze mensenhandelzaken schuldig heeft gemaakt aan de beïnvloeding van het slachtoffer past in het beeld van inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid en is tevens een ernstig strafbaar feit.
Vanwege de ontkennende houding van verdachte onthoudt de reclassering zich van het geven van een strafadvies. De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenis van enige duur rechtvaardigt. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van na te noemen duur.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht het inbeslaggenomen rijbewijs vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot dit rijbewijs het onder 5. ten laste gelegde feit is begaan en zij van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 57, 63, 225, 273f, 285a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen rijbewijs.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. J.F.H. van den Belt, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2011.
Mr. Van den Belt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
-------------------------------------------------------------------------------
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer 16112010, gesloten op 12 mei 2011.
2 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 januari 2011, pagina 539-544.
3 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 18 december 2010, pagina 524.
4 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 december 2010, pagina 527-528.
5 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 20 december 2010, pagina 531.
6 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], d.d. 17 september 2010, pagina 272-286.
7 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, d.d 9 februari 2011, pagina 315.
8 Het proces-verbaal van verhoor van [mededader], d.d. 22 december 2010, pagina 254-256.
9 Het proces-verbaal van verhoor van [mededader], d.d. 20 december 2010, pagina 392.
10 Het proces-verbaal van verhoor van [naam 5], d.d. 1 oktober 2010, pagina 322.
11 Het proces-verbaal van verhoor van [naam 6], d.d. 12 april 2011, pagina 354-355.
12 Het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van [naam 6], d.d. 22 februari 2011, pagina 352.
13 Het proces-verbaal van verhoor van [naam 7], d.d. 15 december 2010, pagina 443- 444.
14 Het proces-verbaal van verhoor van [naam 8], d.d. 18 december 2010, pagina 466.
15 Een tapverslag tussen beller [verdachte] en gebelde [naam 9], d.d. 28 november 2011, pagina 558.
16 Een tapverslag tussen beller [verdachte] en gebelde [naam 9], d.d. 9 december 2010, pagina 568.
17 Een tapverslag tussen beller [verdachte] en gebelde [slachtoffer 2], d.d. 1 december 2010, pagina 168-169.
18 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer 16112010, gesloten op 12 mei 2011.
19 Het proces-verbaal van verhoor van [naam 7], d.d. 16 december 2010, pagina 234.
20 Het proces-verbaal van verhoor van [mededader], d.d. 20 december 2010, pagina 250.
21 Het proces-verbaal van [slachtoffer 2], d.d. 9 februari 2011, pagina 471.
22 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [verdachte], d.d. 23 november 2010, pagina 100.
23 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [verdachte], d.d. 23 november 2010, pagina 102.
24 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [verdachte], d.d. 23 november 2010, pagina 103.
25 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [verdachte], d.d. 23 november 2010, pagina 104.
26 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [verdachte], d.d. 24 november 2010, pagina 105.
27 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [verdachte], d.d. 24 november 2010, pagina 110.
28 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [verdachte], d.d. 24 november 2010, pagina 112.
29 Een tapverslag tussen beller [mededader] en gebelde [slachtoffer 2], d.d. 26 november 2010, pagina 115.
30 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer 16112010, gesloten op 12 mei 2011.
31 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 januari 2011, pagina 545.
32 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 24 januari 2011, pagina 548-549.
33 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1], d.d. 21 december 2010, pagina 298.
34 Een tapverslag tussen beller [slachtoffer 1] en gebelde [verdachte], d.d. 26 november 2010, pagina 35.
35 Een sms-bericht tussen [verdachte] en [slachtoffer 1], d.d. 28 november 2010, pagina 49.
36 Een sms-bericht tussen [verdachte] en [slachtoffer 1], d.d. 28 november 2010, pagina 52.
37 Een sms-bericht tussen [verdachte] en [slachtoffer 1], d.d. 28 november 2010, pagina 53.
38 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 16 december 2010, pagina 521.
39 Het proces-verbaal van technisch onderzoek, d.d. 11 februari 2011, pagina 56-57.
40 Het definitieve proces-verbaal, d.d. 12 mei 2011, pagina 8.
41 Het rapport van het NFI, d.d. 1 februari 2011, pagina 61-62.
42 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 december 2010, pagina 528.
43 Het proces-verbaal van bevindingen (ECID) in het aanvullend proces-verbaal nummer 16112010-AH-42, d.d. gesloten op 14 juni 2011.
44 Een tapverslag tussen beller [verdachte] en gebelde [verdachte]'s moeder/[naam 4], d.d. 9 december 2010, laatste pagina van het aanvullend proces-verbaal.