RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 334962 \ CV EXPL 10-6003
vonnis van de kantonrechter d.d. 6 juli 2011
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. W. Doornink,
de stichting
Stichting Ziekenhuis de Tjongerschans,
hierna te noemen: Tjongerschans,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.J.D. Bekius.
Procesverloop
1.1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [eiser] gevorderd dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. Tjongerschans veroordeelt tot betaling van een bedrag van EUR 6.418,00 bruto per maand met ingang van 1 januari 2010 tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser], te vermeerderen met de algemene loonsverhogingen/indexeringen zoals overeen te komen door de partijen bij de CAO Ziekenhuizen en te verminderen met eventueel door [eiser] te genereren inkomsten uit hoofde van andere dienstbetrekkingen, door [eiser] op te geven, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de laatste dag van elke maand vanaf 1 januari 2010 tot het moment van het te wijzen vonnis en, voor wat de termijnen na vonniswijzing betreft, tot de laatste dag van elke maand, telkens wanneer Tjongerschans dit bedrag alsdan niet heeft voldaan;
II. Tjongerschans veroordeelt tot betaling met ingang van 1 mei 2011 van een bedrag van EUR 258.280,00 en dit bedrag rechtstreeks bij het pensioenfonds PGGM op een op naam van [eiser] gesteld Garantie Stamrecht te storten, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de laatste dag van elke maand, telkens wanneer Tjongerschans dit bedrag alsdan niet heeft voldaan;
III. in het geval [eiser] een andere baan aanvaardt en de pensioenopbouw van [eiser] tijdens of ná een andere baan door die baan niet of niet volledig wordt gecompenseerd, Tjongerschans veroordeelt om het verlies aan ouderdomspensioen volledig bij het pensioenfonds PGGM te compenseren, volgens een dan door het pensioenfonds PGGM op verzoek van [eiser] te verstrekken opgave, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van elke maand, telkens wanneer Tjongerschans dit bedrag alsdan niet heeft voldaan;
subsidiair:
IV. Tjongerschans veroordeelt tot betaling van een bedrag van EUR 6.418,00 bruto per maand met ingang van 1 januari 2010 tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser], te verhogen met de algemene loonsverhogingen/indexeringen zoals overeen te komen door de partijen bij de CAO Ziekenhuizen en te verminderen met eventueel door [eiser] te genereren inkomsten uit hoofde van een andere dienstbetrekking, door [eiser] op te geven, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de laatste dag van elke maand vanaf 1 januari 2010 tot het moment van het te wijzen vonnis en, voor wat de termijnen na vonniswijzing betreft, tot de laatste dag van elke maand, telkens wanneer Tjongerschans dit bedrag alsdan niet heeft voldaan;
primair en subsidiair:
V. Tjongerschans veroordeelt in de fiscale boetes voor [eiser] die kunnen voortvloeien uit de hierboven weergegeven vorderingen;
VI. Tjongerschans veroordeelt in de advocaatkosten, inclusief kantoorkosten en BTW, op basis van overlegging van declaraties;
VII. Tjongerschans veroordeelt in de kosten van het verhoren van getuigen, inclusief BTW, op basis van overlegging van declaraties;
VIII. Tjongerschans veroordeelt in alle overige kosten van het geding.
1.2. Tjongerschans heeft bij antwoord de vordering betwist.
1.3. Na repliek, tevens omvattende een verzoek tot het geven van een bevel ex artikel 22 Rv, heeft Tjongerschans gedupliceerd, waarbij zij, voor zover de vorderingen voor toewijzing in aanmerking komen, verzoekt de afspraken van 9 december 2005 en/of 16 februari 2006, althans de gemaakte afspraken te ontbinden, althans te wijzigen, in die zin dat:
a) de ontbindingsvergoeding in mindering wordt gebracht op al hetgeen Tjongerschans mogelijk nog verschuldigd zou zijn aan [eiser] uit hoofde van de inkomensgarantie;
b) Tjongerschans slechts (rekening houdend met het gestelde onder a) gehouden is om het inkomen van [eiser] aan te vullen tot 1 december 2012, waarbij [eiser] steeds voorafgaand aan betaling inzage dient te verstrekken in zijn maandelijkse inkomsten (waaronder een WW-uitkering en/of andere uitkeringen waarop [eiser] aanspraak zou kunnen maken). Alle inkomsten dienen in mindering te worden gebracht op hetgeen Tjongerschans verschuldigd is aan [eiser];
c) Tjongerschans in geen geval gehouden is [eiser] meer te voldoen dan het door hem genoemde bedrag van EUR 909.320,00.
1.4. Vervolgens is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
1.5. Door [eiser] en Tjongerschans zijn producties in het geding gebracht.
De vaststaande feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [eiser], geboren op [datum], is op 1 december 1988 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Tjongerschans. Aanvankelijk was hij werkzaam in de functie van personeels- en organisatieadviseur. Zijn laatstverdiende salaris bedroeg EUR 6.418,00 bruto per maand inclusief 8% vakantiebijslag, 6% eindejaarsuitkering en 0,5% bijdrage levensloop door de werkgever.
2.2. In september 2002 is [eiser], naast zijn werk als personeelsadviseur, tijdelijk aangesteld als bemiddelaar in een conflict tussen de medische staf en de toenmalige directie van het ziekenhuis. Voorzitter van de directie was toen de heer [A] en voorzitter van de medische staf was de heer [B].
2.3. [eiser] en (onder meer) [B] – die naast hoofd van de medische staf tevens longarts is - hebben, buiten hun dienstverband bij Tjongerschans om, samengewerkt in de vennootschap Alea B.V. Naar aanleiding van een idee van [eiser] hebben zij beiden de uitwerking van een rebreathing bag voor automobilisten bij verdrinkingsongevallen ontwikkeld, waarmee zij naar TNO zijn gegaan, dat verder onderzoek heeft verricht. Een en ander heeft geleid tot de ontwikkeling van een koele gasgenerator voor zuurstof. Op enig moment zijn de verhoudingen tussen [eiser] en [B] verstoord geraakt en heeft [eiser] zijn aandelen in de vennootschap Alea verkocht aan de andere aandeelhouders.
2.4. Om de onafhankelijke rol van [eiser] in het bemiddelingstraject tussen de medische staf en de (toenmalige) directie van het ziekenhuis te waarborgen, alsmede om te voorkomen dat [eiser] nadeel of schade zou ondervinden als gevolg van de bemiddeling, zijn [eiser] en Tjongerschans, vertegenwoordigd door de directeur beheerszaken [A], op 17 oktober 2002 een (door [eiser] opgestelde) inkomensgarantie overeengekomen, welke als volgt luidt:
"Met ingang van 16 september 2002 heeft dhr. [eiser] een inkomensgarantie tot 9 jaar na schriftelijke en ondertekende beëindiging door de directie van het bemiddelingsproces. Dit houdt in dat bij functiewijziging, veranderingen in de organisatie, reorganisaties, samenwerkingsverbanden, fusies, ontslagaanzegging door de directie, et cetera door de directie het laatstverdiende salaris (salarisschaal 65, inpassingstabelnummer 60) van dhr. [eiser] wordt gegarandeerd. Wanneer dhr. [eiser] bijvoorbeeld vanwege de hiervoor genoemde situaties een andere functie intern of extern aanvaardt, wordt zijn salaris aangevuld tot dit laatstverdiende salaris in het ziekenhuis De Tjongerschans. Dhr. [eiser] verplicht zich in deze in te spannen tot het verwerven van een andere interne of externe functie. Met ingang van 16 september 2002 wordt op het salaris van dhr. [eiser] een toeslag verleend tot inpassingstabelnummer 70, voor een minimum van twee jaar. Dhr.. [eiser] gaat terug naar zijn laatstverdiende salaris (salarisschaal 65, inpassingstabelnummer 60) ná schriftelijke beëindiging van de bemiddelingsopdracht door de directie."
2.5. Het bemiddelingstraject is in februari 2003 succesvol afgesloten met de verzending van een slotcommuniqué van 20 februari 2003, uitgegeven door de directie en het gedelegeerd stafbestuur. Tjongerschans heeft de beëindiging van het bemiddelingstraject bij brief van 3 september 2003 aan [eiser] bevestigd. Na de afronding van de bemiddeling vervulde [eiser], naast zijn werk als personeelsadviseur, tevens de rol van (technisch) voorzitter/notulist van het beleidsoverleg tussen de directie en het bestuur van de medische staf, alsmede die van adviseur/bemiddelaar in conflicten tussen de directie en de medische staf en tussen leden van de medische staf onderling.
2.6. Op 3 april 2003 zijn Tjongerschans, vertegenwoordigd door de directeur [A], en [eiser] een nieuwe (door [eiser] opgestelde) inkomensgarantie overeengekomen, die, voorzover hier van belang, als volgt luidt:
"Afspraken m.b.t. de vervulling van de functie van:
1. personeel- en organisatieadviseur en
2.adviseur/bemiddelaar t.b.v. directie en medische staf
door [eiser].
Situatie:
Met ingang van 1 april 2003 vervult [eiser] in combinatie bovengenoemde functies gedurende respectievelijk 12 uur per week en 20 uur per week.
(…)
Arbeidsvoorwaarden.
Naast de arbeidsvoorwaarden, zoals die zijn vastgelegd en overeengekomen in de arbeidsovereenkomst en de CAO, zijn de volgende voorwaarden overeengekomen.
Het salaris wordt vanaf 1 april 2003 berekend naar:
- € 4.290,- volgens salarisschaal 65, it. nummer 60
- verhoogd met een toelage tot it. nummer 71, waardoor salaris plus toelage per 1 april 2003 worden berekend naar € 4.975,- per maand.
Jaarlijks, per 1 april, wordt het bedrag waarnaar het salaris wordt berekend met een it. nummer verhoogd, gedurende de periode dat beide functies in combinatie worden uitgeoefend, tot maximaal it. nummer 74, overeenkomend met het maximum van salarisschaal 70 aan salaris plus toelage.
Er is met ingang van 1 april 2003 een inkomensgarantie overeengekomen in die zin dat bij functiewijziging, veranderingen in de organisatie, reorganisaties, het aangaan van samenwerkingsverbanden of fusies, ontslag door de werkgever e.d. doorbetaling van het laatstgenoten salaris, incl. toelage, berekend op de wijze als hiervoor is aangegeven, wordt gegarandeerd tot het moment waarop [eiser] ontslag neemt, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gebruikmaking van een vervroegde uittredingsmogelijkheid, hetzij wegens pensioennering.
Mocht [eiser] wegens een van de hiervoor genoemde omstandigheden als functiewijziging etc. intern of extern een andere functie aanvaarden dan bestaat de inkomensgarantie uit een aanvulling tussen het salaris dat in die andere functie wordt verkregen en het hiervoor aangegeven laatstgenoten salaris, incl. toelage. CAO-verhogingen worden hierin meegenomen.
Wanneer een van die omstandigheden zich voordoet verplicht [eiser] zich in te spannen voor het verwerven van een andere interne of externe functie (bijvoorbeeld de [volledige] functie van personeel en organisatieadviseur).
In het vorenstaande zijn de afspraken, zoals opgenomen in de overeenkomst dd 17 oktober 2002, verdisconteerd, waarmee die als vervallen kunnen worden beschouwd."
De eerdere afspraken, als bedoeld in de hiervoor sub 2.4. weergegeven inkomensgarantie van 17 oktober 2002, waren daarmee niet langer van kracht tussen partijen.
2.7 Vanaf 2004 is de relatie tussen de directie en de medische staf van Tjongerschans onder druk komen te staan als gevolg van samenwerking tussen medische specialisten van Tjongerschans met de privékliniek Heerenveen. Hierbij was ook het hoofd medische staf [B] betrokken.
2.8. Op 9 december 2005 zijn Tjongerschans, wederom vertegenwoordigd door de directeur [A], en [eiser] opnieuw een - inmiddels derde - door [eiser] opgestelde inkomensgarantie overeengekomen, welke garantie tekstueel gelijkluidend is aan de tweede inkomensgarantie van 3 april 2003, behoudens het feit dat aan deze (derde) inkomensgarantie, ten opzichte van de vorige tekst, de volgende - door de kantonrechter onderstreepte - passages zijn toegevoegd:
"Afspraken m.b.t. de vervulling van de functie van:
1. personeel- en organisatieadviseur en
2.adviseur/bemiddelaar t.b.v. directie en medische staf
door [eiser].
Situatie:
Met ingang van 1 april 2003 vervult [eiser] in combinatie bovengenoemde functies gedurende respectievelijk 12 uur per week en 20 uur per week.
(…)
Arbeidsvoorwaarden.
Naast de arbeidsvoorwaarden, zoals die zijn vastgelegd en overeengekomen in de arbeidsovereenkomst en de CAO, zijn de volgende voorwaarden overeengekomen.
Het salaris wordt vanaf 1 april 2003 berekend naar:
- € 4.290,- volgens salarisschaal 65, it. nummer 60
- verhoogd met een toelage tot it. nummer 71, waardoor salaris plus toelage per 1 april 2003 worden berekend naar € 4.975,- per maand.
Jaarlijks, per 1 april, wordt het bedrag waarnaar het salaris wordt berekend met een it. nummer verhoogd, gedurende de periode dat beide functies in combinatie worden uitgeoefend, tot maximaal it. nummer 74, overeenkomend met het maximum van salarisschaal 70 aan salaris plus toelage.
Er is met ingang van 1 april 2003 een inkomensgarantie overeengekomen in die zin dat bij functiewijzigingen, veranderingen in de organisatie, reorganisaties, het aangaan van samenwerkingsverbanden, fusies, ontslag door de werkgever e.d. doorbetaling van het laatstgenoten salaris, incl. toelage, berekend op de wijze als hiervoor is aangegeven, wordt gegarandeerd tot het moment waarop [eiser] ontslag neemt, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gebruikmaking van een vervroegde uittredingsmogelijkheid, hetzij wegens pensioennering. Over de reden(en) van ontslag zal geen discussie plaatsvinden.
Mocht [eiser] wegens een van de hiervoor genoemde omstandigheden als functiewijziging etc. intern of extern een andere functie aanvaarden dan bestaat de inkomensgarantie uit een aanvulling tussen het salaris dat in die andere functie wordt verkregen en het hiervoor aangegeven laatstgenoten salaris, incl. toelage. CAO-verhogingen worden hierin meegenomen.
Wanneer een van die omstandigheden zich voordoet verplicht [eiser] zich in te spannen voor het verwerven van een andere interne of externe functie (bijvoorbeeld de [volledige] functie van personeel en organisatieadviseur).
In het vorenstaande zijn de afspraken, zoals opgenomen in de overeenkomst dd 17 oktober 2002 en 3 april 2003,verdisconteerd, waarmee die als vervallen kunnen worden beschouwd."
Deze inkomensgarantie is overeengekomen een aantal dagen nadat de medische staf het vertrouwen in de directie, waaronder [A], had opgezegd.
2.9. Tot begin 2006 werd Tjongerschans bestuurd door [A] als directeur beheerszaken en mevrouw [C] als directeur patiëntenzaken. Vanwege herhaalde conflicten tussen de directie en de medische staf van het ziekenhuis is er een vertrouwenscrisis ontstaan, uiteindelijk leidend tot het vertrek van beide directieleden in de loop van 2006. Per 20 februari 2006 is de heer [D] als interim-bestuurder aangesteld, met de opdracht van de Raad van Toezicht om orde op zaken te stellen en om te onderzoeken of [C] kon aanblijven als bestuurder.
2.10. Tjongerschans, ditmaal vertegenwoordigd door haar (mede)directeur [C], en [eiser] zijn op 16 februari 2006 - vóór het aantreden van [D] interimbestuurder - een nieuwe (vierde, door [eiser] opgestelde) inkomensgarantie overeengekomen, welke garantie tekstueel gelijk is aan de derde inkomensgarantie van 9 december 2005, behoudens het feit dat aan deze (vierde) inkomensgarantie, ten opzichte van de vorige tekst, de volgende – door de kantonrechter onderstreepte – passages zijn toegevoegd:
"Afspraken m.b.t. de vervulling van de functie van:
1. personeel- en organisatieadviseur en
2.adviseur/bemiddelaar t.b.v. directie en medische staf
door [eiser].
Situatie:
Met ingang van 1 april 2003 vervult [eiser] in combinatie bovengenoemde functies gedurende respectievelijk 12 uur per week en 20 uur per week.
(…)
Arbeidsvoorwaarden.
Naast de arbeidsvoorwaarden, zoals die zijn vastgelegd en overeengekomen in de arbeidsovereenkomst en de CAO, zijn de volgende voorwaarden overeengekomen.
Het salaris wordt vanaf 1 april 2003 berekend naar:
- € 4.290,- volgens salarisschaal 65, it. nummer 60
- verhoogd met een toelage tot it. nummer 71, waardoor salaris plus toelage per 1 april 2003 worden berekend naar € 4.975,- per maand.
Jaarlijks, per 1 april, wordt het bedrag waarnaar het salaris wordt berekend met een it. nummer verhoogd, gedurende de periode dat beide functies in combinatie worden uitgeoefend, tot maximaal it. nummer 74, overeenkomend met het maximum van salarisschaal 70 aan salaris plus toelage.
Er is met ingang van 1 april 2003 een inkomensgarantie overeengekomen in die zin dat bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, functiewijzigingen, veranderingen in de organisatie, reorganisaties, het aangaan van samenwerkingsverbanden of fusies, ontslag door de werkgever e.d. doorbetaling van het laatstgenoten salaris, incl. toelage, berekend op de wijze als hiervoor is aangegeven, wordt gegarandeerd tot het moment waarop [eiser] ontslag neemt, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gebruikmaking van een vervroegde uittredingsmogelijkheid, hetzij wegens pensioennering. Over de reden(en) van ontslag zal geen discussie plaatsvinden.
Mocht [eiser] wegens een van de hiervoor genoemde omstandigheden als functiewijziging etc. intern of extern een andere functie aanvaarden dan bestaat de inkomensgarantie uit een aanvulling tussen het salaris dat in die andere functie wordt verkregen en het hiervoor aangegeven laatstgenoten salaris, incl. toelage. CAO-verhogingen worden hierin meegenomen.
Wanneer een van die omstandigheden zich voordoet verplicht [eiser] zich in te spannen voor het verwerven van een andere interne of externe functie (bijvoorbeeld de [volledige] functie van personeel en organisatieadviseur).
In het vorenstaande zijn de afspraken, zoals opgenomen in de overeenkomst dd 17 oktober 2002, 3 april 2003 en 9 december 2005, verdisconteerd, waarmee die als vervallen kunnen worden beschouwd."
2.11. Op 5 april 2006 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [E], de voorzitter van de Raad van Toezicht van Tjongerschans. Door [eiser] is van dit gesprek een verslag opgemaakt dat - voor zover hier van belang - vermeldt:
"Hierbij bevestig ik, zoals je hopelijk zult begrijpen, ons vertrouwelijke gesprek van 5 april 2006 bij mij op mijn werkkamer.
(…)
Ik vertelde dat de medische staf, zoals bekend, een aantal jaren geleden het vertrouwen in de directie had opgezegd. Ik heb de directie en [B] toen geadviseerd om hun problemen met behulp van een mediator bespreekbaar te maken en op te lossen. Zij vroegen toen of ik hen als mediator wilde bijstaan. Ik heb toen aangegeven dat ik net de basisopleiding Mediation had afgerond en dat zij daarvoor beter een ervaren mediator konden vragen.
(…)
Kort daarop kwam [A] naar mij toe en vroeg mij of ik als mediator de directie en het stafbestuur wilde bijstaan bij het bespreekbaar maken en oplossen van hun problemen. Hij gaf daarbij aan dat ik goede redenen moest hebben om hiervan af te zien, omdat de belangen van het ziekenhuis om deze problemen tot een einde te brengen groot waren. Ik heb toen tegen [A] gezegd dat ik daar twee dagen over wilde nadenken. Twee dagen later heb ik tegen de directie gezegd dat ik bereid was hen als bemiddelaar bij te staan, mits ik van de directie een inkomensgarantieregeling kreeg, omdat ik samen met [B] en [F] in Alea B.V. zit en het gevaar reëel aanwezig is dat een ruzie in de B.V, zich in het bemiddelingsproces kan voortzetten en vice versa en dat bepaalde emoties tijdens of ná het bemiddelingsproces op de bemiddelaar kunnen worden geprojecteerd en daardoor mijn functie, positie of arbeidsovereenkomst, al dan niet zichtbaar, in gevaar zouden kunnen komen. Ik heb toen voorafgaande aan het bemiddelingsproces een inkomensgarantie tot mijn 60e jaar gekregen. (…)"
2.12. Op 21 april 2006 heeft [eiser] zich ziek gemeld wegens psychische klachten.
2.13. [C] en [eiser] hebben op 2 juni 2006 een gesprek gehad in hotel-restaurant Hajé te Joure over de door de bedrijfsarts opgestelde probleemanalyse. Dit gesprek is door [C], namens Tjongerschans, bij brief van 6 juni 2006 aan [eiser] bevestigd. Deze brief vermeldt, voorzover hier relevant, het volgende:
"In vervolg op het bericht gedateerd 26 mei 2006 van de heer [bedrijfsarts], bedrijfsarts bij de Arbo Unie B.V., vestiging Heerenveen hebben wij elkaar op 2 juni jl. ontmoet in hotel-restaurant Hajé te Joure om de opgestelde probleemanalyse en het advies te bespreken.
Tijdens dit gesprek kwamen wij overeen het advies als geformuleerd door de heer Van der Meer te volgen en een plan van aanpak, met als doel een volledige werkhervatting in een andere organisatie, te realiseren.
(…)
Gebaseerd op de overeengekomen inkomensgarantie, met inbegrip van de voortzetting van jouw pensioenopbouw bij de PGGM en van de toekomstige CAO-verhogingen zal sprake zijn van een detachering in een andere passende functie opdat de inkomensgarantie volledig kan worden nagekomen.
In het kader van het Plan van Aanpak ten behoeve van jouw gehele werkervaring hebben we de volgende afspraken gemaakt:
- na het accoord ondertekenen van deze afspraken zullen afspraken gemaakt worden aangaande het op zoek gaan naar een passende functie in een andere organisatie, bij voorkeur binnen een ziekenhuisorganisatie;.
(…)"
De brief is door [eiser] voor akkoord ondertekend.
2.14. [C] heeft [eiser] vervolgens bij brief van 15 juni 2006 medegedeeld:
"In vervolg op onze afspraak, het advies van de Arbodienst jou per omgaande te detacheren in een passende functie in een andere organisatie, hun advies je beter te melden, zodat je kansen op detachering maximaal worden benut en gebaseerd op nakoming van de inkomensgarantie, gaat de directie accoord dat jij je vanaf aanstaande maandag 19 juni 2006 beter meldt.
Omdat je niet in staat bent werkzaamheden voor de Tjongerschans te verrichten wordt je daarvan vrijgesteld. De directie zal samen met jou een neutrale reden formuleren voor de interne mededeling over je vertrek uit de Tjongerschans."
2.15. [C] heeft haar functie als directeur bij Tjongerschans op 26 juni 2006 neergelegd. Per die datum is zij tevens uitgeschreven uit het handelsregister, waar zij tot aan dat moment stond ingeschreven als volledig vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder van Tjongerschans.
2.16. Vanaf 1 oktober 2006 is [eiser], bezoldigd door Tjongerschans, op detacheringsbasis werkzaam geweest bij het Westfriesgasthuis, (een ziekenhuis) te Hoorn. De kosten van de detachering zijn door Tjongerschans bij dit ziekenhuis in rekening gebracht en door Westfriesgasthuis betaald.
2.17. In april 2007 heeft Tjongerschans [eiser] gevraagd om zijn werkzaamheden voor Tjongerschans te hervatten. [eiser] heeft daarmee niet ingestemd, met een verwijzing naar het feit dat dit voor hem, gezien zijn gezondheidstoestand, niet mogelijk was. [eiser] en Tjongerschans zijn vervolgens een mediationtraject ingegaan, hetgeen geen vruchten heeft afgeworpen.
2.18. De bedrijfsarts heeft op 18 januari 2008 geadviseerd dat [eiser] sinds zijn ziekmelding van 21 april 2006 nog steeds als arbeidsongeschikt is te beschouwen voor zijn oorspronkelijke functie, alsmede voor andere passende functies binnen Tjongerschans, maar dat [eiser] geen beperkingen heeft voor zover het gaat om werkzaamheden elders. Wel zal [eiser] nog jarenlange behandeling nodig hebben, maar spoor-2 activiteiten (herplaatsing elders) kunnen lopende deze behandeling zonder meer doorgezet worden, zo meldde de bedrijfsarts.
2.19. Tjongerschans heeft vervolgens een re-integratiebedrijf ingeschakeld om de verdere re-integratie van [eiser] te onderzoeken. Re-integratiebureau FourstaR Total Solution heeft Tjongerschans bij e-mailbericht van 28 april 2008 laten weten dat zij geen reële mogelijkheden ziet om [eiser] succesvol te begeleiden via outplacement, tweede spoor of overname van het werkgeverschap.
2.20. Bij beschikking van 26 oktober 2009 heeft de kantonrechter te Hoorn de arbeidsovereenkomst tussen Tjongerschans en [eiser] op verzoek van Tjongerschans ontbonden met ingang van 1 januari 2010, onder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan [eiser] van EUR 180.000,00 bruto. In zijn beschikking overweegt de kantonrechter onder meer:
"Van een dergelijke gewichtige reden is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval sprake en wel in de vorm van een verandering van de omstandigheden. [eiser] is immers krachtens zijn arbeidsovereenkomst werkzaam als personeelsadviseur in het door De Tjongerschans geëxploiteerde ziekenhuis te Heerenveen (en niet in het Westfries Gasthuis te Hoorn).
[eiser] geeft in dat verband zelf aan dat hij om hem moverende reden, te weten een diepgaand, persoonlijk conflict met de voorzitter van de medische staf, niet bereid c.q. in staat is om zijn werkzaamheden te Heerenveen te hervatten.
Nu duidelijk is dat daarmee een uitzichtloze situatie is ontstaan kan niet anders worden geconcludeerd dan dat er sprake is van een zodanige verandering van omstandigheden dat van De Tjongerschans niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst voortzet. Deze zal dan ook worden ontbonden en wel met ingang van 1 januari 2010.
Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] naar billijkheid toekomt een ontbindingsvergoeding naar de factor 1, afgerond op € 180.000,00 bruto.
De kantonrechter laat hierbij uitdrukkelijk buiten beschouwing de rechten welke [eiser] mogelijk nog kan ontlenen aan de hem laatstelijk op 9 december 2005 en 16 februari 2006 verstrekte inkomens- en of pensioengaranties, opdat de bodemrechter daarover zal oordelen.
(…)"
2.21. De detachering van [eiser] bij het Westfriesgasthuis is eveneens met ingang van 1 januari 2010 geëindigd.
2.22. [eiser] ontvangt sinds de beëindiging van zijn dienstverband met Tjongerschans een WW-uitkering.
2.23. Tjongerschans heeft een pensioenregeling voor haar werknemers (waaronder [eiser]) waarvan de uitvoering is uitbesteed aan de uitvoeringsorganisatie PGGM. Met ingang van 1 oktober 2010 is de pensioenregeling aangepast. Opgebouwde aanspraken van een deelnemer in het zogenaamde “Flexpensioen”, een regeling voor vervroegd uittreden, worden op 60-jarige leeftijd van de deelnemer automatisch omgezet naar Ouderdomspensioen.
2.24. [C] heeft op of omstreeks 22 oktober 2010 schriftelijk verklaard dat zij, met het ondertekenen van de (vierde) inkomensgarantie van 16 februari 2006, geen extra toezeggingen aan [eiser] heeft willen doen. Het was naar haar zeggen nooit haar bedoeling om [eiser] een inkomen te garanderen bij arbeidsongeschiktheid tengevolge van spanningen veroorzaakt door een privé-conflict. Het uitgangspunt voor de inkomensgarantie was volgens [C] een conflict medische staf/organisatie.
2.25. [D], (voormalig) interim-bestuurder van Tjongerschans, heeft op 7 april 2009 onder meer schriftelijk verklaard:
"Op 20 februari 2006 ben ik als interim-bestuurder, voorzitter van de Raad van Bestuur, aangetreden bij de Stichting Ziekenhuis De Tjongerschans te Heerenveen. Bij mijn aantreden kreeg ik van de Raad van Toezicht (onder meer) de opdracht om te beoordelen of het mogelijk was de - abominabel slechte - positie van mevrouw [C], directeur patiëntenzorg bij Tjongerschans, zodanig te verbeteren dat zij als directeur bij Tjongerschans kon aanblijven.
(…)
Op 4 april 2006 werd tijdens een vergadering met vertegenwoordigers van de medische staf duidelijk dat de positie van mevrouw [C] onhoudbaar bleef en een blijvende aanwezigheid van haar binnen de Tjongerschans de voortgang van het herstelproces zou blokkeren. De dag daarna heb ik dat aan haar gemeld en heb haar met die boodschap in contact gebracht met de voorzitter van de Raad van Toezicht waarna gewerkt is aan een vertrek dat op 26 juni 2006 zijn beslag kreeg.
De afspraken die mevrouw [C] op 16 februari, 6 juni en 15 juni 2006 met de heer [eiser], P&O-adviseur bij Tjongerschans, heeft gemaakt zijn geheel buiten mij om en zonder mijn instemming tot stand gekomen, terwijl ik toch portefeuillehouder was voor P&O.
Van de afspraken van februari 2006 die in een gesloten envelop in het personeeldossier van de heer [eiser] waren opgeborgen heb ik pas kennis genomen na opening van de envelop, eind juni 2006 na het vertrek van mevrouw [C].
Met de afspraken van 6 juni en 15 juni 2006 ben ik geconfronteerd rond 20 juni 2006 toen het hoofd P&O van Tjongerschans, de heer [G], mij liet weten dat de heer [eiser] bij hem had gemeld dat hij zich hersteld wilde melden conform de afspraak die hij met mevrouw [C] op 15 juni 2006 had gemaakt. (…) Aan de afspraken van 6 juni 2006 heb ik nooit mijn goedkeuring (ook niet achteraf!) gegeven. (…)"
Het standpunt van [eiser]
3.1. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat partijen in de overeenkomsten van 17 oktober 2002, 3 april 2003, 9 december 2005 en 16 februari 2006 uitdrukkelijk zijn overeengekomen welk salaris aan [eiser] toekomt tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd, indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van Tjongerschans wordt beëindigd. Partijen hebben de inkomensgaranties nader uitgewerkt in de (meest recente) overeenkomst die is bevestigd in de hiervoor sub 2.13. bedoelde brief van 6 juni 2006, waarin is vastgelegd dat de arbeidsovereenkomst van [eiser] met Tjongerschans wordt gehandhaafd tot zijn pensioengerechtigde leeftijd en dat zijn pensioenopbouw bij het pensioenfonds tot die leeftijd volledig door Tjongerschans zal worden voortgezet. Voormelde overeenkomsten dienen volgens [eiser] als vaststellingsovereenkomsten in de zin der wet te worden beschouwd en partijen zijn over en weer gebonden aan de aldus overeengekomen afvloeiingsregeling. Er doen zich geen omstandigheden voor die meebrengen dat gebondenheid aan deze vaststellingsovereenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, aldus [eiser].
3.2. [eiser] vordert daarom betaling van een bedrag van EUR 6.418,00 bruto per maand, inclusief toelage, vakantiebijslag, eindejaarsuitkering, werkgeversbijdrage in de levensloopregeling, te vermeerderen met toekomstige CAO-verhogingen, een en ander tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast vordert [eiser] dat Tjongerschans hem volledig compenseert voor het verlies aan ouderdomspensioen ten gevolge van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Door de beëindiging van het dienstverband is het niet langer mogelijk voor Tjongerschans om, op dezelfde wijze als tijdens de duur van het dienstverband, de pensioenpremie aan PGGM af te dragen. [eiser] zou de opbouw van zijn ouderdomspensioen wel zelf vrijwillig kunnen voortzetten, maar slechts voor beperkte tijd (namelijk alleen voor de duur van zijn WW uitkering). De pensioenschade die [eiser] lijdt dient dus op andere wijze te worden gecompenseerd. PGGM heeft op verzoek van [eiser] uitgerekend dat het ouderdomspensioen van [eiser], indien hij tot aan 65-jarige leeftijd in dienst van Tjongerschans zou zijn gebleven – en rekening houdende met een fictieve indexering van 2% per jaar – EUR 51.321,00 bruto per jaar zou hebben bedragen. Per datum einde dienstverband was er een bedrag van EUR 35.760,00 aan ouderdomspensioen opgebouwd. Er ontstaat dus een tekort van EUR 15.561,00 bruto per jaar. Om dit tekort aan te zuiveren is, uitgaande van een storting per 1 mei 2011, een eenmalige koopsom vereist van EUR 258.280,00. [eiser] vordert dat Tjongerschans wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, rechtstreeks te storten in een bij PGGM onder te brengen stamrechtregeling.
3.3. Bij conclusie van repliek heeft [eiser] een brief in het geding gebracht van PGGM van 31 januari 2011, waarbij een aantal bedragen is herberekend, ondermeer uitgaande van een latere stortingsdatum dan 1 mei 2011. In die brief wordt de eenmalige koopsom, noodzakelijk voor de compensatie van het verlies aan opbouw van het oudedagspensioen, door PGGM berekend op een bedrag van EUR 263.860,00, uitgaande van een storting per 1 september 2011.
3.4. [eiser] wijst erop dat in de overeengekomen inkomensgaranties geen enkel voorbehoud is opgenomen dat er in bepaalde omstandigheden geen aanspraak op deze contractuele afvloeiingsregelingen bestaat. De garanties gelden voor alle gevallen waarin de arbeidsrelatie tot een einde zou komen. Voormelde garanties voorzien er evenmin in dat de kantonrechter de uitgekeerde ontbindingsvergoeding in mindering kan brengen op hetgeen [eiser] uit hoofde van de garanties toekomt, ook niet in een voor rechterlijke matiging of inperking vatbare schadevergoeding. Het verzoek van Tjongerschans om de ontbindingsvergoeding in mindering te brengen op de inkomensgaranties is in strijd met deze inkomensgaranties. Volgens [eiser] waren de inkomensgaranties niet alleen bedoeld om hem te beschermen in zijn bemiddelaarsrol, maar ook voor het geval hij met één of beide leden van de medische staf, waaronder de voorzitter en de zakenpartners van [eiser], in hun BV een zakelijk conflict zou krijgen en één of beide medisch specialisten dit conflict "mee zouden nemen" naar het ziekenhuis. Uiteindelijk heeft [B] het zakelijke conflict met [eiser] "meegenomen "naar Tjongerschans, waarop [eiser] Tjongerschans bij herhaling heeft gewezen en waarvan de financiële risico's zijn afgedekt in de inkomensgaranties. Tjongerschans was volgens [eiser] volledig op de hoogte van de zakelijke samenwerking tussen hem en [B], zo ook van de bedreigingen die [B] bij herhaling jegens hem heeft geuit en de daardoor bij [eiser] veroorzaakte spanningen. [eiser] heeft [A] en [C] gemeld dat hij zich onder psychiatrische behandeling had laten stellen en heeft daarover meermalen met hen gesproken.
3.5. In de inkomensgaranties is nergens bepaald dat deze beperkt zijn tot het bereiken van de leeftijd van 60 jaar, de leeftijd waarop Flexpensioen kan ingaan. [eiser] heeft ook nooit afgesproken of toegezegd dat hij op die leeftijd met Flexpensioen zou gaan. Hij wilde juist doorgaan tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar. [eiser] kón weliswaar vervroegd uittreden, maar was daartoe niet verplicht.
3.6. De afspraak van 6 juni 2006 moet volgens [eiser] zo worden uitgelegd dat de pensioenopbouw van [eiser] bij het pensioenfonds volledig wordt voortgezet, dat het dienstverband bij Tjongerschans wordt gehandhaafd tot de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser] en dat [eiser] tot die leeftijd wordt gedetacheerd in een passende functie, opdat de inkomensgarantie kan worden nagekomen.
3.7. [eiser] stelt voorts dat [C] zelfstandig bevoegd was om als directeur van Tjongerschans de afspraken van februari en juni 2006 aan te gaan. Zij verkeerde toen niet in een kwetsbare positie binnen de organisatie en was zich bewust van de betekenis en reikwijdte van de afgegeven garanties. Ten tijde van de overeenkomst van februari 2006 was ook nog niet bekend dat [C] Tjongerschans zou verlaten.
3.8. Indien geoordeeld zou worden dat de inkomensgarantie van 16 februari 2006 (of één van de eerdere garanties) niet te goeder trouw tot stand zouden zijn gekomen, en om die reden niet rechtsgeldig zou(den) zijn, dan zijn de daarvóór geldende inkomensgaranties volgens [eiser] van kracht en kan hij zich daarop beroepen.
3.9. Ten aanzien van de nakoming van de inkomensgarantie(s) kan Tjongerschans zich niet beroepen op de reden voor het ontslag van [eiser], nu partijen in de inkomensgaranties van december 2005 en juni 2006 expliciet zijn overeengekomen dat over de reden van het ontslag geen discussie plaatsvindt tussen partijen. [eiser] kan in alle gevallen waarin zijn dienstbetrekking bij Tjongerschans eindigt aanspraak maken op de inkomensgaranties. Een en ander is tussen partijen ook uitdrukkelijk zo besproken bij het aangaan van de betreffende inkomensgaranties.
3.10. [eiser] heeft zich ruimschoots ingespannen om een andere functie te vinden buiten Tjongerschans. De ondernomen sollicitatiepogingen - waarvan hij Tjongerschans steeds naar behoren op de hoogte heeft gesteld - hebben echter geen effect gesorteerd. [eiser] heeft thans geen uitzicht op een andere baan en zijn afstand tot de arbeidsmarkt is om meerdere redenen groot. [eiser] verwerft, anders dan Tjongerschans stelt, geen inkomsten (meer) uit zijn voormalige onderneming, genaamd BASC. Deze onderneming bestaat niet meer. Daarnaast is de dichtbundel van [eiser] in diens eigen tijd geschreven. Over de verkoop van deze dichtbundel ontvangt hij royalty's. De kosten zijn echter hoger dan de baten van de dichtbundel, aldus [eiser].
3.11. Tjongerschans kan volgens [eiser] geen beroep doen op de redelijkheid en billijkheid c.q. gewijzigde omstandigheden, om nakoming van de overeengekomen garanties af te weren.
Het standpunt van Tjongerschans
4.1. Tjongerschans stelt dat zij niet gehouden is tot nakoming van de overeengekomen inkomens- en pensioengarantie(s), primair gelet op de uitleg van de overeenkomst, de omstandigheden waaronder de afspraken tot stand zijn gekomen en de bedoeling daarvan. Subsidiair beroept Tjongerschans zich op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Meer subsidiair doet Tjongerschans een beroep op onvoorziene omstandigheden, op matiging en op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.
4.2. Tjongerschans stelt voorts dat de inkomensgarantie aldus moet worden uitgelegd dat partijen aan [eiser] een inkomensvoorziening hebben willen toekennen voor het geval hij nadeel zou ondervinden van zijn rol als bemiddelaar tussen de directie en de medische staf van het ziekenhuis. De inkomensgarantie is bovendien verstrekt voor een bepaalde periode, te weten totdat [eiser] op zijn 60e met Flexpensioen zou gaan (op 1 december 2012). Tjongerschans is daarom hooguit gehouden tot aanvulling van de WW-uitkering en/of aanvulling van elders te verdienen salaris tot aan de datum van 1 december 2012. Met het in de latere overeenkomsten opgenomen begrip 'pensioennering' is de datum van Flexpensioen (of OBU) bedoeld, aldus Tjongerschans. In de inkomensgarantie wordt niet uitdrukkelijk genoemd dat ook een WW-uitkering moest worden aangevraagd in geval van werkloosheid en dat de aanvulling slechts ziet op een aanvulling van de WW-uitkering bij werkloosheid. Zo dient de garantie echter wel te worden gelezen. Ten onrechte vordert [eiser] onverkorte betaling van een bedrag gelijk aan zijn salaris, en brengt hij de door hem ontvangen WW-uitkering niet in mindering. De door Tjongerschans voorgestane uitleg van de inkomensgarantie is ook de meest redelijke. Indien de uitleg van Tjongerschans wordt gevolgd betekent dat dat [eiser] tot zijn 60e een inkomen hebben van 100% van zijn laatstverdiende loon. In de periode van 60 tot 65 jaar krijgt [eiser] vervolgens ruim 70% van zijn laatstverdiende loon. Daarnaast gaat de pensioenopbouw gedurende de periode van Flexpensioen gewoon door. [eiser] lijdt volgens Tjongerschans dan ook geen pensioenschade. Partijen hebben nimmer beoogd een inkomensgarantie tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser] te verstrekken voor alle gevallen waarin [eiser] arbeidsongeschikt zou zijn of niet meer voor Tjongerschans zou werken. Bedoeling van de inkomensgarantie was slechts om [eiser] te beschermen in zijn rol als bemiddelaar tot de datum van Flexpensioen. [C] heeft ook nooit beoogd om [eiser] een inkomensgarantie tot de pensioengerechtigde leeftijd te verstrekken voor alle gevallen waarin [eiser] arbeidsongeschikt zou worden of niet meer voor Tjongerschans zou werken. [eiser] spaarde bovendien voor extra pensioen in aanvulling op zijn Flexpensioen. Tjongerschans heeft richting Tjongerschans nimmer aangegeven dat hij niet meer met Flexpensioen wilde gaan. Daartoe verwijst Tjongerschans ook naar het door [eiser] opgestelde verslag van het gesprek tussen hem en [F] van 5 april 2006, ter gelegenheid waarvan [eiser] heeft bevestigd dat hij, voorafgaande aan het bemiddelingsproces, van de directie een inkomensgarantie tot zijn 60e jaar had gekregen.
4.3. Tjongerschans stelt tevens dat alle inkomsten die [eiser] verwerft vanaf 1 januari 2010 in mindering moeten worden gebracht op enige vergoeding uit hoofde van de inkomensgarantie. Dan gaat het om de inkomsten uit hoofde van de WW-uitkering, inkomsten uit eventuele andere uitkeringen, de inkomsten uit de eigen onderneming van [eiser] (BASC) en de uitgifte van zijn dichtbundel. Tjongerschans verlangt maandelijks inzicht in deze inkomsten. Ook de betaalde ontbindingsvergoeding dient volgens Tjongerschans in mindering te strekken op de inkomensgarantie.
4.4. Nu het de bedoeling van partijen was om een inkomensgarantie af te spreken in verband met de bemiddelaarsrol van [eiser] in het conflict tussen de directie en de medische staf van het ziekenhuis en de bemiddeling succesvol is verlopen, heeft [eiser] volgens Tjongerschans geen schade geleden als gevolg van zijn bemiddelaarsfunctie. Het geschil tussen de directie en de medische staf had niets te maken met het privé-conflict tussen [eiser] en [B], het hoofd van de medische staf. Gelet op voormelde bedoeling van de inkomensgarantie kan [eiser] daarop geen beroep doen in geval van arbeidsongeschiktheid als gevolg van genoemd privé-conflict. Indien de inkomensgarantie toch (ook) voor dat laatste geval zou gelden, dan geldt deze volgens Tjongerschans slechts tot de datum van Flexpensioen, 1 december 2012, en niet totdat [eiser] 65 wordt.
4.5. Voor zover de inkomensgaranties hebben te gelden als een vaststellings-overeenkomst in de zin der wet, hetgeen Tjongerschans overigens betwist, doet Tjongerschans een beroep op de vernietiging van deze vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 7:904 BW; gebondenheid aan zodanige overeenkomst is in verband met de inhoud en wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.6. Tjongerschans doet verder een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW: een beroep op de inkomensgarantie is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. In dat verband wijst Tjongerschans op de aan [eiser] betaalde (aanzienlijke) ontbindingsvergoeding en het feit dat zij het loon van [eiser] meer dan 3,5 jaar heeft doorbetaald tijdens diens arbeidsongeschiktheid. Tevens heeft [eiser] niet inzichtelijk gemaakt welke inspanningen hij heeft verricht om een andere passende functie te vinden. Gelet op de verstrekte inkomensgaranties heeft [eiser] weinig werk gemaakt van het zoeken naar een andere baan. Bovendien wees hij er bij zijn sollicitaties telkens op dat hij vier psychiatrische consulten per week nodig had, wat zijn kans op het vinden van een nieuwe baan niet heeft vergroot. Ook hier geldt dat [eiser] niet is uitgevallen als gevolg van zijn rol als bemiddelaar. Ten slotte was [eiser] niet te goeder trouw bij het aangaan (en oprekken) van de inkomensgaranties. Bij het oprekken van de inkomensgaranties naar arbeidsongeschiktheid en ziekte had [eiser] aan [C] dienen mee te delen - hetgeen hij heeft nagelaten - dat hij psychische klachten had en daarvoor bij een psychiater onder behandeling was. In dit verband stelt Tjongerschans nog dat zij de door [eiser] opgevoerde brief van 2 februari 2006 aan de voorzitter van de Raad van Toezicht (die ook nog in kopie aan [C] zou zijn gezonden) niet kent. [C] kan zich evenmin herinneren dat zij ooit een (kopie van de) brief van 2 februari 2006 heeft ontvangen.
4.7. Partijen zijn volgens Tjongerschans nooit een pensioengarantie overeengekomen. De brief van 6 juni 2006 kan niet aldus worden opgevat dat Tjongerschans zich heeft verplicht tot volledige compensatie van het verlies van ouderdomspensioen dat is ontstaan door beëindiging van de arbeidsovereenkomst van partijen. [C] heeft de brief slechts geschreven in het kader van de re-integratie van [eiser]. Voorts kan [eiser] het pensioen vrijwillig voortzetten zolang hij een WW-uitkering geniet. Het is Tjongerschans wettelijk niet toegestaan om de pensioenopbouw van [eiser] voort te zetten na de beëindiging van het dienstverband. [eiser] verliest ook uit het oog dat hij op zijn 60e met Flexpensioen zou gaan. Door het afsluiten van een vrijwillige voortzetting van het pensioen naast de FVP-tegemoetkoming en het aanwenden van de ontbindingsvergoeding voor aanvulling Flexpensioen of voortzetting pensioen is de pensioenschade aanmerkelijk lager dan [eiser] stelt.
4.8. Tjongerschans stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de afgegeven garanties mag verwachten. Er is sprake onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW. Deze onvoorziene omstandigheden bestaan uit de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, het weigeren door [eiser] van een andere passende functie binnen Tjongerschans, het uitblijven van ander werk en de langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser]. Al deze omstandigheden waren niet te voorzien bij het aangaan van de garanties en zijn daarin niet verdisconteerd. Op grond van onvoorziene omstandigheden verzoekt Tjongerschans wijziging van de inkomensgarantie, in die zin dat zij slechts gehouden is om het inkomen van [eiser] tot 1 december 2012 aan te vullen, waarop in mindering strekken de inkomsten van [eiser] en de aan hem betaalde ontbindingsvergoeding.
4.9. Ten slotte verzoekt Tjongerschans, eveneens meer subsidiair, om de eventueel aan [eiser] te betalen vergoeding tot nihil te matigen, op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en de billijkheid. De door [eiser] gestelde schade is mede aan hemzelf toe te rekenen, althans ligt in diens risicosfeer. Terugkeer naar Tjongerschans was niet meer mogelijk, omdat [eiser] dat om hem moverende redenen niet wilde. Er was geen uitzicht op ander werk en Tjongerschans betaalde het salaris van [eiser], ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, ruim 3,5 jaar door. Daarnaast stelt Tjongerschans - onder verwijzing naar artikel 3:12 BW - dat de laatste jaren steeds meer kritiek vanuit de politiek en de maatschappij is gekomen op hoge salarissen, bonussen en ontslagvergoedingen van onder meer functionarissen van zorginstellingen.
De beoordeling van het geschil
5.1. De kantonrechter stelt voorop dat, nu de kantonrechter te Hoorn de kwestie van de inkomens- en pensioengaranties uitdrukkelijk buiten beschouwing heeft gelaten bij het bepalen van (de hoogte van) de ontbindingsvergoeding, een vordering tot nakoming van een contractuele afvloeiingsregeling in een afzonderlijke procedure geldend kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiser] ontvankelijk in zijn daartoe strekkende vorderingen.
5.2. De ontbindingsrechter dient, als in de ontbindingsprocedure een beroep op dergelijke aanspraken wordt gedaan, die regeling bij de toekenning van een billijkheidsvergoeding mede in zijn beschouwingen te betrekken. Hierbij dient de rechter ervan uit te gaan dat die regeling zal worden nagekomen, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit in het betrokken geval niet mag worden verwacht. Indien de rechter in de ontbindingsprocedure - zonder bekend te zijn met een tussen partijen overeengekomen afvloeiingsregeling - een billijkheidsvergoeding heeft toegekend, dan dient de rechter die in een latere procedure heeft te oordelen over de vordering tot nakoming van de afvloeiingsregeling, de toegekende ontbindingsvergoeding in zijn beschouwingen te betrekken, indien het debat van partijen daartoe aanleiding geeft. Uitgangspunt in de nakomingsprocedure is dat de afvloeiingsregeling moet worden nagekomen. Indien de werkgever zich op het standpunt stelt dat in verband met de toegekende ontbindings-vergoeding nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dan dient de rechter op grond van zijn uitleg van de overeenkomst vast te stellen of partijen daarbij rekening hebben gehouden met de mogelijkheid dat naast een afvloeiingsregeling door de rechter een ontbindingsvergoeding wordt vastgesteld. Indien partijen daarmee rekening hebben gehouden, zal in het algemeen geen sprake zijn van onaanvaardbaarheid. Indien partijen hiermee geen rekening hebben gehouden, kan van onaanvaardbaarheid sprake zijn. In verband met de terughoudendheid die bij de toepassing van deze maatstaf is geboden, zal hiervan slechts bij hoge uitzondering sprake zijn (zie HR 2 april 2004, NJ 2006, 212 en HR 25 juni 2004, NJ 2006, 213).
5.3. De kantonrechter overweegt voorts dat de tussen partijen (laatstelijk) overeengekomen contractuele afvloeiingsregeling, anders dan [eiser] meent, niet als een vaststellingsovereenkomst in de zin der wet kan worden aangemerkt. Immers, de regeling is niet tot stand gekomen ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of een geschil omtrent hetgeen tussen partijen rechtens geldt, zodat de desbetreffende wettelijke bepalingen (artikel 7: 900 e.v. BW) in dit geval toepassing missen. De afvloeiingsregeling is een obligatoire overeenkomst in de zin van artikel 6:213 BW.
5.4. De kantonrechter stelt vast - hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is - dat directeur [C] statutair bevoegd was om Tjongerschans jegens [eiser] te binden met betrekking tot de inkomensgarantie. Niet relevant is dat [C] deze afspraken maakte tegen het einde van haar dienstverband. Ook al zou [eiser], zoals Tjongerschans stelt, gebruik hebben gemaakt van een machtsvacuüm binnen de organisatie van Tjongerschans, dan is dit een omstandigheid die slechts Tjongerschans regardeert. [eiser] mocht er in de gegeven omstandigheden op vertrouwen dat [C] als mededirecteur bevoegd was om Tjongerschans te vertegenwoordigen bij het overeenkomen van de laatste inkomensgarantie en aldus Tjongerschans jegens hem te binden. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die voor [eiser] aanleiding hadden moeten vormen deze bevoegdheid te betwijfelen. Indien [C], zoals zij in een overgelegde schriftelijke verklaring heeft verklaard, nimmer heeft beoogd om aan [eiser] een loon- en pensioenvoortzettingsgarantie tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd te verstrekken, dan had zij de desbetreffende garanties (in de onderhavige bewoordingen) niet moeten ondertekenen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de inkomensgarantie van 16 februari 2006 rechtsgeldig tot stand is gekomen.
5.5. Ten aanzien van het debat van partijen omtrent de uitleg van de overeengekomen inkomens- en pensioengaranties stelt de kantonrechter voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). De taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, zullen in praktisch opzicht wel vaak van groot belang zijn bij de uitleg van een geschrift. Bij de uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het geval (HR 20 februari 2005, NJ 2005, 493).
5.6. Voor wat betreft de primaire vordering onder I. oordeelt de kantonrechter als volgt. In de inkomensgarantie van 16 februari 2006 zijn, in vergelijking met de eerdere inkomensgaranties, aan de situaties waarin een beroep kan worden gedaan op de inkomensgarantie de situaties "ziekte" en "arbeidsongeschiktheid" toegevoegd. Tussen partijen is uitgebreid gedebatteerd omtrent de vraag of [eiser] zijn ten tijde van het overeenkomen van de inkomensgarantie van 16 februari 2006 bestaande psychische toestand - in verband waarmee hij onder behandeling stond van een psychiater - had moeten mededelen aan Tjongerschans. Het antwoord op deze vraag kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven, nu er door [eiser] geen beroep op de inkomensgarantie wordt gedaan in het kader van ziekte of arbeidsongeschiktheid tijdens het dienstverband, maar in verband met ontslag door de werkgever. Ontbinding van een arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever valt naar het oordeel van de kantonrechter onder de bewoordingen "ontslag door de werkgever".
5.7. In verband daarmee kan [eiser] zich beroepen op nakoming van de laatstelijk overeengekomen inkomensgarantie van 16 februari 2006. Naar het oordeel van de kantonrechter dient de inkomensgarantie van 16 februari 2006 voor de situatie van ontslag aldus te worden uitgelegd dat [eiser] in die situatie, vanaf de ontslagdatum, recht heeft op doorbetaling van een bedrag ter grootte van zijn laatstgenoten salaris, inclusief emolumenten. De kantonrechter stelt dit bedrag op het door [eiser] gevorderde bedrag van EUR 6.418,- bruto per maand, nu Tjongerschans de berekening van dit bedrag niet of onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
5.8. Voor wat betreft de vraag voor hoe lang de inkomensgarantie loopt, oordeelt de kantonrechter als volgt. Hoewel de in de inkomensgarantie gebruikte bewoordingen met betrekking tot de ingangsdatum en de einddatum van de inkomensgarantie, in hun onderling verband bezien niet helemaal concludent zijn voor de situatie van ontslag door de werkgever (immers: doorbetaling van “salaris” na ontslag impliceert een tegenstrijdigheid), moet de einddatum van de inkomensgarantie in een dergelijke situatie naar het oordeel van de kantonrechter worden bepaald op het moment waarop [eiser], na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van Tjongerschans, de reguliere pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikt, tenzij [eiser] er zelf voor zou hebben gekozen om eerder met vroegpensioen te gaan of om zelf ontslag te nemen.
5.9. De overeengekomen inkomensgarantie omvat naar het oordeel van de kantonrechter ook de voortzetting van de pensioenopbouw van [eiser] vanaf de ontslagdatum tot aan de datum van pensionering. Dit is enerzijds impliciet op te maken uit de tekst van de inkomensgarantie van 16 februari 2006 – nu deze verwijst naar het salaris inclusief toelagen en ook verwijst naar de CAO, waar de pensioenbijdrage, als onderdeel van de arbeidsovereenkomst, uit voortvloeit – en anderzijds nog eens expliciet bevestigd in de hiervoor sub 2.13. bedoelde brief van 6 juni 2006 van Tjongerschans, die door [eiser] voor akkoord is ondertekend. Om dezelfde hierboven overwogen redenen waarom de door [C] namens Tjongerschans ondertekende inkomensgarantie van 16 februari 2006 rechtsgeldig overeen is gekomen, zijn ook de afspraken in de brief van 6 juni 2006 rechtsgeldig overeengekomen.
5.10. Naar het oordeel van de kantonrechter dient de in de inkomensgarantie van 16 februari 2006 gebruikte term "pensioennering" (door de kantonrechter gelezen als “pensionering”) in beginsel aldus te worden uitgelegd dat daarmee gedoeld wordt op het door [eiser] bereiken van de 65-jarige leeftijd, zijnde de (thans) geldende leeftijd waarop er een wettelijk recht op ouderdomspensioen onder de AOW ontstaat. Dit zou alleen anders kunnen zijn indien Tjongerschans aantoont dat partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat [eiser] gebruik zou maken van zijn recht op vroegpensioen. In dat verband heeft Tjongerschans aangevoerd dat [eiser] bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar met Flex-pensioen zou gaan, wat door [eiser] is bestreden. De kantonrechter overweegt dienaangaande dat niet gebleken is van een uitdrukkelijke schriftelijke overeenkomst tussen partijen inhoudende dat [eiser] gebruik zou maken van zijn recht op vroegpensioen en mitsdien op 60 jarige leeftijd met Flexpensioen zou gaan. Dit had, gezien het belang van zo’n afspraak voor alle betrokkenen – mede met het oog op de afgegeven inkomensgarantie - alleszins voor de hand gelegen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Tjongerschans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen anderszins overeen is gekomen dat [eiser] op de leeftijd van 60 jaar gebruik zou maken van Flexpensioen. Het enkele feit dat [eiser] die wens wel eens bij Tjongerschans zou hebben geuit, alsmede dat [eiser] daar het recht toe had, is onvoldoende, nu de vraag of een werknemer van zo’n recht gebruik wenst te maken, aan de werknemer is. Ook het feit dat de eerste inkomensgarantie (van 17 oktober 2002) specifiek voor een periode van 9 jaar (tot aan het door [eiser] bereiken van de 60 jarige leeftijd) is afgesloten is niet concludent voor de stelling van Tjongerschans, nu in de later afgesloten inkomensgarantie de specifieke beperking in duur (tot 9 jaar) is verwijderd en de duur van de garantie in veel algemenere termen is gesteld. Nu Tjongerschans terzake onvoldoende heeft gesteld, zal zij ook niet tot bewijslevering op dit punt worden toegelaten. Dat brengt met zich dat er in rechte vanuit zal worden gegaan dat met de in de inkomensgarantie genoemde term "pensioennering" de AOW gerechtigde leeftijd van 65 jaar is bedoeld.
5.11. Aan Tjongerschans kan worden toegegeven dat de eerste inkomensgarantie (van 17 oktober 2002) uitdrukkelijk overeen is gekomen in verband met de rol van [eiser] als bemiddelaar in een conflict tussen de medische staf en de directie van Tjongerschans, waarbij is beoogd om aan [eiser] een inkomensgarantie te verstrekken voor het geval hij nadeel zou ondervinden van zijn rol als bemiddelaar. De eerste garantie is ook expliciet in tijd beperkt (namelijk tot 9 jaar na de schriftelijke en ondertekende beëindiging door de directie van het bemiddelingsproces). Deze bemiddeling is in 2003 echter afgerond, hetgeen door Tjongerschans expliciet schriftelijk aan [eiser] is bevestigd bij brief van 3 september 2003. Geconstateerd wordt dat de inkomensgarantie nadien niettemin nog een aantal keren is overeengekomen, waarbij die specifieke bemiddelende rol van [eiser], als reden voor het aangaan van de garantie, niet meer is genoemd (maar de bemiddelingsrol in meer algemene termen is omschreven en een breder doel heeft gekregen), terwijl de limitering tot 9 jaar is veranderd in een duur voor onbepaalde tijd, afhankelijk van een aantal specifiek benoemde situaties. Tegen die achtergrond kan Tjongerschans niet worden gevolgd in haar stelling dat de inkomensgarantie alleen zou zien op de situatie dat [eiser] nadeel zou ondervinden van zijn rol als bemiddelaar als bedoeld in de eerste tekst van de garantie. Indien Tjongerschans de inkomensgarantie(s) slechts had willen beperken tot deze situatie, dan is het niet begrijpelijk dat a) er in later stadium vernieuwde inkomensgaranties zijn overeengekomen en b) in die latere inkomensgaranties de situaties waarin daarop een beroep kan worden gedaan, zijn uitgebreid en c) de rol van [eiser] als bemiddelaar ten behoeve van de directie en de medische staf een vast onderdeel van zijn takenpakket wordt, naast zijn functie als P&O adviseur.
5.12. Gelet op het vorenstaande heeft [eiser] in beginsel recht op doorbetaling door Tjongerschans van een bedrag ter grootte van zijn laatstgenoten salaris en voortzetting van pensioenopbouw vanaf de ontslagdatum tot het moment dat hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Voor een beperking op voorhand tot een bedrag van EUR 909.320,00 - zoals door Tjongerschans bij dupliek verzocht - is geen aanleiding, nu de kantonrechter in de stellingen van [eiser] geen aanleiding ziet aan te nemen dat [eiser] zijn vordering (op voorhand) tot dit bedrag heeft willen beperken en het petitum zulks ook niet vermeldt, terwijl de inkomensgarantie zelf zo’n beperking ook niet kent.
5.13. Tjongerschans heeft bepleit dat een beroep op de inkomensgarantie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Met inachtneming van hetgeen hiervoor sub 5.2. is overwogen, moet uitgangspunt zijn dat de afvloeiingsregeling in beginsel geheel dient te worden nagekomen door Tjongerschans. Slechts bij hoge uitzondering kan nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geoordeeld. De kantonrechter is van mening dat door Tjongerschans onvoldoende omstandigheden zijn aangevoerd die maken dat hier sprake is van zo’n hoge uitzondering. Het enkele feit dat [eiser] reeds een ontbindingsvergoeding van de kantonrechter heeft ontvangen is daarvoor onvoldoende, nu de grondslag van de door de kantonrechter te Hoorn in zijn beschikking van 26 oktober 2009 vastgestelde vergoeding is te vinden in de normen van de redelijkheid en billijkheid, terwijl de grondslag van de onderhavige vordering een andere is, te weten de nakoming van een contractuele verbintenis. De kantonrechter heeft bovendien, in zijn beschikking, aangegeven wetenschap te hebben van de contractuele verbintenis tussen partijen en deze verbintenis expliciet niet in zijn oordeel mee te willen nemen. De ontbindingsvergoeding zal dus niet in mindering strekken op de contractuele afspraken tussen partijen.
5.14. Gezien de inhoud en strekking van de tussen partijen gemaakte contractuele afspraken over de inkomensgarantie acht de kantonrechter het redelijk dat de door [eiser] vanaf de ontslagdatum genoten inkomsten uit een WW-uitkering, alsmede eventuele andere door hem te ontvangen uitkeringen krachtens werknemers- of volksverzekeringen, in mindering strekken op de inkomensgarantie. Alhoewel de tekst van de aanvullingsafspraken in de garantie van 16 februari 2006 niet expliciet verwijst naar door [eiser] te ontvangen WW inkomsten – deze verwijst slechts naar “intern of extern een andere functie aanvaarden” - is de kantonrechter van oordeel dat, met inachtneming van hetgeen hiervoor sub 5.5. is overwogen terzake van de uitleg van de overeengekomen inkomens- en pensioengaranties, een redelijke uitleg van de “aanvullingsbepaling” in de inkomensgarantie, mede in acht genomen de achtergrond van de totstandkoming van de garantie, met zich mee brengt dat inkomsten uit uitkeringen krachtens werknemers- en/of volksverzekeringen in mindering dienen te worden gebracht op de door Tjongerschans aan [eiser] onder de inkomensgarantie te betalen bedragen. Datzelfde geldt voor inkomsten uit arbeid.
5.15 Voor verdere beperking van de aan [eiser] verstrekte inkomensgarantie op grond van de eisen van de redelijkheid en de billijkheid bestaat in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. Verdere beperking van de inkomensgarantie op grond van onvoorziene omstandigheden in de zin van 6:258 BW is evenmin aan de orde. Tjongerschans heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat nakoming van de garanties, met het oog op de ver strekkende (financiële) gevolgen daarvan voor haar eigen bedrijfsvoering, niet van haar kan en mag worden verwacht. Tjongerschans kan [eiser] er verder geen verwijt van maken dat hij een andere passende functie in haar organisatie heeft geweigerd, nu de bedrijfsarts bij herhaling (zie bijvoorbeeld het advies van 18 januari 2008) heeft vastgesteld dat [eiser] arbeidsongeschikt is voor zijn eigen functie bij Tjongerschans, alsook voor andere passende functies bij Tjongerschans. Het had op de weg van Tjongerschans gelegen om, indien zij het met deze adviezen niet eens was, een second opinion aan te vragen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Tjongerschans in dit verband ook onvoldoende gesteld of, en zo ja in hoeverre, [eiser] inkomsten heeft genoten uit zijn eigen onderneming en de door hem uitgegeven dichtbundel. Er bestaan dan ook onvoldoende aanknopingspunten om daarmee rekening te houden bij het honoreren van de inkomensgarantie.
5.16. Voor matiging van de inkomensgarantie tot nihil bestaat naar het oordeel van de kantonrechter in de omstandigheden van het geval geen grond. Weliswaar heeft Tjongerschans het salaris van [eiser] gedragen gedurende diens langdurige detachering bij het Westfriesgasthuis, maar Tjongerschans heeft er zelf voor gekozen om deze periode 3,5 jaar te laten duren. Niet valt in te zien waarom Tjongerschans, indien een terugkeer van [eiser] bij Tjongerschans niet mogelijk was, niet op een eerder moment een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen had kunnen indienen. Waar Tjongerschans [eiser] verwijt dat hij niet wilde terugkeren bij Tjongerschans, in welk geval hij de schade voor Tjongerschans zou hebben beperkt, kan dat verwijt niet slagen, nu de bedrijfsarts bij herhaling (zie bijvoorbeeld het advies van 18 januari 2008) heeft vastgesteld dat [eiser] arbeidsongeschikt is voor zijn eigen functie bij Tjongerschans, alsook voor andere passende functies bij Tjongerschans (en dat [eiser] geen beperkingen had voor werkzaamheden in een andere organisatie). Tjongerschans heeft er in dit verband ten slotte nog op gewezen dat de laatste jaren een maatschappelijk en politiek debat gaande is omtrent de hoogte van salarissen en afvloeiingsregelingen in de publieke sector (waaronder ook de zorgsector), nu de publieke sector uit de algemene middelen wordt gefinancierd. Indien Tjongerschans tegen die achtergrond geen hoge salarissen en afvloeiingsregelingen wenst toe te kennen aan haar functionarissen, dan had zij de onderhavige inkomensgaranties niet moeten overeenkomen. Hoe royaal de laatstelijk overeengekomen inkomensgarantie wellicht ook moge zijn, Tjongerschans heeft deze kennelijk in de destijds geldende omstandigheden gerechtvaardigd geacht en zij is om die reden gehouden deze na te komen.
5.17. De primaire vordering sub I, strekkende tot betaling van een bedrag van EUR 6.418,00 bruto per maand vanaf de ontslagdatum tot aan de pensioendatum (65) van [eiser] is dan ook toewijsbaar, zoals gevorderd te verminderen met de door [eiser] te genereren inkomsten uit hoofde van andere dienstbetrekkingen, met de vermelding (zie hiervoor sub 5.14.) dat onder deze inkomsten ook worden geschaard de door [eiser] (te) ontvangen inkomsten uit hoofde van de Werkloosheidswet of andere uitkeringen krachtens werknemers- of volksverzekeringen.
5.18. Voor wat betreft de primaire vordering sub II oordeelt de kantonrechter als volgt. [eiser] vordert betaling van een bedrag van EUR 258.280,00, rechtstreeks te storten in een bij PGGM ondergebrachte stamrechtregeling, als uitwerking van de hem door Tjongerschans verstrekte pensioengarantie. Uit de overgelegde stukken is op te maken dat Tjongerschans de pensioenregeling voor haar werknemers (waaronder [eiser]) heeft ondergebracht bij het Pensioenfonds Zorg&Welzijn (PFWZ). PFWZ heeft de uitvoering van de pensioenregeling uitbesteed aan uitvoeringsorganisatie PGGM. Tussen partijen is in confesso dat het Tjongerschans niet is toegestaan om de pensioenopbouw van [eiser] na de beëindiging van zijn dienstverband op dezelfde wijze voort te zetten als gedurende het dienstverband. De pensioenregeling van PGWZ kent wel de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw door een gewezen werknemer (op eigen kosten). Van een voortgezet deelnemerschap na einde dienstverband kan echter slechts sprake zijn gedurende de tijd dat [eiser] een WW-uitkering ontvangt óf een uitkering ontvangt uit wachtgeld of stamrecht. De mogelijkheid van vrijwillige voortzetting geldt voor [eiser] in de gegeven omstandigheden niet tot aan het door hem bereiken van de 65 jarige leeftijd. Verder geldt dat, voorzover [eiser] heeft geopteerd voor de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting, uit door [eiser] overgelegde brieven van PGGM blijkt dat Tjongerschans geweigerd heeft om de kosten daarvan te voldoen. Deze voortzetting is dus volledig voor rekening en risico van [eiser] zelf gekomen en doet daarmee niets af aan de verplichtingen van Tjongerschans onder de inkomens- en pensioengarantie. [eiser] heeft een brief overgelegd van PGGM van 11 oktober 2010 waarin door PGGM is berekend dat, om het gemis aan pensioenopbouw te compenseren over de periode van 1 januari 2010 tot aan [eiser] zijn pensioengerechtigde leeftijd, een eenmalige koopsom van EUR 258.280,00 vereist is, uitgaande van een betalingsdatum van 1 mei 2011, te storten in een stamrechtregeling. Op deze brief heeft [eiser] zijn primaire vordering sub II. gebaseerd. Weliswaar heeft [eiser], bij repliek, een latere brief van PGGM (van 31 januari 2010) overgelegd, waarbij het bedrag is herberekend naar EUR 263.860,00, uitgaande van storting per 1 september 2011, maar [eiser] heeft zijn primaire vordering sub II daar niet op aangepast. De kantonrechter beperkt zijn oordeel dan ook tot het door [eiser] gevorderde bedrag van EUR 258.280,00. Tjongerschans heeft de juistheid van de berekening van dit bedrag door PGGM van 11 oktober 2010 niet of onvoldoende gemotiveerd bestreden. Zij heeft haar verweer alleen gericht op de redenen waarom [eiser], ondanks de inkomensgarantie, geen aanspraak zou kunnen maken op (volledige) vergoeding van zijn pensioenschade. Gezien het bovenstaande, zal Tjongerschans worden veroordeeld om, zoals door [eiser] gevorderd, een koopsom ter grootte van EUR 258.280,00 in een bij PGGM op naam van [eiser] gesteld stamrecht te storten. Daarbij zal, gezien het feit dat het bedrag is berekend op basis van een storting per 1 mei 2011, over dit bedrag de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 worden toegekend.
5.19. De primaire vordering sub III. strekt ertoe dat, in het geval dat [eiser] een andere baan aanvaardt en de pensioenopbouw van [eiser] tijdens of na een andere baan door die baan niet wordt gecompenseerd, Tjongerschans wordt veroordeeld om het verlies aan ouderdomspensioen volledig aan [eiser] te vergoeden. Deze vordering zal worden afgewezen, nu met de toewijzing van het primair sub II. gevorderde, de pensioenschade die [eiser] lijdt tengevolge van de beëindiging van zijn dienstverband per 1 januari 2010 geacht kan worden reeds volledig te worden gecompenseerd, zodat [eiser] bij dit deel van zijn vordering geen enkel belang (meer) heeft.
5.20. De subsidiaire vordering (sub IV.) behoeft gezien het voorgaande geen bespreking.
5.21. De vordering van [eiser] sub V., die ertoe strekt dat Tjongerschans wordt veroordeeld in de fiscale boetes die voor [eiser] kunnen voortvloeien uit zijn vorderingen op Tjongerschans, zal worden afgewezen. Allereerst omdat deze vordering te onbepaald is om voor toewijzing in aanmerking te komen. Verder overweegt de kantonrechter dat, voorzover [eiser] met zijn vordering mocht duiden op heffingen ten gevolge van de bestempeling door de fiscus van een krachtens dit vonnis toegewezen vordering als een Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) in fiscale zin – geheel los van de vraag of een kwalificatie als RVU voor de hand ligt - de vordering evenmin voor toewijzing vatbaar is, nu de strafheffing over een RVU bij de werkgever plaatsvindt, en niet bij de werknemer.
5.22. Uit al het vorenstaande volgt dat de kantonrechter geen aanleiding ziet voor het honoreren van het verzoek van [eiser] (bij repliek) om Tjongerschans een bevel ex artikel 22 Rv te geven. Tevens vloeit uit het vorenstaande voort dat de kantonrechter evenmin honoreert het hiervoor sub 1.3. genoemde verzoek van Tjongerschans om de tussen partijen gemaakte afspraken te wijzigen, zoals aldaar is aangegeven.
5.23. Met de vordering sub VI. om Tjongerschans te veroordelen in de advocaatkosten beoogt [eiser] kennelijk een volledige vergoeding van de door zijn advocaten in rekening gebrachte kosten te verkrijgen. Deze vordering is - bij gebreke van enige onderbouwing waarom een zodanige vergoeding in afwijking van artikel 238 lid 2 Rv gerechtvaardigd zou zijn - niet toewijsbaar.
5.24. De vordering sub VII. om Tjongerschans te veroordelen in de kosten van het verhoren van getuigen is evenmin toewijsbaar, nu van dergelijke kosten in dit geding geen sprake is.
5.25. Tjongerschans zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
6.1. veroordeelt Tjongerschans tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
EUR 6.418,00 bruto per maand met ingang van 1 januari 2010 tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser] (65):
(i) te vermeerderen met de algemene loonsverhogingen/indexeringen zoals overeen te komen door de partijen bij de CAO Ziekenhuizen en
(ii) te verminderen met de eventueel door [eiser] vanaf 1 januari 2010 te genereren inkomsten uit hoofde van een andere dienstbetrekking – niet meegerekend inkomsten uit zijn (voormalige) eigen onderneming BASC dan wel de door hem uitgegeven dichtbundel -, inkomsten uit hoofde van de Werkloosheidswet of uit hoofde van enige andere door hem te ontvangen werknemers- en/of volksverzekering, waarbij [eiser] vanaf 1 januari 2010 tot aan de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar) maandelijks inzage dient te verstrekken aan Tjongerschans van zijn inkomsten;
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de maand van verschuldigdheid (voor de eerste termijn beginnend op 31 januari 2010) van elk maandelijks bedrag tot aan de dag van voldoening;
6.2. veroordeelt Tjongerschans tot vergoeding van de door [eiser] geleden en nog te lijden pensioenschade, welke schade wordt vastgesteld op een bedrag van EUR 258.280,00 en welk bedrag door Tjongerschans dient te worden gestort in een stamrechtregeling bij PGGM met [eiser] als verzekerde en begunstigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag van voldoening;
6.3. veroordeelt Tjongerschans in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op EUR 2.000,00 (2 punten x EUR 1.000,00) aan salaris gemachtigde en EUR 367,93 aan verschotten;
6.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2011 in tegenwoordigheid van mr. M. Postma als griffier.