Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank de volgende feiten vast:
1.1 Tot februari 2006 hield eiser alle aandelen in [X] B.V. (de vennootschap). Eiser was tevens (enig) bestuurder van de vennootschap. Sinds februari 2006 is eiser middellijk aandeelhouder van de vennootschap en indirect bestuurder. De vennootschap verkeert sinds 22 maart 2006 in staat van faillissement.
1.2 Eiser heeft als bestuurder van de vennootschap de betalingsonmacht schriftelijk bij de belastingdienst gemeld. De melding is door verweerder ontvangen op 8 maart 2006.
1.3 Verweerder heeft bij de vennootschap vanaf 13 maart 2007 een boekenonderzoek ingesteld. Bij dit boekonderzoek heeft verweerder een aantal constateringen gedaan die zijn vastgelegd in een rapport van 9 oktober 2007, waaronder de volgende:
– de vennootschap is er gedurende een deel van 2005 niet in geslaagd haar fiscale verplichtingen tot de juiste bedragen vast te stellen, omdat zij was overgeschakeld op een nieuw softwarepakket, dat nodig was voor geplande verkoopactiviteiten via het internet, die door een andere vennootschap zouden worden ontwikkeld. Het nieuwe softwarepakket functioneerde niet meteen naar behoren;
– de vennootschap heeft na overleg met haar accountant aangiften omzetbelasting ingediend tot geschatte bedragen, in dier voege dat de op de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken januari tot en met oktober 2005 althans de op de over dat jaar ingediende suppletie vermelde bedragen steeds gelijk zijn aan de over die respectievelijke kalendermaanden van 2004 aangegeven bedragen;
– de administratie van de vennootschap over 2005 en over de periode januari 2006 tot de faillissementsdatum was, in ieder geval ten tijde van het boekenonderzoek, niet volledig; de aangetroffen administratie is (op dat moment) onvolledig en bestaat enkel uit ordners met bank, kas, inkoop- en verkoopbescheiden en een auditfile 2005 (grootboek, dagboek en proef-saldibalans;
– bedragen van € 88.182, € 75.110 en € 16.592 aan ontwikkelings- en verbouwingskosten die betrekking hadden op andere, aan eiser gelieerde, vennootschappen zijn door de onderhavige vennootschap betaald zonder dat daar schriftelijke overeenkomsten aan ten grondslag lagen;
– de vennootschap heeft gedurende een deel van 2005 en 2006 de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting niet of niet volledig betaald;
1.4 De concept jaarcijfers over 2005 heeft verweerder op een zitting bij de rechtbank Assen op 24 oktober 2007 van eiser ontvangen. Tijdens deze zitting werden ook de aangiften omzetbelasting voor de tijdvakken januari tot en met maart 2006 aan verweerder overhandigd. Op de bij die gelegenheid aan verweerder verstrekte aangifte omzetbelasting over het tijdvak februari 2006 staat een bedrag vermeld aan per saldo verschuldigde belasting van € 32.718. Dit bedrag is niet betaald.
1.5 Op 18 januari 2008 heeft eiser administratieve bescheiden van de vennootschap aan verweerder overgelegd. Uit deze bescheiden volgen andere verschuldigde bedragen aan omzetbelasting over de eerste drie maanden van 2006 dan vermeld op de onder 1.4 bedoelde aangiften. Tijdens een op deze dag gehouden bespreking heeft eiser verklaard dat hij in de loop van 2005 besefte dat er een achterstand in de betalingsverplichtingen voor de omzetbelasting van de vennootschap was ontstaan, maar dat hij had verwacht die achterstand in te kunnen lopen met de opbrengst uit de verkoop van onroerende zaken.
1.6 Verweerder heeft eiser, voor zover thans van belang, als bestuurder van de vennootschap aansprakelijk gesteld voor de naheffingsaanslag loonheffing, gedagtekend 9 februari 2007, over de tijdvakken gelegen in het eerste halfjaar van 2006 (aanslagnummer 8017.64.300.A01.6507) voor een bedrag (na verrekening) van € 47.093 (januari: € 9.092, februari: € 19.115 en maart: € 18.886) vermeerderd met € 1.572 aan invorderingsrente en voor de naheffingsaanslag omzetbelasting, gedagtekend 27 april 2006, over het tijdvak februari 2006 (aanslagnummer 8017.64.300.F01.6020) voor een bedrag, na vermindering in bezwaar, van € 13.043 vermeerderd met € 951 aan invorderingsrente en een boete van € 1.304. Het bedrag aan verschuldigde loonheffing komt overeen met het totaal van de aangiften loonheffing over de desbetreffende periode.
1.7 Met ingang van 1 maart 2006 heeft het UWV de loonbetalingen overgenomen van de vennootschap.