ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ7788

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880044-11
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel binnendringen van een minderjarige en de beoordeling van ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van een 13-jarig meisje. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd in PI De Marwei, Leeuwarden, op een tijdstip in augustus 2007 in Leeuwarden handelingen heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het minderjarige slachtoffer. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van het slachtoffer tot seksuele handelingen door middel van geweld of bedreiging. De verdachte werd bijgestaan door mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen.

Tijdens de zitting op 12 mei 2011 heeft de raadsman betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging, omdat de aangifte niet correct was gedaan. De rechtbank oordeelde echter dat de aangifte van Bureau Jeugdzorg niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, aangezien iedereen die kennis draagt van een strafbaar feit bevoegd is om aangifte te doen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van het slachtoffer uitgesloten moest worden van het bewijs, omdat het proces-verbaal niet voldeed aan de vereisten van het openbaar ministerie.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kon worden, omdat er geen bewijs was dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen. Wel werd het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen niet aan de algemeen aanvaarde sociaal-ethische norm voldeden, gezien het leeftijdsverschil en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat het misbruik eenmalig was en dat de verdachte berouw toonde.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880044-11 VEV
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 mei 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI De Marwei, Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 12 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand augustus 2007 te Leeuwarden door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [minderjarige] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige], hebbende
verdachte een of meer vingers en/of zijn penis in de vagina van die [minderjarige] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat:
-verdachte die [minderjarige] heeft meegenomen naar zijn woning en/of de
voordeur op slot heeft gedaan en/of
-de blote borsten van die [minderjarige] heeft betast en/of
-de broek en/of string van die [minderjarige] naar beneden heeft getrokken en/of
-een hand van die [minderjarige] op zijn ontblote penis heeft gelegd en/of
waarbij die [minderjarige] verdachte heeft afgetrokken en/of (vervolgens)
-op die [minderjarige] is gaan liggen en/of
-met zijn knieën en/of handen de benen van die [minderjarige] uit elkaar heeft
geduwd en/of
-ondanks dat die [minderjarige] aangaf dat ze niet wilde, door is gegaan met de
hierboven omschreven seksuele handeling(en) en/of
-heeft verdachte met gebruikmaking van zijn fysieke en/of psychische overwicht
op die [minderjarige] een situatie doen ontstaan waarbij ze zich niet aan de
seksuele handelingen kon onttrekken en/of zich hier tegen kon verzetten
en/of (aldus) voor die [minderjarige] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand maand augustus 2007 te
Leeuwarden, met [minderjarige] (geboren op 4 maart 1994), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige], hebbende verdachte de blote borsten van die [minderjarige] betast en/of
zijn, verdachtes, penis en/of een of meer vingers in de vagina van die [minderjarige] geduwd/gebracht;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging. Er is aangifte gedaan door een teammanager van Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ), afdeling Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Niet blijkt op welke grond deze persoon bevoegd was tot het doen van aangifte. De aangifte spreekt niet van seksuele gedragingen, maar over de opvoedingssituatie waarin het slachtoffer verkeert.
De raadsman heeft tevens aangevoerd dat het proces-verbaal van de politie, inhoudende de verklaring van aangeefster, niet voldoet aan de vereisten uit de Aanwijzing inzake opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik van het openbaar ministerie. Van de brigadiers, bij wie het slachtoffer een verklaring heeft afgelegd, blijkt in het proces-verbaal niet dat zij gespecialiseerde zedenrechercheurs zijn. Het verhoor van het slachtoffer is niet auditief geregistreerd.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de aangifte van Bureau Jeugdzorg niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Een ieder die kennis draagt van een strafbaar feit is bevoegd daarvan aangifte te doen. Uit de aangifte tegen de moeder van het slachtoffer is kennelijk een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit gerezen ten aanzien van verdachte. Dit heeft kunnen leiden tot de strafrechtelijke vervolging van verdachte.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het proces-verbaal inhoudende de verklaring van het slachtoffer, niet aan de vereisten van de betreffende aanwijzing van het openbaar ministerie voldoet. De rechtbank is van oordeel dat het verzuim niet de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie rechtvaardigt. Deze sanctie komt slechts in aanmerking indien met opsporing en vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Hiervan is in casu geen sprake.
De rechtbank constateert dat het openbaar ministerie haar eigen aanwijzing niet heeft nageleefd. Het verzuim is ernstig en onherstelbaar.
De rechtbank verbindt hieraan het rechtsgevolg dat de verklaring van het slachtoffer wordt uitgesloten van het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van een leefstijltraining.
Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ter zake van het primair ten laste gelegde. Zij voert daartoe aan dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het dwingen met een andere feitelijkheid. Het 13-jarige slachtoffer is door haar moeder aan verdachte meegegeven in ruil voor bolletjes cocaïne. Het slachtoffer is op dat moment uit haar eigen macht geraakt. Verdachte heeft zich niets gelegen laten liggen aan wat het slachtoffer wilde. Het slachtoffer heeft geen weerstand kunnen bieden. Zij kon niet weg, omdat de deur van het verblijf van verdachte was afgesloten. Verdachte had, mede gelet op zijn leeftijd een psychisch en fysiek overwicht op aangeefster.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. 'Dwingen' in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht impliceert opzet van de verdachte op het doen ondergaan van seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer. Uit de voor het bewijs te bezigen bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot de seksuele handelingen. Evenmin blijkt dat aangeefster kenbaar heeft gemaakt geen seks met verdachte te willen. Het slachtoffer heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij, op het moment dat het tot seks kwam, niet tegenstribbelde, omdat ze anders problemen met haar moeder zou krijgen. Verdachte heeft verklaard dat hij, toen het hebben van geslachtsgemeenschap niet lukte, zelf heeft voorgesteld om te stoppen en het slachtoffer de volgende ochtend terug te brengen naar haar moeder. Uit de verklaring van getuige [naam] blijkt dat het slachtoffer en verdachte die ochtend als maatjes met elkaar omgingen.
De moeder van het slachtoffer heeft, in ruil voor bolletjes cocaïne die zij van verdachte zou krijgen, toestemming gegeven aan haar dochter om met verdachte mee te gaan naar huis. De rol die verdachte daarbij heeft gehad geeft onvoldoende grond voor de stelling dat hij het slachtoffer heeft gedwongen om met hem mee te gaan. Er blijkt ook niet van weerstand bij aangeefster op dat moment.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bij het bestanddeel 'ontuchtige handelingen' gaat om ontuchtige handelingen die in strijd zijn met de algemeen aanvaardbare sociaal-ethische norm. Naar het oordeel van de raadsman komt gewilde seks tussen een 13-jarige en een 18-jarige voor zonder dat dit sociaal-ethisch onaanvaardbaar zou zijn. Hiervoor pleit naar zijn mening ook de volwassen houding van verdachte, door te stoppen met de seksuele handelingen toen hij merkte dat het slachtoffer kennelijk toch niet wilde.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen. Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. De wetgever heeft bij de totstandkoming van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het leeftijdverschil tussen verdachte en het slachtoffer bijna vijf jaar bedraagt. Op het pleegmoment was het slachtoffer dertien jaar en vijf maanden oud. Een leeftijdverschil van vijf jaar is op die leeftijd groot te noemen. Voorts is van belang dat de leeftijd van het slachtoffer op dat moment fors beneden de leeftijd van zestien jaar ligt en er ook niet kan worden gesproken van een affectieve relatie, nu verdachte en het slachtoffer elkaar slechts enkele uren kenden. De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handelingen tussen verdachte en het slachtoffer in deze omstandigheden niet aan de algemeen aanvaarde sociaal-ethische norm voldoen en daarom een ontuchtig karakter hebben.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand augustus 2007 te
Leeuwarden, met [minderjarige] (geboren op 4 maart 1994), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige], hebbende verdachte de blote borsten van die [minderjarige] betast en zijn, verdachtes, penis en één of meer vingers in de vagina van die [minderjarige] gebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Subsidiair: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een meisje dat op dat moment nog maar 13 jaar oud was. Die ontucht heeft mede bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank stelt voorop dat voor ontucht met een minderjarige met penetratie van het lichaam in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is geïndiceerd van enige duur.
De rechtbank houdt rekening met de navolgende omstandigheden. Hoewel er sprake was van een (plotselinge) verliefdheid tussen verdachte en het slachtoffer en het slachtoffer er ouder uitzag dan zij in werkelijkheid was en zich ook ouder gedroeg, was het gelet op de jeugdige leeftijd van het slachtoffer, de plicht van verdachte om te verhinderen dat er seksueel contact zou plaatsvinden. Dat verdachte dat niet heeft gedaan is mede veroorzaakt door de moeder van het slachtoffer die er uitdrukkelijk in bewilligd heeft dat haar dochter als beloning voor enkele bolletjes cocaïne met verdachte meeging. Het slachtoffer had ondanks haar jeugdige leeftijd al enige seksuele ervaring en de moeder ging er ook vanuit dat er seks zou plaatsvinden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich ertoe heeft laten verleiden om het slachtoffer mee naar huis te nemen met als doel om seks met haar te hebben en dat hij geen rekening heeft gehouden met de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank neemt echter tevens in aanmerking dat eerst maanden nadat het feit zich heeft voorgedaan aangifte tegen verdachte is gedaan en dat het vervolgens nog eens drie jaren heeft geduurd voordat de politie het onderzoek is gestart. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat het misbruik eenmalig was. Tevens heeft de rechtbank de relatief jeugdige leeftijd van verdachte in aanmerking genomen, alsmede het feit dat verdachte zich ter zitting berouwvol heeft getoond en blijk heeft gegeven van het kwalijke van zijn handelwijze.
Genoemde omstandigheden moeten er naar het oordeel van de rechtbank toe leiden dat een lagere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is geëist. Voor de hoogte van de straf wordt tevens acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. De rechtbank zal een deel van de aan verdachte op te leggen straf voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van een leefstijltraining.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot acht maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dat inhoudt het volgen van een leefstijltraining.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. J.F.H. van den Belt, rechters, bijgestaan door mr. P.M. van der Spek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2011.