ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ6198

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
342270 /CV EXPL 11-39
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiekostenbeding in arbeidsovereenkomst en verrekening bij einde dienstverband

In deze zaak heeft [X] Van Heck B.V. aangeklaagd om een bedrag van € 1.475,-- te vorderen, alsook om te verklaren dat artikel 12 van de arbeidsovereenkomst nietig is. Dit artikel betreft een studiekostenbeding dat Van Heck het recht geeft om studiekosten te verrekenen bij beëindiging van het dienstverband. De arbeidsovereenkomst van [X] eindigde op 1 juni 2010, na het volgen van verschillende cursussen, waarvan de kosten door Van Heck zijn betaald. Van Heck heeft bij de eindafrekening de kosten van een technische cursus van € 1.175,-- verrekend met het bedrag dat [X] toekwam. [X] betwistte deze verrekening en stelde dat Van Heck niet gerechtigd was om de kosten terug te vorderen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Van Heck in beginsel gerechtigd is om studiekosten terug te vorderen, mits dit op redelijke gronden gebeurt. De rechter oordeelde dat Van Heck redelijkerwijs kon besluiten tot terugvordering van de helft van de studiekosten, omdat [X] de cursus kort voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst had gevolgd en Van Heck geen profijt had van de gemaakte kosten. De rechter heeft de vordering van [X] gedeeltelijk toegewezen en Van Heck veroordeeld tot betaling van € 737,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De rechter heeft tevens geoordeeld dat het studiekostenbeding niet als nietig moet worden aangemerkt en dat de verrekening bij einde dienstverband in dit geval is toegestaan. De beslissing van de kantonrechter is uitgesproken op 25 mei 2011, waarbij het verstekvonnis van 17 november 2010 is vernietigd en de vordering van [X] voor een deel is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 342270 \ CV EXPL 11-39
vonnis van de kantonrechter van 25 mei 2011
inzake
de besloten vennootschap
Van Heck B.V.,
hierna te noemen: Van Heck,
gevestigd te Noordwolde,
opposant,
oorspronkelijk gedaagde,
gemachtigde: mr. E.H. de Vries,
tegen
[X],
hierna te noemen: [X],
wonende te [woonplaats],
geopposseerde,
oorspronkelijk eiser,
gemachtigde: mr. A.F.R. Avis,
Procesverloop
1. Op de bij inleidende dagvaarding vermelde gronden heeft [X] gevorderd om Van Heck te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.475,-- met rente en kosten, alsmede voor recht te verklaren dat artikel 12 van de arbeidsovereenkomst nietig is.
Nadat deze vordering bij verstekvonnis van 17 november 2010 was toegewezen, is Van Heck van dat vonnis op 27 december 2010 in verzet gekomen en heeft zij gevorderd te worden ontheven van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij voormeld vonnis met veroordeling van [X] in de kosten van het verzet.
Vervolgens is bij vonnis van 2 februari 2011 een comparitie van partijen bepaald. Ter voorbereiding hierop heeft [X] bij brief van zijn gemachtigde van 21 april 2011 zijn standpunt nader uiteengezet. De comparitie heeft plaatsgevonden op 27 april 2011. Partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. Partijen hebben inlichtingen verschaft. Een minnelijke regeling is niet bereikt.
Ten slotte is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [X] en Van Heck zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
De feiten
2. [X] is op 1 oktober 2009 krachtens schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Van Heck. Artikel 12 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
"Werknemer verplicht zich in onderling overleg opleidingen te volgen, die naar mening van werkgever noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van werknemersfunctie. Als regel geldt dat deze buiten de werktijden wordt gevolgd. De kosten van de opleiding zijn voor rekening van de werkgever. Bij uitdiensttreding tijdens/net na het volgen van een opleiding/cursus kunnen de kosten of een deel van de kosten van de opleiding/cursus voor rekening van werknemer komen. Dit wordt naar redelijkheid bekeken door werkgever."
De arbeidsovereenkomst is per 1 juni 2010 geëindigd na opzegging door [X]. Gedurende het dienstverband heeft [X] een drietal cursussen gevolgd, te weten een cursus Veiligheid voor Leidinggevende ad € 280,--, een cursus Duits waarvan de kosten per personeelslid € 1.062,50 bedroegen en een technische cursus ad € 1.175,--. De vorenbedoelde kosten zijn voor rekening van Van Heck gekomen. Het examen van de laatstbedoelde cursus vond plaats op 17 april 2010. [X] is daarvoor niet geslaagd. Op 19 april 2010 heeft [X] zich ziek gemeld. Nadien heeft hij zijn werkzaamheden bij Van Heck nimmer meer verricht.
Bij de laatste loonbetaling c.q. eindafrekening heeft Van Heck de kosten van de technische cursus ad € 1.175,-- verrekend met hetgeen [X] toekwam.
De standpunten van partijen
3. [X] heeft het volgende aangevoerd ter onderbouwing van zijn (oorspronkelijke) vordering. Van Heck was niet gerechtigd om de kosten van de cursus te verrekenen met hetgeen [X] bij het einde van het dienstverband toekwam. Van Heck heeft voorts als werkgever niet de bevoegdheid om zelfstandig te beslissen dat, en zo ja welk bedrag, cursusgeld moet worden terugbetaald door [X] als werknemer. Verrekening in de zin van artikel 7:632 is hier niet aan de orde nu er geen sprake is van een schadevergoedingsverplichting, althans van een door [X] niet betwiste verplichting. Bovendien bevat artikel 12 van de arbeidsovereenkomst geen "glijdende schaal". [X] acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat bij opzegging van de arbeidsovereenkomst een betalingsverplichting jegens de werkgever ontstaat; deze betalingsverplichting moet aangemerkt worden als een onaanvaardbare verhindering de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Van een deugdelijk studiekostenbeding is hier geen sprake. [X] stelt dan ook terecht aanspraak te maken op betaling van de ten onrechte verrekende studiekosten ten bedrage van € 1.175,--.
4. Van Heck heeft tot haar verweer aangevoerd dat zij de studiekosten heeft mogen verrekenen met hetgeen [X] bij het einde van het dienstverband toekwam. Van Heck stelt dat zij de studiekosten in redelijkheid heeft kunnen terugvorderen, gelet op het feit dat de onderhavige cursus werd afgerond met een examen (dat op 17 april 2010 plaatsvond) waarvoor [X] is gezakt, voorts gelet op het feit dat [X] zich direct na het examen ziek heeft gemeld, dat hij de arbeidsovereenkomst een week later heeft opgezegd en dat hij kort daarop (per 1 juni 2010) uit dienst is getreden bij Van Heck. Ook indien een glijdende schaal zou hebben gegolden, zouden de studiekosten, gelet op de vorenbedoelde feiten en omstandigheden, volledig terugbetaald moeten worden. Objectief beschouwd is de "waarde" van [X] op de arbeidsmarkt verhoogd ten gevolge van de onderhavige cursus.
De beoordeling
5. Blijkens hetgeen tussen partijen is overeengekomen in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, is Van Heck in beginsel gerechtigd om studiekosten terug te vorderen van [X]. Volgens het vorenbedoelde artikel dient Van Heck bij haar beslissing tot terugvordering van studiekosten de redelijkheid tot uitgangspunt te nemen. Geoordeeld wordt dat, gelet op de omstandigheid dat het een cursus betreft die door [X] kort voordat hij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd heeft gevolgd, Van Heck redelijkerwijs heeft kunnen besluiten tot terugvordering van de kosten betreffende de onderhavige cursus. Van Heck heeft aldus kosten gemaakt waarvan zij als gevolg van het ontslag van [X] geen profijt heeft gehad. Daaraan moet worden toegevoegd dat uit de stellingen van [X] moet worden afgeleid dat hij (gemotiveerd) betwist dat deze cursus in relevante mate heeft bijgedragen aan zijn "waarde" op de arbeidsmarkt, zodat de juistheid van de betreffende stelling van Van Heck (die deze stelling ook niet verder heeft onderbouwd) niet is komen vast te staan. [X] heeft voorts niet gemotiveerd weersproken gesteld dat Van Heck hem min of meer verplicht heeft de cursus te volgen. Gelet op de vorenbedoelde feiten en omstandigheden moet als redelijk worden aangemerkt een beslissing waarbij Van Heck zou hebben besloten tot terugvordering van de helft van de betreffende studiekosten ad € 1.175,--, ofwel een bedrag van € 587,50. Nu vast staat dat Van Heck het volledige studiekostenbedrag heeft verrekend met [X], is zij gehouden de helft hiervan aan [X] te voldoen en is de vordering in zoverre toewijsbaar. De omstandigheid dat Van Heck besloten heeft de kosten van de beide andere door [X] gevolgde cursussen niet op [X] te verhalen maakt het voorgaande niet anders.
6. Er bestaat geen aanleiding voor de conclusie dat artikel 12 van de arbeidsovereenkomst als nietig moet worden aangemerkt, zoals [X] heeft betoogd. Dit artikel kan niet als een beding in de zin van artikel 7:631, tweede lid BW worden aangemerkt, zoals [X] heeft betoogd. De verplichting om studiekosten terug te betalen kan niet worden gelijkgesteld met een verplichting het loon op een bepaalde manier te besteden. Onjuist is voorts de stelling van [X] dat artikel 12 impliceert dat Van Heck geheel vrij is in haar beslissing om de studiekosten terug te vorderen. Van Heck is daarin in zoverre niet vrij dat zij haar beslissing op de redelijkheid dient te baseren, terwijl voorts van belang is dat haar beslissing door de rechter getoetst kan worden. Ten slotte impliceert de omstandigheid dat geen glijdende schaal is opgenomen niet dat artikel 12 als nietig moet worden aangemerkt.
7. Het verweer van [X] dat artikel 7:632 BW aan verrekening in de weg staat treft evenmin doel. Het betreft in casu een verrekening bij einde dienstverband die in beginsel is toegestaan. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die aanleiding vormen om van dit beginsel af te wijken.
8. Het resultaat van het voorgaande is dat het verstekvonnis vernietigd moet worden en dat de (oorspronkelijke) vordering voor een bedrag van € 587,50 toewijsbaar is. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar, zij het tot een bedrag van € 150,--, welk bedrag (conform de door de kantonrechter te hanteren staffel) is gerelateerd aan het toe te wijzen bedrag. Voor het overige dient de vordering te worden afgewezen.
9. In de omstandigheid dat de vordering deels toewijsbaar is, wordt aanleiding gevonden Van Heck in de proceskosten zijdens [X] te veroordelen. De kosten zullen worden gerelateerd aan het toe te wijzen bedrag. Betreffende het gemachtigdensalaris zal worden uitgegaan van 2 punten ad € 100,--.
De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar. Omdat er sprake moet zijn van een redelijke termijn voor betaling, is de ingangsdatum veertien dagen na de betekening van dit vonnis.
Beslissing
De kantonrechter:
vernietigt het vonnis waarvan verzet;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Van Heck tot betaling aan [X] van een bedrag van € 737,50, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 587,50 vanaf 25 oktober 2010, zijnde de datum van de oorspronkelijke dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Van Heck in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 200,-- wegens salaris en op € 227,93 wegens verschotten, vermeerderd met de wettelijke rente in geval de proceskosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis worden voldaan;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de hiervoor bedoelde veroordelingen betreft;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.