ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ2990

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880327-10 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en poging tot afpersing in de binnenstad van Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld en poging tot afpersing. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 7 augustus 2010 in de binnenstad van Leeuwarden, waar de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2011, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P. Bollema.

De officier van justitie vorderde veroordeling van de verdachte voor het primair onder A ten laste gelegde, met een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De camerabeelden van het incident toonden aan dat de verdachte en zijn medeverdachte enkele minuten lang een gesprek hadden met het slachtoffer voordat het geweld plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot afpersing of diefstal met geweld.

De rechtbank heeft het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard, namelijk openlijk in vereniging geweld plegen tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft geslagen en geschopt, wat heeft geleid tot letsel. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de blanco strafblad van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met inachtneming van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit van openlijk geweld. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880327-10
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 12 april 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bollema, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2010 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, op de openbare weg, te weten op de [straat] aldaar, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte
van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke poging tot
diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader:
- die [slachtoffer] voornoemde steeg in heeft getrokken en/of om/bij de nek heeft
gepakt en/of (vervolgens) aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of hij ook "cash"
had en/of of ze in de portemonnee van die [slachtoffer] mochten kijken en/of
- tegen de arm en/of de ribben en/of in de maagstreek en/of (elders) tegen het
lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen het (boven)been en/of het achterwerk en/of (elders) tegen het lichaam
van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- (hierbij) tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Geef me je beurs",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 7 augustus 2010 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een
persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet (meermalen en/of met kracht):
- tegen de arm en/of de ribben en/of in de maagstreek en/of (elders) tegen het
lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen het (boven)been en/of het achterwerk en/of (elders) tegen het lichaam
van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 7 augustus 2010 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de
[straat] aldaar, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
het:
- slaan en/of stompen tegen de arm en/of de ribben en/of in de maagstreek
en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- schoppen en/of trappen tegen het (boven)been en/of het achterwerk en/of
(elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer].
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair onder A ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair onder A en B ten laste gelegde, nu de verklaring van aangever [slachtoffer] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn medeverdachte geweld heeft gebruikt jegens aangever, maar dat geen sprake was van een poging tot afpersing of diefstal met geweldpleging. Bij de stukken bevindt zich een dvd met camerabeelden van het incident en deze is ter terechtzitting getoond. Op deze beelden is onder meer te zien dat verdachte en zijn medeverdachte enkele minuten lang voorafgaand aan het geweld een conversatie hebben gehad met aangever. Nu niet is komen vast te staan wat de exacte inhoud van deze conversatie was en de geweldshandelingen van verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet gericht waren op het afhandig maken van geld of andere goederen van aangever, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot afpersing of diefstal met geweldpleging.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, nu de ten laste gelegde handelingen geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel opleveren. Een poging tot zware mishandeling kan dan ook niet worden bewezen.
De rechtbank past met betrekking tot het meer subsidiair ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2011;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2010 (proces-verbaalnummer 2010079504-1).
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 7 augustus 2010 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, met een ander, aan de openbare weg, te weten de [straat] aldaar, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
- slaan en stompen tegen de arm en de ribben en in de maagstreek en elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- schoppen en trappen tegen het bovenbeen en het achterwerk van die [slachtoffer].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Meer subsidiair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het advies van Reclassering Nederland d.d. 11 november 2010;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen het slachtoffer [slachtoffer]. Dit openlijk geweld heeft 's nachts in de binnenstad van Leeuwarden plaatsgevonden. Dat daarbij grof geweld is gebruikt, heeft de rechtbank kunnen constateren aan de hand van de ter zitting getoonde camerabeelden. De rechtbank heeft deze camerabeelden als schokkend ervaren. Daarop valt onder meer te zien dat verdachte het slachtoffer, terwijl deze door de medeverdachte door middel van een nekklem in bedwang wordt gehouden, meermalen hard stompt en schopt.
Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij en zijn medeverdachte het slachtoffer wilden aanspreken op zijn bejegening van een op de Weaze lopende vrouw. Mede op basis van de camerabeelden is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van het slachtoffer geen enkele aanleiding gaf voor welk optreden dan ook van de verdachten, laat staan het gewelddadige optreden dat bewezen is verklaard. Het handelen van verdachte kan daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden betiteld dan als zinloos geweld. De rechtbank rekent verdachte diens optreden zwaar aan, ook omdat zulk geweld gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in de maatschappij in het algemeen en bij uitgaanspubliek in het bijzonder.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten. Daarbij tekent de rechtbank het volgende aan. De bewezenverklaring is gebaseerd op artikel 141, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Niettemin zal de rechtbank bij de straftoemeting aanknopen bij de oriëntatiepunten met betrekking tot het tweede lid van dat artikel, nu uit de stukken is gebleken dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen.
In het voordeel van verdachte spreekt dat hij een blanco strafblad heeft met betrekking tot het plegen van misdrijven.
De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat een werkstraf niet op zijn plaats is, gezien de ernst van het feit. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur moet worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. K. Post en mr. H.J. Idzenga, rechters, bijgestaan door mr. M.F. Alting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2011.