ECLI:NL:RBLEE:2011:BP9859

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
109750 / HA RK 11-2
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing en ontslag van bestuurders van stichting Pantera wegens financieel wanbeheer

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing en ontslag van de bestuurders van de stichting Pantera. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H.W. van Nijnatten, heeft de rechtbank verzocht om de bestuurders [verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3] en [verweerder 4] te ontslaan en hen in afwachting van de uitspraak te schorsen. De verzoeker heeft aangevoerd dat er sprake is van financieel wanbeheer door de bestuurders, waarbij gelden van de stichting zouden zijn aangewend voor privé-uitgaven. De verweerders, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J. Miltenburg, hebben een tegenverzoek ingediend om verzoeker te schorsen en te ontslaan als bestuurder van Pantera.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting Pantera zich bezighoudt met de opvang van katachtige roofdieren en dat de verzorging van de dieren door vrijwilligers geschiedt. De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, waaronder e-mailcorrespondentie tussen de bestuursleden over de financiële situatie van de stichting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat [verweerder 1] zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer in de zin van artikel 2:298 BW. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aan verzoeker gemaakte verwijten niet ernstig genoeg zijn om hem te ontslaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker om de bestuurders te ontslaan en te schorsen afgewezen, evenals het tegenverzoek van de verweerders om verzoeker te schorsen en te ontslaan. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van verzoeker toegewezen en verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 109750 / HA RK 11-2
Beschikking van 1 april 2011
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. E.H.W. van Nijnatten te Eindhoven,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [adres],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
verweerders,
hierna gezamenlijk te noemen [verweerders],
advocaat mr. M.H.J. Miltenburg te Leeuwarden.
1. de stichting
STICHTING PANTERA,
gevestigd te [adres],
belanghebbende,
hierna te noemen Pantera,
advocaat mr. M.H.J. Miltenburg te Leeuwarden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift,
- het verweerschrift, dat tevens een zelfstandig tegenverzoek bevat,
- de mondelinge behandeling op 3 maart 2011,
- de toezending van productie 22 door mr. Miltenburg, die met wederzijds goedvinden door [verweerders] na de mondelinge behandeling in het geding is gebracht.
2. De feiten
2.1. [verweerder 1] heeft in 1992 met zijn toenmalige echtge[X] (hierna mede te noemen: [X]) Pantera opgericht. Pantera houdt zich bezig met de opvang van katachtige roofdieren, die onder meer afkomstig zijn uit circussen en dierentuinen. De opvang vindt plaats in een opvangcentrum van Pantera, dat is gevestigd in [adres]. Voor zover mogelijk worden de dieren na verzorging en training herplaatst, bijvoorbeeld in een dierentuin of op locaties van Pantera in onder meer India en Afrika.
2.2. Pantera heeft geen personeel in dienst. De verzorging van de dieren in het opvangcentrum geschiedt door vrijwilligers.
2.3. Pantera is voor haar inkomsten aangewezen op donaties. Daarnaast verwerft zij inkomsten met het geven van workshops ("Tijgers trainen" en "Tijgers verzorgen"), die in de periode maart tot en met oktober wekelijks door [verweerder 1] worden verzorgd.
2.4. In de statuten van Pantera is - voor zover hier van belang - bepaald:
Boekjaar en stukken
Artikel 9
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Daaruit worden door de penningmeester een balans en een staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken, vergezeld van een rapport van een accountant-administratieconsulent of een boekhouder, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.
3. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld.
2.5. [verweerder 1] is - met een aantal jaren onderbreking - vanaf 1992 voorzitter van het bestuur van Pantera. [verweerder 2] is met ingang van 20 januari 2006 secretaris, [verweerder 3] is sinds 1 juli 2009 penningmeester en [verweerder 4] is sinds 1 juni 2009 algemeen lid. [verzoeker] is op 11 mei 2010 tot het bestuur toegetreden, eveneens als algemeen lid.
2.6. Het bestuur van Pantera heeft begin 2009 plannen ontwikkeld om het opvangcentrum te verplaatsen naar [adres] in Anna Paulowna. Dit landgoed wordt bewoond en beheerd door [Y]. De verhuizing van de dieren zal medio 2011 plaatsvinden.
2.7. Op 12 augustus 2010 hebben [verzoeker], [verweerder 2] en [verweerder 3] elkaar e-mails gestuurd die tot onderwerp hadden de (mogelijke) privé-opnames van [verweerder 1] van de bankrekening van de stichting. De inhoud van deze mails - voor zover hier van belang - luidt:
e-mail van [verweerder 2] aan [verweerder 3] en [verzoeker]
"(…) het loopt al 17 jaar zo en dat kunnen we niet zo maar even veranderen. En bovendien moet de bom nog even niet barsten maar als iemand de boekhouding controleert hangen we toch? [verweerder1] geeft altijd af op andere goede doelen, dat daar van alles aan de strijkstok blijft hangen maar bij ons is het geen haar beter. (…)"
e-mail van [verweerder 3] aan [verweerder 2] en [verzoeker]
"(…) De meeste uitgaven gaan al 17 jaar lang zo. Reisjes naar Afrika, luxe en privé uitgaven. [verweerder 2] had het daar ook wel eens over. (…)"
2.8. In de hiervoor bedoelde e-mail van [verweerder 3] is voorts een opsomming gegeven van uitgaven die door [verweerder 1] zouden zijn gedaan in de periode van 1 januari 2010 tot en met 12 augustus 2010. [verweerder 3] heeft deze uitgaven in zijn e-mail als "opvallend en/of onverklaarbaar" gekwalificeerd. Het gaat hierbij in de eerste plaats om afschrijvingen ten behoeve van een datingsite (€ 25,00 per maand) en een opticiën. Daarnaast heeft [verweerder 3] melding gemaakt van afschrijvingen (al dan niet via een credit card) ten bedrage van
€ 692,58, € 257,76, € 97,77, € 470,07, 460,00, € 378,00, € 453,45, € 328,42, € 99,95,
€ 1.157,18, € 208,00, € 206,95, € 269,33, € 100,00, € 208,25, € 250,00, € 994,08, € 764,35, € 2.000,00 en € 105,00. Volgens [verweerder 3], [verweerder 2] en/of [verzoeker], die een groot deel van deze uitgaven in de e-mails van 12 augustus 2010 van commentaar hebben voorzien, zijn deze uitgaven zakelijk niet (volledig) verklaarbaar. [verweerder 2] heeft voorts in haar commentaar op deze uitgaven - voor zover hier van belang - opgemerkt:
"(…) KUN JE NOG BEKIJKEN HOEVEEL GELD ER AAN SUPERMARKTEN WORDT UITGEGEVEN. DAT MAAKT HET WAT CONCRETER. ALS JE DAN VAN MAXIMALE WORKSHOPS UITGAAT HOEVEEL ZAL DAT DAN ZIJN. DAN HEB JE EEN INDICATIE. 6 MENSEN KEER 6 WORKSHOPS PER MAAND MISSCHIEN. VOLGENS MIJ IS 5 EURO PP AL ERG VEEL, DAN KAN JE EEN REKENSOMMETJE MAKEN. DE UITGAVEN VAN DE CC ZIJN OOK NIET INZICHTELIJK, BEHALVE DAT EEN DEEL IN AFRIKA IS BESTEED. IS HET EEN IDEE HEM HET MAILTJE TE STUREN MET DE UITGAVEN WAAR JE VRAGEN OVER HEBT? (…) DUS WEGHALEN WAT NU IS GETRACEERD EN WAAROM ER ZO VEEL NAAR AFRIKA GAAT EN DAT ZULKE CONCRETE PRIVEUITGAVEN NIET KUNNEN. HIJ ZAL HET OVER EEN REKENING COURANT GAAN HEBBEN MAAR DAN MOET JE DIE MAAR EENS OPVRAGEN. (…)"
2.9. [verweerder 3] heeft in een e-mailbericht van 7 oktober 2010 (een dag voordat een bestuursvergadering plaats zou vinden) aan [verweerder 2], [verweerder 4] en [verzoeker] - voor zover hier van belang - geschreven:
"(…) Alles bij Pantera is een zootje en zolang [verweerder1] geen verandering toestaat zal er niets veranderen. Alles zal alleen maar verslechteren en [verweerder1] zal nooit het perfecte bestuur vinden. (…) Het zal mij ook benieuwen morgen. (…) We weten immers allang wat er moet gebeuren, maar als [verweerder1] niet meewerkt… (…) Ik weet ook niet of het zin heeft om over de financiën te beginnen. Niets heeft zin als [verweerder1] niet meewerkt. (…)"
2.10. In de jaarrekening van 2008 van Pantera die behoort bij een accountantsrapport van 7 juli 2010 is onder de post "Overlopende passiva" - voor zover hier van belang - vermeld: "Rekening-courant mw. [X]". Deze post is per 31 december 2008 vastgesteld op een bedrag van € 67.500,00.
2.11. In de jaarrekening van 2009 (behorende bij een accountantsrapport van 3 december 2010) is opnieuw een vordering in rekening-courant van [X] op Pantera opgenomen. Deze post is per 31 december 2009 vastgesteld op een bedrag van € 70.278,00.
2.12. [verweerder 1] en [X] zijn in 2009 gescheiden. Zij waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd.
2.13. De accountant van Pa[Q][Q] van Priore (verder: [Q]), heeft bij brief van 23 februari 2011 aan mr. Miltenburg, de advocaat van [verweerders] en Pantera - voor zover hier van belang - meegedeeld:
"- (…) PRIORE accountants fungeert met ingang van het boekjaar 2002 als accountant van de stichting. (…) In haar hoedanigheid van accountant van de stichting verzorgt PRIORE sinds een aantal jaren de volledige boekhouding (verwerking bankafschriften, inkoop- en verkoopfacturen, alsmede overige relevante documentatie) en stelt op basis daarvan de jaarrekening samen. Bij het verwerken van de boekhouding worden betalingen en ontvangsten beoordeeld tegen de achtergrond van de stichtingsdoelstellingen. Wanneer op grond van deze beoordeling blijkt dat bepaalde betalingen en ontvangsten een privékarakter hebben, dan worden deze verwerkt in de rekening-courant verhouding met privé.
- Het saldo van de hiervoor genoemde rekening-courant verhouding met privé bedraagt per 31 december 2009 € 70.278 credit, hetgeen betekent dat de stichting een schuld heeft aan privé. Deze schuld is voornamelijk ontstaan als gevolg van het verrichten van betalingen ten behoeve van de stichting met privé-inkomen van de heer [verweerder 1] en mevrouw [X]. Over het saldo wordt overeenkomstig fiscale regelgeving tevens rente berekend. (…)
Financieel wanbeleid
Op diverse plaatsen binnen het feitencomplex (rechtbank: bedoeld worden de e-mails van [verweerder 3], [verweerder 2] [verzoeker] van 12 augustus 2010 als bedoeld in rechtsoverweging 2.7. en 2.8.) wordt gesproken over 'financieel wanbeleid', (…). Ik hecht eraan om te benadrukken dat ik mij als accountant van de Stichting Pantera in het geheel niet herken in deze stelling.
Wanneer er al sprake zou zijn van 'financieel wanbeleid', dan betreft dat hooguit het met privégelden financieren van stichtingsactiviteiten. (…)".
2.14. [Q] heeft in zijn hiervoor bedoelde brief voorts een overzicht gegeven van het verloop van de rekening-courant schuld aan privé vanaf 2001. Volgens [Q] bedroeg deze in 2001 € 32.564,00 en is de schuld van Pantera aan [verweerder 1] en [X] uiteindelijk opgelopen tot een bedrag van € 70.278,00 per ultimo 2009.
2.15. In het najaar van 2010 is onrust ontstaan onder de vrijwilligers die de in het opvangcentrum van Pantera gehuisveste dieren verzorgen. Een aantal vrijwilligers (in de gedingstukken door [verweerders] aangeduid als "de groep [G]") heeft zich in verband hiermee buiten het bestuur om gewend tot [Y] van [adres]. [verzoeker] maakt(e) onderdeel uit van de groep [G].
2.16. Per e-mailbericht van 1 december 2010 heeft [verzoeker] zich tot de overige bestuursleden gewend. Hij heeft in dit bericht zijn zorgen uiteengezet over de kwaliteit van de dierverzorging in het opvangcentrum van Pantera en voorgesteld om de dierverzorging
- vooruitlopend op de verhuizing van de dieren naar [adres] - in het huidige opvangcentrum al (mede) door dierverzorgers van Hoenderdaell te laten plaatsvinden. Hij sluit het e-mailbericht af met de mededeling:
"Omdat het inmiddels erg koud is vraag ik jullie snel te reageren op mijn voorstel want de dieren kunnen niet lang meer wachten en hebben hulp nodig".
2.17. [verweerder 2] heeft op 1 december 2010 per e-mail een kort bericht naar [verzoeker] teruggestuurd, waarin zij onder meer vraagt wat het voorstel van [verzoeker] in concreto behelst.
2.18. R. [G] heeft mede namens [verzoeker] en A. [H] per e-mailbericht van 2 december 2010 aan de (overige) bestuursleden het volgende meegedeeld:
"Na een charme offensief van onze groep het afgelopen half jaar slagen wij er blijkbaar niet in om jullie te overtuigen van het feit dat de dierenverzorging bij stichting Pantera te [adres] ernstig te wensen overlaat. Omdat wij meerdere malen hebben verzocht aan betrokkenen om met ons te praten, zodat wij de vuile was binnenskamers kunnen houden, wordt hier niet op ingegaan. Ten aanzien van ons commentaar op de dierenverzorging hebben wij niet alleen maar commentaar geleverd maar ook oplossingen aangedragen. Hier wordt niet naar geluisterd en wij krijgen geen enkele kans partijen te overtuigen van de schrijnende situatie. Gisteren is een laatste poging gedaan om de problemen intern op te lossen. Bestuurslid [verzoeker] heeft een voorstel gestuurd naar het bestuur om op korte termijn de dierenverzorging anders en beter te organiseren met als doel ervoor te zorgen dat de dierenverzorging op korte termijn beter georganiseerd gaat worden en alles intern kan worden opgelost. Alle pogingen ten spijt, onze groep krijgt geen kans om zijn verhaal inclusief bewijzen van de slechte verzorging van de dieren, intern te bespreken en oplossingen aan te dragen.
Dan kunnen wij nu alleen nog maar ons verhaal extern gaan vertellen en kijken of wij daar wel gehoor krijgen."
Deze e-mail is mede in afschrift gestuurd naar [Y].
2.19. [verweerder 1] heeft de overige bestuursleden (waaronder [verzoeker]) per e-mailbericht van 2 december 2010 uitgenodigd voor een bestuursvergadering op 23 december 2010 en hen verzocht om vóór 10 december 2010 agendapunten in te dienen.
2.20. [verzoeker] heeft in een e-mailbericht van 4 december 2010 aan de overige bestuursleden geschreven:
"Ik heb jullie op woensdag 1 december 2010 een mail gestuurd met als onderwerp "aanpassing organisatie stichting Pantera".
Tot op heden heb ik van niemand een inhoudelijke reactie ontvangen. Aangezien het dierenwelzijn van de dieren van stichting Pantera in [adres] ernstig te wensen overlaat verzoek ik jullie nogmaals inhoudelijk te reageren.
Ik verwacht dan ook over uiterlijk twee dagen, dus uiterlijk maandag 6 december 2010 24.00 uur, bericht van jullie te ontvangen.
Ontvang ik geen bericht dan zal ik andere stappen moeten nemen."
2.21. [verweerder 2] heeft mede namens [verweerder 1], [verweerder 3] en [verweerder 4] per e-mailbericht van 5 december 2010 als volgt - voor zover hier van belang - op de mail van [verzoeker] van 4 december 2010 gereageerd:
"(…) Sinds mei 2010 ben je bestuurslid. Binnen het bestuur en tijdens de bestuursvergaderingen heb je je veelal bijzonder stil gehouden. Als we via de mail contact met elkaar zochten om te reageren op situaties gaf je altijd laat en soms zelfs helemaal geen reactie. Je hebt ons vaak in het ongewisse gelaten voor wat betreft je standpunt. Je maakt ons nu veel duidelijk.
Op 19 november jl. hebben we als bestuur goed overleg gehad op [adres], samen met [Y]. We hebben hier gezamenlijk afspraken gemaakt en vervolgens met het bestuur van Pantera 23 december a.s. ingepland voor een bestuursvergadering.
Nu jouw individuele actie, kennelijk gesteund door een groep mensen. Als bestuursleden hebben we, buiten jou om, met elkaar besloten je per direct als bestuurslid te schorsen. Als bestuur hebben we afgesproken niet met derden over de onderhandelingen met [adres] te praten, geen informatie van het bestuur naar buiten door te spelen. Jij legt dit besluit nu openlijk naast je neer en wij menen dat dit de toekomst van Pantera en daarmee het welzijn van de dieren in gevaar brengt. Jouw belang is kennelijk niet een goede overgang van de dieren naar landgoed Hoenderdaell.
Uiteraard zijn we bereid met elkaar in gesprek te gaan en wel op 23 december a.s. zoals we met het voltallige bestuur hebben afgesproken.
Tot slot willen we je graag aangeven dat je je geen zorgen over de dieren hoeft te maken, ook de dierenarts is tevreden. (...)"
2.22. [verzoeker] heeft geen gebruik gemaakt van de uitnodiging om op 23 december 2010 met de overige bestuursleden over zijn schorsing als bestuurslid te spreken. In plaats daarvan heeft zijn advocaat een brief naar het bestuur gestuurd.
2.23. De overige bestuursleden hebben de schorsing van [verzoeker] laten inschrijven in het handelsregister.
2.24. Ten tijde van het nemen van het besluit tot schorsing van [verzoeker] voorzagen de op dat moment geldende statuten niet in de mogelijkheid van een schorsing van een bestuurder. Per 20 januari 2011 is een statutenwijziging doorgevoerd, als gevolg waarvan schorsing sindsdien wel mogelijk is.
2.25. Op 25 januari 2011 is op verzoek van het bestuur in het handelsregister geregistreerd dat [verzoeker] met ingang van 21 januari 2011 als bestuurder van Pantera is uitgetreden.
3. Het verzoek
3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank om:
a. [verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3] en [verweerder 4] te ontslaan als bestuurders van Pantera;
b. ieder van hen in afwachting van de uitspraak bij wege van voorlopige voorziening als bestuurder te schorsen voor de duur van het geding;
c. te bepalen dat [verzoeker] bevoegd is als bestuurder te blijven fungeren, dan wel te bepalen dat [verzoeker] als bewindvoerder wordt aangesteld.
3.2. [verweerders] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.
4. Het tegenverzoek
4.1. [verweerders] verzoekt de rechtbank:
a. [verzoeker] in afwachting van de uitspraak bij wege van voorlopige voorziening als bestuurder van Pantera te schorsen voor de duur van het geding;
b. [verzoeker] als bestuurder van Pantera te ontslaan;
c. [verzoeker] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2. [verzoeker] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.
5. De beoordeling van het verzoek en het tegenverzoek
5.1. De rechtbank stelt bij de beoordeling van de verzoeken het volgende voorop. Op grond van art. 2:298 lid 1, aanhef en onder a, BW kan een bestuurder van een stichting die iets doet of nalaat in strijd met de bepalingen van de wet of van de statuten, dan wel zich schuldig maakt aan wanbeheer, op verzoek van het openbaar ministerie of iedere belanghebbende door de rechtbank worden ontslagen. Het gaat hierbij om een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De parlementaire geschiedenis geeft geen antwoord op de vraag welke gedraging of welk nalaten ernstig genoeg is om een bestuurder te kunnen ontslaan. Voor zover het gaat om de ontslaggrond "strijd met de wet" heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 3 januari 1975, NJ 1975, 222 beslist dat daarmee uitsluitend gevallen van uitgesproken onrechtmatig handelen worden bedoeld, ofwel bestuurshandelingen ten aanzien waarvan op het moment van het plegen van die handelingen redelijkerwijs geen verschil van mening over de onrechtmatigheid mogelijk was. Volgens de opvattingen in de literatuur dient dezelfde maatstaf te worden aangelegd bij de ontslaggrond "strijd met de statuten". Voor wat betreft "wanbeheer" gaat het volgens de Hoge Raad (zie hiervoor eveneens HR 3 januari 1975) niet om bestuurlijk wanbeleid in het algemeen, maar om tekortkomingen ten aanzien van het beheer over een vermogen of de zorg voor de verkrijging van de inkomsten waarover een rechtspersoon kan beschikken. Het moet derhalve gaan om financieel wanbeheer wil een stichtingsbestuurder op deze grond door de rechtbank kunnen worden ontslagen.
ten aanzien van het verzoek om [verweerders] te ontslaan
5.2. [verzoeker] heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat [verweerder 1] zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer. Volgens hem zijn in de afgelopen jaren gelden van Pantera stelselmatig aangewend ten behoeve van privétransacties van [verweerder 1], die sinds zijn echtscheiding uitsluitend een bijstandsuitkering ontvangt en geen andere inkomsten geniet. Van een aantal uitgaven staat volgens [verzoeker] vast dat [verweerder 1] deze met middelen van Pantera heeft verricht, terwijl er daarnaast - zie de e-mailwisseling van 12 augustus 2010 - diverse omvangrijke financiële transacties zijn geweest waarvan door hem ([verzoeker]) wordt vermoed dat het privé-transacties betreffen. Gelet hierop dient er van worden uitgegaan dat [verweerder 1] als voorzitter geen gedegen verantwoording heeft afgelegd aan de penningmeester en secretaris of dat deze akkoord zijn gegaan met bedoelde privé-transacties. In weerwil van de e-mailwisseling op 12 augustus 2010 heeft het bestuur nadien geen actie richting [verweerder 1] ondernomen, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Nu er sprake is van financieel wanbeheer binnen Pantera, welk wanbeheer is te wijten aan het handelen dan wel nalaten van het bestuur, dient [verweerders] te worden ontslagen, aldus nog steeds [verzoeker].
5.3. [verweerders] heeft erkend dat [verweerder 1] enkele privé-uitgaven met gelden van Pantera heeft betaald. Het gaat hierbij volgens hem om:
• een betaling van € 25,00 per maand voor toegang tot een datingsite
• een abonnement op "Totaalplan Hans Anders" (een optiekzaak)
• een betaling van € 99,95 voor dieetshakes
• de betaling van een reis naar Afrika
Volgens [verweerders] heeft [verweerder 1] alle uitgaven ten behoeve van hemzelf als zodanig gekwalificeerd bij het indienen van de administratie over 2010 bij de accountant van Pantera. De uitgaven zullen in de rekening-courant met Pantera worden verantwoord. Deze rekening-courantverhouding betreft een schuld van Pantera aan [verweerder 1] en [X], die in de loop der jaren steeds groter is geworden als gevolg van de omstandigheid dat [verweerder 1] en [X] jarenlang privégelden in Pantera hebben gestoken zonder dat er ooit iets is terugbetaald. [verweerder 1] heeft recht op de helft van het bedrag, dat Pantera aan hem en [X] is verschuldigd. Deze rekening-courant is altijd helder geweest voor alle betrokkenen bij Pantera omdat deze steeds in de jaarrekeningen is vermeld, aldus nog steeds [verweerders]
5.4. De rechtbank overweegt allereerst dat naar haar oordeel eerst van wanbeheer in de zin van art. 2:298 lid 1, aanhef en onder a, BW kan worden gesproken indien de betrokken stichtingsbestuurder zich schuldig heeft gemaakt aan evident, uitgesproken falend beleid ten aanzien van het beheer van het vermogen en de zorg van de geldmiddelen. Een dergelijke uitleg sluit aan bij de uitleg van de Hoge Raad van "strijd met de wet" als bedoeld in deze bepaling en de opvattingen in de literatuur met betrekking tot de ontslaggrond "strijd met de statuten" (vergelijk in zoverre de conclusie van AG Timmerman onder HR 23 april 2004, JOR 2004, 160). Bovendien zal in het geval van financieel wanbeheer tevens sprake zijn van strijd met de artikelen 2:8 en 2:9 BW en derhalve van strijd met de wet. Het ligt ook om die reden niet voor de hand om bij wanbeheer een minder strenge maatstaf voor ontslag aan te leggen. Voor wat betreft de vraag of in dit geval sprake is van een dergelijke situatie overweegt de rechtbank het volgende.
5.5. In het onderhavige geval staat vast dat [verweerder 1] in ieder geval in de periode 1 januari tot en met 12 augustus 2010 een aantal privé-uitgaven heeft verricht met gelden van de stichting. Daarbij gaat het om twee relatief geringe uitgaven (een eenmalig bedrag van
€ 99,95 en maandelijkse betalingen van € 25,00), alsmede twee uitgaven waarvan de hoogte niet uit de stukken blijkt. Uit de e-mailwisseling van 12 augustus 2010 kan worden afgeleid dat het abonnement op het "Totaalplan Hans Anders" ook een relatief gering bedrag betreft nu deze uitgave door [verweerder 3] is vermeld onder de kop "Terugkerende kleine bedragen", met daaronder de opmerking "Dit zijn bedragen van een paar tientjes per maand". Van de door [verweerders] erkende betaling ten behoeve van een reis naar Afrika blijkt niet welk bedrag hiermee (in totaal) was gemoeid, maar naar mag worden aangenomen gaat het hierbij om een bedrag van enkele duizenden euro's.
5.6. Naast de erkende uitgaven is mogelijk ook sprake van een groot aantal andere privé-uitgaven, die [verweerder 1] in de periode van 1 januari tot en met 12 augustus 2010 met gelden van Pantera heeft gedaan. In de e-mailwisseling van 12 augustus 2010 wordt immers melding gemaakt van diverse uitgaven, die destijds bij verschillende bestuursleden diverse vragen opwierpen omdat uit de administratie van Pantera niet zou blijken dat het hier om uitgaven ten behoeve van Pantera zou gaan. [verweerders] heeft in dit geding niet alsnog een deugdelijke onderbouwing gegeven voor de desbetreffende uitgaven. Wel heeft hij een beroep gedaan op het rapport van [Q] van 23 februari 2011, waarin wordt verklaard dat de stichting een schuld heeft aan [verweerder 1] en [X] en dat privé-uitgaven - indien zij achteraf als zodanig zijn aangemerkt - altijd zijn verwerkt in de rekening-courant verhouding met privé. De rechtbank overweegt hieromtrent allereerst dat in de overgelegde jaarrekeningen van 2008 en 2009 van Pantera enkel melding wordt gemaakt van een rekening-courantverhouding tussen Pantera en [X], met wie [verweerder 1] tot 2009 op huwelijkse voorwaarden was gehuwd. Zonder nadere toelichting, die thans ontbreekt, kan in dit geding dan ook niet als vaststaand worden aangenomen dat [verweerder 1] een vordering op Pantera heeft ten bedrage van € 35.139,00 (ofwel de helft van € 70.278,00). Indien er evenwel veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat Pantera een schuld heeft aan [verweerder 1] die het bedrag van de gedane uitgaven overstijgt, zijn er geen termen aanwezig om te oordelen dat [verweerder 1] zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer als bedoeld in art. 2:298 lid 1, aanhef en onder a, BW. Uit art. 9 van de statuten van Pantera volgt immers dat eerst na het einde van het boekjaar (dat gelijk is aan het kalenderjaar) verantwoording wordt afgelegd voor de baten en lasten van de stichting en dat de jaarstukken binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden. Het bestuur stelt vervolgens de jaarstukken vast. De termijn waarbinnen verantwoording moet worden afgelegd is derhalve thans nog niet verstreken. Gelet hierop is er in ieder geval op dit moment geen sprake van een evident onrechtmatige situatie voor zover het om de vaststaande en mogelijke privé-uitgaven in de periode januari-augustus 2010 gaat. Het voorgaande wordt niet anders vanwege de omstandigheid dat - zoals in de e-mailwisseling door [verzoeker], [verweerder 2] en [verweerder 3] van 12 augustus 2010 wordt vermeld - van diverse uitgaven door hen op dat moment geen onderbouwing in de administratie is aangetroffen. Immers, niet valt uit te sluiten dat deze onderbouwing in het kader van het opmaken van de jaarstukken over 2010 alsnog kan worden verstrekt.
5.7. Gelet op het vorenstaande is, voor zover het om de (mogelijke) privé-uitgaven van [verweerder 1] in 2010 gaat, van belang of [verweerder 1] ten tijde van het doen van de uitgaven in de periode 1 januari tot en met 12 augustus 2010 een vordering op Pantera had die het bedrag van de (mogelijke) privé-uitgaven overschreed. [verweerders] zal worden verzocht om zich hierover bij akte nader uit te laten, zoveel mogelijk met bewijsstukken onderbouwd. In ieder geval dient ook een verklaring te worden gegeven voor het feit dat door [Q] in zijn meergenoemde brief van 23 februari 2011 aan mr. Miltenburg enerzijds melding is gemaakt van privé-inkomsten van zowel [verweerder 1] als [X], die aan activiteiten van Pantera zouden zijn besteed, terwijl anderzijds in de jaarrekeningen van 2008 en 2009 enkel een vordering van [X] op Pantera is opgenomen. [verzoeker] kan hierop desgewenst vervolgens bij antwoordakte reageren.
5.8. In het geval na de aktewisseling vast zou komen te staan dat [verweerder 1] zoals [verweerders] stellen een vordering op Pantera had als hiervoor bedoeld, dan is voor de verdere beoordeling van het geschil niet van belang of [verweerder 1] al dan niet krachtens rechtshandeling of gewoonte bevoegd was om privé-uitgaven in rekening-courant te verrekenen (vergelijk art. 6:140 BW). Bij gebreke van een dergelijke afspraak of gewoonte zou het eigenmachtig verrekenen weliswaar als onjuist moeten worden aangemerkt omdat [verweerder 1] immers verrekeningsverklaringen zou hebben moeten uitbrengen en het achterwege laten daarvan bepaald niet als transparant gedrag dat van een bestuurder jegens de stichting en de overige bestuursleden mag worden verwacht kan worden aangemerkt, maar dit handelen is naar het oordeel van de rechtbank niet ernstig genoeg om het alsdan als wanbeheer in de hiervoor bedoelde zin te kwalificeren.
5.9. Voor zover het gaat om mogelijke privé-opnames in de jaren vóór 2010 overweegt de rechtbank dat daarvan in dit geding onvoldoende is gebleken. In de e-mailwisseling van 12 augustus 2010 is immers uitsluitend gedetailleerd ingegaan op de periode januari-augustus 2010. De gedingstukken bieden geen, althans onvoldoende, aanknopingspunten voor het oordeel dat in de jaren daarvoor [verweerder 1] ook al privé-uitgaven zou hebben gedaan met gelden van Pantera. Weliswaar heeft [verweerder 2] in een van haar e-mails van 12 augustus 2010 aan [verzoeker] en [verweerder 3] geschreven dat het "al 17 jaar zo loopt" en "bovendien moet de bom nog even niet barsten maar als iemand de boekhouding controleert hangen we toch?", maar deze enkele opmerking - waarvan [verweerder 2] ter zitting bovendien heeft verklaard dat zij deze opmerkingen slechts heeft gedaan omdat zij zich destijds liet "meeslepen" door [verzoeker] en [verweerder 3] en dat de opmerkingen niet juist zijn - is onvoldoende om als vaststaand te kunnen aannemen dat [verweerder 1] daadwerkelijk gedurende zeer lange tijd gelden van Pantera voor privédoeleinden heeft aangewend. Daar komt bij dat de (register-)accountant van Pantera heeft verklaard dat alle privé-uitgaven van [verweerder 1] en [X] steeds in de jaarrekeningen zijn verantwoord, hetgeen niet, althans onvoldoende gemotiveerd, door [verzoeker] is betwist.
5.10. In afwachting van de aktewisseling zal iedere verdere beslissing met betrekking tot dit onderdeel worden aangehouden.
ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorzieningen te treffen met betrekking tot [verweerders]
5.11. Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot het verzoek om [verweerders] te ontslaan is overwogen, is er geen aanleiding om [verweerder 1] en/of (een van) de andere bestuurders te schorsen voor de duur van het geding. Weliswaar staat op dit moment niet vast dat [verweerder 1] een vordering op Pantera heeft waarmee hij de in geding zijnde privé-uitgaven mocht verrekenen, maar gelet op de verklaring van [Q] voornoemd valt niet uit te sluiten dat in de verdere loop van dit geding alsnog zal blijken van het bestaan van deze vordering. Er is daarom onvoldoende grond om hangende het onderzoek voorlopige voorzieningen in het bestuur te treffen en [verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3] en/of [verweerder 4] als bestuurders te schorsen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
ten aanzien van de positie van [verzoeker]
5.12. De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] voor zover hiervoor niet behandeld en het tegenverzoek van [verweerders] hierna gezamenlijk behandelen nu deze verzoeken betrekking hebben op de positie van [verzoeker].
5.13. De rechtbank acht termen aanwezig om allereerst het verzoek van [verweerders] om [verzoeker] te ontslaan, te behandelen. [verweerders] verwijt [verzoeker] kort gezegd dat hij zich, door aansluiting te zoeken bij "de groep [G]" die buiten het bestuur om contact heeft gezocht met de eigenaren van [adres] en door begin december 2010 een "coupe" jegens het bestuur in te zetten, in strijd heeft gehandeld met de wet en de statuten. [verzoeker] heeft zijn benoeming tot bestuurder niet aangewend om via de statutaire weg zaken aan de orde te stellen, maar heeft in strijd met alle afspraken die daarover zijn gemaakt, buiten het bestuur om [Y] benaderd, informatie over onder meer de gesprekken met [Y] en de aanstaande verhuizing alsmede discussiepunten binnen het bestuur die hij uit hoofde van zijn bestuursfunctie verkreeg aan derden doorgespeeld en vrijwilligers en derden opgezet tegen het bestuur. Hiermee heeft
- aldus nog steeds [verweerders] - [verzoeker] zijn bestuurstaak onbehoorlijk vervuld. [verzoeker] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hij met niet-bestuursleden overleg heeft gepleegd omdat hij het gevoel had dat het bestuur niet naar hem wilde luisteren voor zover het om zijn zorgen met betrekking tot de verzorging van de dieren ging.
5.14. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank een stichtingsbestuurder pas kan ontslaan indien is voldaan aan de hiervoor vermelde, zeer strenge maatstaven. De rechtbank is van oordeel dat de aan [verzoeker] gemaakte verwijten - voor zover deze al voldoende concreet door [verweerders] zijn omschreven - niet ernstig genoeg zijn om deze te kwalificeren als evident onrechtmatig. Weliswaar moet aan [verweerders] worden toegegeven dat het op de weg van [verzoeker] had gelegen om de (in zijn ogen aanwezige) problematiek inzake de verzorging van de dieren aan de orde te stellen tijdens een bestuursvergadering in plaats van te dreigen met het naar buiten brengen van de door hem bedoelde informatie (zie de mede namens hem verzonden e-mail van 2 december 2010, geciteerd in rechtsoverweging 2.15.), maar deze enkele omstandigheid is niet voldoende om hem te ontslaan. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat weliswaar is aangekondigd om het "verhaal extern te vertellen", maar er is gesteld noch gebleken dat dit uiteindelijk ook is gebeurd. Daar komt bij dat uit de gedingstukken blijkt (en naar tussen partijen ook niet in geschil is) dat de organisatie rond Pantera in het najaar van 2010 niet vlekkeloos draaide en er veel onrust was, zowel binnen het bestuur als tussen het bestuur en de vrijwilligers. In een dergelijk klimaat ligt een actie als door [verzoeker] uitgevoerd - hoe onjuist wellicht ook - eerder in de lijn der verwachting dan in een goed functionerende stichting.
5.15. Voor het overige zijn de aan [verzoeker] gemaakte verwijten naar het oordeel van de rechtbank te vaag om hierop het verzochte ontslag te kunnen baseren. [verweerders] heeft naar haar oordeel onvoldoende onderbouwd gesteld dat [verzoeker] (diverse malen) vertrouwelijke informatie uit het bestuur naar derden heeft doorgespeeld en aldus het bestuur heeft gehinderd bij het uitvoeren van zijn taak.
5.16. Voor zover het verzoek is gebaseerd op de stelling dat terugkeer van [verzoeker] in het bestuur zal leiden tot een onwerkbare situatie binnen het bestuur door gebrek aan vertrouwen of onverenigbaarheden van standpunten, is het evenmin toewijsbaar omdat een dergelijke situatie geen grond voor ontslag op grond van art. 2:298 lid 1 BW oplevert (vgl. hof Den Haag 24 november 2006, JOR 2007, 64).
5.17. Het vorenstaande brengt mee dat het (tegen)verzoek van [verweerders] om [verzoeker] te ontslaan en om hem te schorsen voor de duur van het geding zal worden afgewezen. Voor het aanstellen van [verzoeker] tot bewindvoerder, zoals [verzoeker] heeft verzocht, bestaat daarentegen geen aanleiding, gelet op hetgeen ten aanzien van het verzoek om [verweerders] te ontslaan is overwogen.
5.18. De rechtbank begrijpt uit het verzoekschrift dat [verzoeker] met het onderhavige verzoek tevens heeft beoogd (vergelijk op dit punt sub 15. tot en met 18. van het verzoekschrift met het petitum onder c., eerste zinsnede) om het schorsingsbesluit dat ten aanzien van hem is genomen voor vernietiging voor te dragen. [verzoeker] kan in zoverre niet in zijn verzoek kan worden ontvangen. Immers, vernietiging op grond van art. 2:15 lid 2 BW geschiedt - voor zover hier van belang - op een vordering tegen de rechtspersoon. Deze procedure dient derhalve met een dagvaarding ingeleid te worden, waarbij de desbetreffende rechtspersoon (en dus niet de betrokken bestuurders hiervan) wordt gedagvaard. Nu Pantera in deze zaak niet de gerekwestreerde partij is, is toepassing van de zogenoemde wisselbepaling (art. 69 Rv) niet aan de orde. [verzoeker] zal derhalve met betrekking tot dit onderdeel een afzonderlijke procedure tegen Pantera moeten beginnen.
5.19. Overigens overweegt de rechtbank dat zij aanleiding ziet om ten aanzien van de positie van [verzoeker] thans reeds een eindbeschikking te wijzen nu het geschil dienaangaande los staat van de kwestie inzake de privé-uitgaven door [verweerder 1].
5.20. [verweerders] zal in de proceskosten van [verzoeker] worden veroordeeld voor zover het gaat om de behandeling van het tegenverzoek. Deze kosten worden, voor zover tot op heden gevallen, vastgesteld op een bedrag van € 904,00 (2 punten in tarief II).
6. De beslissing
De rechtbank
ten aanzien van het verzoek
6.1. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af;
6.2. wijst het verzoek om [verzoeker] tot bewindvoerder van Pantera te benoemen af;
6.3. verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek om het in dit geding bedoelde schorsingsverzoek te vernietigen;
6.4. draagt [verweerders] op om op 29 april 2011 een akte te nemen als bedoeld in rechtsoverweging 5.7., waarop desgewenst door [verzoeker] bij antwoordakte kan worden gereageerd;
6.5. houdt verder iedere beslissing aan;
ten aanzien van het tegenverzoek
6.6. wijst het verzoek om [verzoeker] als bestuurder van Pantera voor de duur van het geding te schorsen af;
6.7. wijst het verzoek om [verzoeker] als bestuurder van Pantera te ontslaan af;
6.8. veroordeelt [verweerders] in de kosten van het geding, voor zover tot heden aan de zijde van [verzoeker] gevallen vastgesteld op een bedrag van € 904,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2011.?