ECLI:NL:RBLEE:2011:BP8118

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
880135-10 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met DNA-onderzoek en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 18 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag op haar schoonmoeder, [naam slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 maart 2010, te [plaats], opzettelijk en met voorbedachten rade haar schoonmoeder van het leven heeft beroofd. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar het bewijs, waaronder DNA-sporen en camerabeelden, heeft haar betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer aangetoond. De rechtbank concludeert dat de verdachte met een zwaar voorwerp en een mes het slachtoffer heeft geslagen en gestoken, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, waardoor zij van het primair en subsidiair ten laste gelegde is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880135-10 VON
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 maart 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle, Huub van Doornestraat 51 te Zwolle.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 4 maart 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mrs. T. Akkerman en W.A. Veenstra, advocaten te Joure.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
zij op of omstreeks 13 maart 2010, althans in of omstreeks de periode
omvattende de dagen 13 maart 2010 en 14 maart 2010 te [plaats], opzettelijk en met voorbedachten rade, [naam slachtoffer] van
het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg die [naam slachtoffer]
- meermalen met een zwaar en/of kantig voorwerp, althans een hard voorwerp, op
en/of tegen het hoofd en/of meerdere andere delen van het lichaam geslagen
en/of gestompt en/of
- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug
en/of meerdere andere delen van het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
(artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 13 maart 2010, althans in of omstreeks de periode
omvattende de dagen 13 maart 2010 en 14 maart 2010, te [plaats], opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer]
- meermalen met een zwaar en/of kantig voorwerp, althans een hard voorwerp, op
en/of tegen het hoofd en/of meerdere andere delen van het lichaam geslagen
en/of gestompt en/of
- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug
en/of meerdere andere delen van het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan
van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een bankpas/pinpas (ten name
van [naam slachtoffer]) uit de woning van die [naam slachtoffer] en/of poging tot diefstal van
enig(e) goed(eren) van verdachtes gading, immers is door verdachte in de
woning van die [naam slachtoffer] naar dat/die goed(eren) gezocht, en welke doodslag
werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
(artikel 287/288 van het Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 13 maart 2010, althans in of omstreeks de periode
omvattende de dagen 13 maart 2010 en 14 maart 2010, te [plaats], opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer]
- meermalen met een zwaar en/of kantig voorwerp, althans een hard voorwerp, op
en/of tegen het hoofd en/of meerdere andere delen van het lichaam geslagen
en/of gestompt en/of
- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug
en/of meerdere andere delen van het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden,
(artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde tot oplegging van 20 jaren gevangenisstraf.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe heeft zij -samengevat- het volgende aangevoerd.
Gelet op alle dossierstukken kan worden vastgesteld dat [naam slachtoffer] (hierna te noemen: het slachtoffer), op 13 maart 2010 kort na 13.00 uur om het leven is gebracht in haar woning in [adres]
Verdachte ontkent weliswaar het feit te hebben gepleegd, maar het staat vast dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer met een mes heeft gestoken en het slachtoffer van het leven heeft beroofd. Uit de verrichte forensisch-technische sporen- en DNA-onderzoeken kan immers worden afgeleid dat op verschillende plaatsen in de woning van het slachtoffer bloed van verdachte aanwezig was, en dat het bloed van verdachte zich ook heeft gemengd met het bloed van het slachtoffer.
Verdachte heeft volgens de officier van justitie geen enkele plausibele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van haar bloed in de woning van het slachtoffer.
Uit de vele bloedsporen van verdachte blijkt dat zij vervolgens de rest van de woning is doorgegaan. Nu in de kasten van de woning meerdere bloedsporen van verdachte zijn aangetroffen, was zij kennelijk op zoek naar enig voorwerp van haar gading.
Daarna heeft verdachte de woning verlaten en is zij in haar auto gaan rijden. Door naar de recreatieplas te rijden, wilde verdachte bij zinnen komen en nadenken hoe het nu verder moest.
Ten gevolge van haar daad is verdachte gewond geraakt aan haar vinger. Deze vinger moest verbonden worden, waarop zij naar de [naam supermarkt] supermarkt is gegaan om onder andere pleisters te kopen. Over deze verwonding heeft verdachte geen consistente verklaring afgelegd. In totaal heeft zij hierover vijf verschillende verklaringen afgelegd en dit komt haar geloofwaardigheid niet ten goede, aldus de offficier van justitie.
Uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer is geslagen met een voorwerp en gestoken met een mes. Voor het steken is gebruik gemaakt van een scherp mes met een lemmet van 11 cm.
Daarnaast zijn in de badkamer van het slachtoffer een aantal schoenzoolafdrukken of delen daarvan aangetroffen. Uit onderzoek aan het onder verdachte in beslag genomen schoeisel blijkt dat de door verdachte gedragen westernlaarzen qua profiel overeenkomen met de in de douche aangetroffen afdrukken in bloed. Uit onderzoek van de laarzen is verder gebleken dat zich in het stiksel van de rechterlaars bloed bevindt, dat na onderzoek kon worden gematcht aan het DNA-profiel van het slachtoffer. Verdachtes verhaal dat deze laarzen door iemand anders gedragen zijn, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de voorbedachte raad heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte die dag doelgericht naar de [adres] is gegaan. Verdachte had daar -behoudens haar voornemen om het slachtoffer van het leven te beroven- niets te zoeken. Verdachte heeft bij het feit bewust gebruik gemaakt van een hard en/of scherp voorwerp. Het slachtoffer is meermalen geslagen, gestoken en geschopt. Het korte tijdsbestek waarin dit alles zich heeft voltrokken, toont aan dat verdachte zich wel moet hebben voorbereid. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat verdachte in een gemoedsopwelling heeft gehandeld. Derhalve heeft verdachte in de visie van de officier van justitie met voorbedachte raad gehandeld.
Alle bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, plaatsen verdachte op de plaats waar het delict zich heeft afgespeeld en leveren volgens de officier van justitie het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer op 13 maart 2010 met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft -kort gezegd- aangevoerd dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken nu verdachte ontkent, er geen motief is, geen moordwapen is aangetroffen, er weliswaar een bloed- en schoenspoor op de plaats van het delict is gevonden maar overig technisch bewijs ontbreekt. Voor het openbaar ministerie was het al snel een uitgemaakte zaak. Het gevonden DNA-spoor was van verdachte, dus lag voor politie en justitie de conclusie voor de hand dat verdachte het misdrijf heeft gepleegd. De verdediging stelt hier echter tegenover dat het zeer de vraag is of de gevonden bloed- en schoensporen, die matchen met het DNA van verdachte, voldoende bewijs opleveren om tot een veroordeling te komen.
Het enkele feit dat een DNA-spoor op een plaats delict wordt aangetroffen wettigt misschien de conclusie dat verdachte daar is geweest, maar het is een feit van algemene bekendheid dat meer bewijs nodig is om een veiliggesteld DNA-spoor te kunnen promoveren tot een daderspoor. Het aantreffen van DNA is immers op zich niet redengevend voor het oordeel dat de verdachte op die plaats dus ook een strafbaar feit heeft gepleegd. Zulk technisch bewijs kan hooguit als ondersteunend bewijs worden gebruikt en dan alleen indien dit bewijs voldoende ondersteuning vindt in ander wettig bewijs. Elk ander redengevend bewijs ontbreekt echter. Voor een veroordeling is meer wettig en overtuigend bewijs nodig. Dit alles overwegend, levert zelfs de eventuele vaststelling dat verdachte aanwezig is geweest op de plaats van het delict, onvoldoende direct bewijs op voor het feit dat verdachte daar dan ook een strafbaar feit heeft begaan. De verdediging meent dan ook dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte het haar primair, subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Beoordeling van het bewijs
Delict
Op zondag 14 maart 2010 omstreeks 10:40 uur kwam bij de meldkamer van politie Fryslân de melding binnen dat op het adres [adres] het stoffelijk overschot was aangetroffen van een vrouw. De vrouw lag in de badkamer in een hoeveelheid bloed. Zij was waarschijnlijk een niet-natuurlijke dood gestorven en mogelijk door een misdrijf om het leven gekomen. Uit het eerste verkennende onderzoek bleek dat het slachtoffer door een misdrijf om het leven was gekomen. Uit de lijkschouwing door de forensisch arts bleek dat het slachtoffer diverse verwondingen had. Deze verwondingen zaten op het hoofd en in de rug. De letsels in de rug hadden de kenmerken van steekletsel. Uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer door dit letsel om het leven is gekomen.
Tijdens het onderzoek werden in de hal, badkamer, woonkamer, keuken en slaapkamer diverse bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld. In de badkamer werden een drietal schoensporen aangetroffen. Deze schoensporen waren gezet toen het bloed nog niet was ingedroogd. Het profiel van deze schoensporen was onderling gelijk. Voorts werden in en rond de woning diverse andere sporen(dragers) en goederen veiliggesteld.
Naast de op het oog zichtbare bloedsporen werden door Luminol-onderzoek aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van bloed op meerdere plaatsen in de woning. Uit dit Luminol-onderzoek werd geconcludeerd dat een persoon kennelijk met bloed aan de zolen van zijn of haar schoenen door de woning is gelopen en dat deze persoon met bloed aan zijn of haar handen de laden en kasten in de slaapkamer heeft doorzocht.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het slachtoffer [naam slachtoffer] door geweld om het leven is gekomen.
Tijdstip van overlijden
De rechtbank overweegt het volgende met betrekking tot het tijdstip van overlijden van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft op 13 maart 2010 na 12.00 uur een warme maaltijd genuttigd in het restaurant [naam restaurant ]
Na de warme maaltijd heeft het slachtoffer blijkens de verklaring van de getuige [naam], keukenassistent in [naam], om 13.15 uur het restaurant verlaten.
Het stoffelijk overschot van het slachtoffer is op zondagmorgen 14 maart 2010 omstreeks 09.48 uur in haar badkamer aangetroffen.
Omstreeks 10.30 uur op die dag is officieel vastgesteld dat zij ten gevolge van een misdrijf is overleden. Wat zich in de tussenliggende tijd heeft afgespeeld is niet met zekerheid te bepalen. Het gaat immers telkens om menselijke waarnemingen of tijdsinschattingen en die zijn feilbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het slachtoffer om 13.15 uur het restaurant in de [adres] heeft verlaten en dat zij met behulp van haar rollator direct is doorgelopen naar haar kamer.
Vast staat ook dat de auto van verdachte blijkens de camerabeelden om 13.18 uur rondreed op de parkeerplaats bij hotel [naam hotel].
Vast staat voorts dat verdachte blijkens de camerabeelden om 13.29 uur de nabij [naam] gelegen [naam supermarkt] binnenliep om onder andere pleisters te kopen. Verdachte had derhalve reeds vóór dat tijdstip haar verwonding opgelopen.
Blijkens het proces-verbaal hebben twee getuigen verklaard dat zij het slachtoffer na 14.00 uur nog in leven zouden hebben gezien. Getuige [naam] verklaart dat zij het slachtoffer op 13 maart 2010 tussen 14.00 uur en 15.00 uur met witte muts en achter haar rollator buiten heeft zien lopen in de richting van de [naam supermarkt]. Getuige [naam] heeft verklaard dat zij het slachtoffer met witte muts binnen heeft zien lopen om 14.45 uur, echter zonder rollator. Getuige [naam] veronderstelt dat het slachtoffer naar de supermarkt was geweest omdat zij een tasje bij zich droeg.
Nadere beschouwing van deze verklaringen levert op dat deze verklaringen op punten met elkaar in strijd zijn. De ene getuige verklaart dat zij het slachtoffer zag lopen zonder rollator, terwijl de andere getuige het slachtoffer met rollator zou hebben gezien. Medebewoner [naam] heeft hierover voorts verklaard dat het slachtoffer altijd met rollator naar de [naam supermarkt] liep. Opmerking verdient dat getuige [naam] voor het zien veraf een bril heeft, die zij echter niet gebruikt.
Bovendien heeft de politie naar aanleiding van de verklaringen van getuigen [naam] en [naam] onderzoek gedaan naar de beelden van de bewakingscamera's van hotel [naam hotel] en van de [naam supermarkt]. Hieruit is gebleken dat het slachtoffer, indien zij de door getuige [naam] beschreven route zou hebben gevolgd, in beeld had moeten komen van de bewakingscamera van hotel [naam hotel], gericht op de [straatnaam] Op beelden van deze camera, gemaakt tussen 14:00 en 16:00 uur (werkelijke tijd), is het slachtoffer echter niet te zien. Blijkens camerabeelden van de [naam supermarkt] is het slachtoffer die bewuste dag ook niet bij of in de supermarkt geweest. Nu deze verklaringen derhalve ook niet door andere waarnemingen worden ondersteund, zal de rechtbank deze buiten beschouwing laten ten aanzien van de bepaling het tijdstip van overlijden.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat het tijdstip van overlijden van [naam slachtoffer] is gelegen tussen 13 maart 2010 om 13.16 uur en 13 maart 2010 om 13.29 uur.
Daderschap van verdachte
Nadat de in de woning van het slachtoffer aangetroffen sporen nader waren onderzocht, is van alle betrokken familieleden van het slachtoffer wangslijm afgenomen ten behoeve van DNA-onderzoek om eventuele betrokkenheid van familieleden uit te sluiten.
Uit de verrichte technische sporen- en DNA-onderzoeken blijkt dat op verschillende plaatsen in de woning van het slachtoffer bloedsporen zijn aangetroffen waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Bovendien zijn er bloedsporen aangetroffen met een gemengd DNA-profiel waarin zowel het DNA-profiel van het slachtoffer als dat van verdachte voorkomt.
Tevens is nader onderzoek gedaan naar de aangetroffen schoensporen in de badkamer van het slachtoffer en de laarzen van verdachte. Uit dit onderzoek blijkt dat het bloedspoor, aangetroffen in het stiksel van de rechterlaars van verdachte, overeenkomt met het DNA-profiel van het slachtoffer. Hier komt nog bij dat één van de onder verdachte in beslag genomen laarzen een unieke beschadiging in de zool vertoont, die overeenkomt met de in de badkamer van het slachtoffer aangetroffen zoolafdruk.
Verdachte rijdt in een zwarte auto, merk Honda, type CRV. Achterop deze auto bevindt zich een reservewiel met een wielhoes waarop een paard en ruiter zijn afgebeeld.
Uit camerabeelden van hotel [naam hotel] blijkt dat deze auto omstreeks 13.16 uur is gesignaleerd op het parkeerterrein van dit hotel. Hotel [naam hotel] is direct naast de [adres] gelegen. Verdachte heeft erkend dat de auto op deze camerabeelden haar auto is. Zij heeft echter ontkend dat zij op dat moment als bestuurder optrad. Wie dan wel de auto bestuurde, kan verdachte niet aangeven. Dat acht de rechtbank opmerkelijk omdat verdachte die middag de auto in gebruik had. Verdachtes insinuatie dat één en ander in scène is gezet, nu de auto een paar weken door de politie in beslag genomen is geweest, legt de rechtbank als hoogst ongeloofwaardig terzijde.
Uit nader onderzoek van camerabeelden van de [naam supermarkt] -die op circa 200 meter afstand van [adres] aan de overkant van de weg is gelegen- blijkt dat verdachte die dag omstreeks 13.29 uur de winkel is binnengegaan. Uit een verklaring van de kassamedewerkster blijkt dat verdachte haar heeft meegedeeld dat zij een verwonding aan haar vinger had en onder andere pleisters zocht. Omtrent deze verwonding aan haar rechtervinger heeft verdachte geen consistente verklaring afgelegd. In totaal heeft zij hierover vijf verschillende verklaringen afgelegd. Het meermalen wijzigen van haar verklaring hieromtrent komt verdachtes geloofwaardigheid niet ten goede.
De rechtbank komt op de voornoemde gronden tot de volgende conclusies. Uit de verrichte technische sporen- en DNA-onderzoeken blijkt dat op verschillende plaatsen in de woning van het slachtoffer bloedsporen zijn aangetroffen waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Bovendien zijn er bloedsporen aangetroffen met een gemengd DNA-profiel, waarin zowel het DNA-profiel van het slachtoffer als dat van verdachte voorkomt. Het DNA-profiel van het slachtoffer is ook aangetoond in een bloedspoor in de laars van verdachte. Daarnaast blijkt uit camerabeelden van zowel de [naam supermarkt] als van hotel [naam hotel] dat verdachte in de nabijheid van verzorgingsflat [naam] is geweest.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende feiten en omstandigheden voorhanden zijn om te komen tot het bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij deze gebeurtenis. De verklaring van verdachte dat zij nooit in de woning van het slachtoffer is geweest, moet als kennelijk leugenachtig worden beschouwd en versterkt dit bewijs.
De rechtbank staat vervolgens voor de beantwoording van de vraag in hoeverre verdachte daadwerkelijk als dader kan worden aangemerkt van deze opzettelijke levensberoving.
Vast staat dat de aangetroffen DNA-profielen afkomstig zijn van verdachte. Deze zijn veroorzaakt doordat zij hoogstwaarschijnlijk zichzelf verwond heeft bij het plegen van het feit. De verklaringen van verdachte over hoe deze bloedspatten eventueel in de woning kunnen zijn gekomen, volgt de rechtbank niet.
De rechtbank komt tot deze conclusie, nu vaststaat dat het slachtoffer onder meer met een mes om het leven is gebracht en dat verdachte hoogstwaarschijnlijk bij de steekpartij gewond is geraakt.
De rechtbank acht het aannemelijk dat gebruik is gemaakt van een mes zonder stootplaat. Door het ontbreken van een stootplaat is de hand van verdachte mogelijk tijdens het steken doorgeschoten van het heft naar het lemmet van het mes, waardoor zij zichzelf heeft verwond. De door verdachte ter zitting getoonde plaats van de verwonding op de wijsvinger correspondeert hiermee. De wijsvinger is namelijk verwond op de plaats die het dichtst bij het lemmet ligt, indien men een mes vasthoudt. De verklaring van verdachte dat deze wond een zogenaamde "knijpwond" was, ontstaan doordat haar vinger tussen de deur van de auto bekneld was geraakt, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank baseert dat op de in het dossier aanwezige rapportage van de als deskundige benoemde GGD-arts, die heeft verklaard dat het niet aannemelijk was dat hier sprake was van een knijpwond.
Verdachte heeft geen plausibele verklaring gegeven voor het aantreffen van haar bloedsporen in de woning van het slachtoffer. Verdachte heeft steeds ontkend dat zij in de woning is geweest, maar, gelet op de aangetroffen DNA-profielen, zal de rechtbank haar verklaringen hieromtrent buiten beschouwing laten.
Daar komt bij dat aan de hand van onderzoek aan de door verdachte gedragen westernlaarzen is vastgesteld, dat een afdruk van één van deze laarzen overeenkomt met een laarsafdruk in de badkamer. Het staat vast dat deze afdruk is gezet toen het bloed nog niet was ingedroogd.
Nadien zijn de laarzen naar alle waarschijnlijkheid schoongemaakt, maar was het verse bloed reeds het stiksel van de laars binnengedrongen.
Aan de hand daarvan kon ook worden vastgesteld dat het aangetroffen bloed afkomstig was van het slachtoffer. De suggesties van verdachte dat deze laarzen door een derde naar de plaats van het delict zijn gebracht, dan wel dat de politie op de plaats van het delict de zoolafdrukken heeft gemaakt met haar in beslag genomen laarzen, legt de rechtbank als onaannemelijk en niet door feiten ondersteund terzijde.
Verdachtes auto is nabij de plaats van het delict aangetroffen, terwijl zij zelf rond 13.29 uur op de camerabeelden van de [naam supermarkt] voorkomt. Tevens is er sprake van een verwonding van verdachte. De aangetroffen bloedspatten zijn volgens de verklaring van de ter terechtzitting gehoorde deskundige van het NFI, ontstaan door zogenaamd "passief" bloeden. Volgens deze deskundigenverklaring betreft het bloedspatten die, bijvoorbeeld als gevolg van een verwonding, recht naar beneden zijn gevallen. Vast staat ook dat verdachte die dag een verwonding had opgelopen. Verdachte heeft daarnaast steeds wisselende verklaringen afgelegd. Tevens heeft zij geen alibi voor de tijdspanne tussen circa 13:00 en 13:29 uur, waarin het misdrijf is gepleegd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat alle bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend aantonen dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer in de woning in de [adres] om het leven heeft gebracht.
Uit de aard van de verwondingen leidt de rechtbank af dat het misdrijf opzettelijk is gepleegd.
Conclusies betreffende de voorbedachte raad
Met betrekking tot de voorbedachte raad in het primair tenlastegelegde feit neemt de rechtbank op grond van vaste jurisprudentie tot uitgangspunt dat voor een bewezenverklaring voldoende is dat komt vast te staan dat verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar (voorgenomen) daad en zich daarvan rekenschap te geven. Voorbedachte raad dient, evenals opzet, te worden afgeleid uit de omstandigheden waaronder of de wijze waarop het feit is gepleegd. Voor het bewijs van voorbedachte raad is daarom voldoende als er een gelegenheid tot bezinning is geweest voor verdachte.
Op grond van de bewijsmiddelen is niet komen vast te staan op welke manier verdachte in de woning van het slachtoffer is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook niet nader worden gedefinieerd van welk soort mes en/of slagvoorwerp voor het plegen van het strafbare feit gebruik is gemaakt. De officier van justitie heeft gesteld dat gebruik is gemaakt van een tweesnijdend mes. Ware dat zo, dan zou dat verschil hebben gemaakt bij de beoordeling van voorbedachte raad. Tweesnijdende messen behoren immers niet tot een reguliere inboedel, zodat uit wonden van een tweesnijdend mes had kunnen worden afgeleid dat verdachte een dergelijk mes bewust heeft meegenomen naar de plaats van het delict. De rechtbank heeft echter geen bewijs aangetroffen dat zo'n mes daadwerkelijk is gebruikt. De arts en patholoog concludeert bij de sectie niet meer dan dat de steekletsels zijn veroorzaakt door "een scherp snijdend voorwerp zoals een tweezijdig mes", terwijl in het eerdere voorlopige sectierapport was vermeld dat dit steekletsel afkomstig was van "een scherp snijdend voorwerp zoals een mes". Het staat dus geenszins vast of een tweezijdig snijdend mes is gebruikt, en waaruit dat dan zou zijn af te leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dus niet of verdachte zich heeft voorbereid op het plegen van dit feit dan wel dat het feit is gepleegd na een plotseling bij verdachte opgekomen gemoedsbeweging terwijl zij al in de woning was. De veronderstelling van de officier van justitie dat verdachte zich wel moet hebben voorbereid, bijvoorbeeld door uit te zoeken waar het slachtoffer woonde, kan de bewezenverklaring van voorbedachte raad niet dragen.
Nu over de omstandigheden waaronder of de wijze waarop het feit is gepleegd, onvoldoende bekend is geworden, laat zich niet vaststellen of verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden. Daarom kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een door haar van tevoren genomen besluit om het slachtoffer om het leven te brengen. Nu de rechtbank het bestanddeel "voorbedachte raad" niet bewijsbaar acht, moet verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde
De officier van justitie heeft subsidiair de zogenaamde gekwalificeerde doodslag tenlastegelegd. Bij gekwalificeerde doodslag heeft de dader voorafgaand, tijdens of na het plegen van een ander strafbaar feit, doodslag gepleegd om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, te vergemakkelijken of de kans op betrapping te verkleinen. In deze zaak zou daarvan sprake kunnen zijn, nu op grond van aangetroffen (bloed)sporen in kasten en laden kan worden vermoed dat in de woning is gezocht naar geld of goederen.
Tevens is -zoals naderhand is gebleken- een bankpas van het slachtoffer weggenomen, die later in de nabijheid van [adres] is aangetroffen. Echter, gelet op het ontbreken van bewijsmiddelen hieromtrent, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat het oogmerk van verdachte gericht was op diefstal en dat zij daartoe de doodslag heeft begaan. Evenzeer zou immers mogelijk zijn dat na de doodslag de gelegenheid te baat is genomen om naar geld of goed te zoeken. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken, nu de rechtbank dat niet bewezen acht.
Beoordeling van het bewijs met betrekking tot het meer subsidiair ten laste gelegde
Gelet op de vorenstaande overwegingen acht de rechtbank het meer subsidiair ten laste gelegde wel bewijsbaar.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezen-verklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte2, inhoudende:
Op 13 maart 2010 was ik in [plaats]. Aan het begin van de middag ben ik met mijn auto, een Honda CRV met daarop een reserveband met een afbeelding van een paard en een ruiter op de afdekhoes, naar de [naam supermarkt] supermarkt in [plaats] gereden. Ik heb daar pleisters, glorix en glassexdoekjes gekocht.
Ik droeg op 13 maart 2010 mijn westernlaarzen van het merk Double H.
2. een proces-verbaal van forensische opsporing3, inhoudende als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner:
Op 14 maart 2010 omstreeks 10:40 uur kwam bij de meldkamer van politie Fryslân de melding binnen dat in de [adres] het stoffelijk overschot was aangetroffen van een vrouw. De vrouw lag in de badkamer in een hoeveelheid bloed. Zij was een niet natuurlijke dood gestorven en door een misdrijf om het leven gekomen.
Uit de lijkschouwing bleek dat het slachtoffer diverse verwondingen had. Deze verwondingen zaten op het hoofd en in de rug. De letsels in de rug hadden de kenmerken van steekletsel.
Tijdens het onderzoek werden in hal, badkamer, woonkamer, keuken en slaapkamer
diverse bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld.
In badkamer werden een drietal schoensporen aangetroffen. Deze schoensporen waren gezet met bloed. Het profiel van deze sporen was soortgelijk. Voorts werden in en rond de woning diverse andere sporen(dragers) en goederen veiliggesteld.
Naast de reeds visueel zichtbare bloedsporen werden tijdens onderzoek, door optredende luminescentie, aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van bloed op onder andere:
- op de vloerbedekking van de hal, direct voor de deur met de badkamer,
- op de vloerbedekking van de woonkamer,
- op één fauteuil in de woonkamer,
- op de vloerbedekking van de slaapkamer,
- op de lade en inhoud daarvan van een ladekast op de slaapkamer,
- op de inhoud (kleding, handdoeken e.d.) van de beide kledingkasten in de slaapkamer.
Uit het ingestelde luminol-onderzoek werd geconcludeerd dat een persoon kennelijk met bloed aan de zolen van zijn of haar schoen(en) door de woning is gelopen en dat deze per-soon met waarschijnlijk bloed aan een/de hand(en) laden en kasten in de slaapkamer heeft doorzocht.
3. een proces-verbaal van bevindingen4, inhoudende als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner:
Op 14 maart 2010 omstreeks 10:43 uur kregen wij de melding van een mogelijke onnatuurlijke dood in [adres]
Omstreeks l0:47 uur kwamen wij ter plaatse. De woning is onderdeel van de [adres]. Men kan de flat betreden via de centrale toegang, gelegen aan de [adres] Bij binnenkomst woont het slachtoffer [naam slachtoffer] in de linkervleugel op de begane grond. De kamer is middels gesloten voordeur af te sluiten (Geen raam oid in voordeur).
Bij binnenkomst in de woning kom je in de hal die ongeveer 3 meter lang en 1.50 meter breed. Halverwege de gang is aan de linkerzijde een douche gesitueerd, hier lag het slachtoffer. Aan het einde van de gang kom je in de woonkamer, rechts van de woonkamer is de keuken gesitueerd. In de keuken troffen wij bloedsporen aan.
Aan de achterzijde van de woonkamer en wel aan de linkerzijde is de slaapkamer gelegen. De slaapkamer is via de woonkamer te bereiken en middels de badkamer. Echter is deze deur van de badkamer geblokkeerd.
Verder zagen wij op diverse plekken in de woning een bloedspoor van kleine druppels.
Bij de voordeur zagen wij twee kleine bloeddruppels op de vloerbedekking. Verder lag er een bloedspoor van de badkamer naar de keuken en langs de eettafel.
Wij zagen dat de woning er opgeruimd uitzag. Onder de stoel die aan de eettafels stond, zagen wij een leeg kopje liggen. Wij hebben via de voorzijde de woning verlaten in afwachting van de forensische opsporing.
4. een NFI rapport inzake het pathologisch onderzoek5 d.d. 30 maart 2010, opgemaakt door [naam deskundige], arts en patholoog, inhoudende:
Ontvangen van Forensische Opsporing Friesland; Datum ontvangst: 16 maart 2010.
Naam: [naam slachtoffer]; Bij de sectie op het lichaam is het navolgende bevonden.
A3 Er waren verspreid over het hoofd, in de behaarde hoofdhuid, circa 19 ruwrandige
huidletsels met verscheuren van het ondergelegen vetweefsel en zeer uitgebreide
gerelateerde onderhuidse bloeduitstorting. Er was overlap van letsels waardoor het exacte
aantal niet goed was aan te geven. Er was onderhuidse bloeduitstorting in de rechteroorschelp met zwelling van de oorschelp.
A4 Er waren in het gezicht zowel ruw- als scherprandige letsels met het aspect van
huidscheuren en snijwonden. De snijwonden bevonden zich op de linkerwang en onder de
kin, ze reikten tot in het onderhuidse vetweefsel. Er was begeleidende bloeduitstorting.
A5 Er waren aan beide handen, aan zowel strek- als buigzijde, onderhuidse bloed-uitstortingen. Aan de strekzijde waren er huidkneuzingen met plaatselijk verscheuren
van de huid. De handen toonde beide sterke zwelling door bloeduitstortingen in de weke
delen. Aan de buigzijde van de linkerwijsvinger en de buigzijde van de linkerpols
scherprandige letsels met het aspect van een snijwond, ze reikten tot in de ondergelegen weke delen.
A6 Er waren midden hoog en links aan de rug twee overlangs verlopende scherprandige huidletsels met het aspect van een steekwond.
A7 Er waren op de rechterschouder, de borst rechts en de strekzijde van de beide benen • onderhuidse bloeduitstortingen.
Bl In relatie met de steekwonden beschreven onder A 6 waren er steekkanalen te herleiden,
verlopend van achter naar voor en vrijwel horizontaal in de romp. Een steekkanaal verliep in de rugspieren van links naar rechts en van achter naar voor tot aan de wervelkolom en had een lengte van circa 11 cm. Er was veel bloeduitstorting in de rugspieren.
B2 Het tweede steekkanaal verliep van achter naar voor en iets voorwaarts in de borstkas
met perforatie van de borstkas rechts, een grote ader(vena azygos) en de rechterlong onderkwab (tot een diepte van circa 3cm).
De lengte van het steekkanaal bedroeg eveneens circa 11 cm. Er was 1 liter bloed in de rechterborstholte.
B3 In relatie met de letsels op het hoofd waren er in het schedeldak circa 8 butsen,
ingeslagen deuken, te herkennen. Er waren geen fracturen van schedeldak of schedelbasis.
Er was veel begeleidende bloeduitstorting in de huid en weke delen.
Interpretatie:
Bij sectie waren er in de behaarde hoofdhuid over het gehele hoofd verspreid circa 19
ruwrandige letsels te zien met verscheuren van de weke delen en veel bloeduitstortingen. Er
waren daarmee gerelateerd in het schedeldak circa 8 ingeslagen deuken, butsen. Ook in het gezicht, aan de beide handen, op de rechterschouder en aan de beide benen waren er veel onderhuidse bloeduitstortingen en huidkneuzingen. Aan de strekzijde van de handen en in
het gezicht was de huid ook kapot gescheurd in relatie met de letsels. De letsels zijn allen bij
leven opgelopen als gevolg van vele malen heftig botsend geweld op het lichaam zoals door
hard slaan, stompen, schoppen kan worden veroorzaakt.
De letsels op het hoofd en het schedeldak passen bij meermalen hard slaan met een zwaar en mogelijk ook kantig voorwerp onder een hoek waardoor in het schedeldak deuken, butsen, zijn geslagen.
Er waren op de rug twee scherprandige letsels met het aspect van steekletsel opgeleverd
door steken met een scherp snijdend voorwerp zoals een mes. Er waren begeleidende
steekkanalen te herleiden van circa 11 cm lang. Een van de steekkanalen reikte tot in de
rechterborstholte met perforatie van een grote ader en de rechterlong onderkwab. Er was
veel bloed in de rechterborstholte en er waren bleke bloedarme inwendige organen. Er
waren geen ziekelijke orgaanafwijkingen van betekenis voor het overlijden.
Het overlijden is het gevolg van functieverlies van vitale organen door massaal bloedverlies uit alle letsels tezamen.
Conclusie:
[naam slachtoffer] is overleden door massaal bloedverlies als gevolg van scherprandig perforerend geweld tot in de rechterborstkas en meermalen heftig botsend geweld op het hoofd.
5. een proces-verbaal van onderzoek plaats delict6, als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner:
Op zondag 14 maart 2010 omstreeks 11.10 uur werd door mij, verbalisant [naam], een schouw verricht op de plaats delict.
Ik zag dat er in de badkamer het stoffelijk overschot van een vrouw lag. Ik zag dat de vrouw op haar rechterzij lag. Rondom de vrouw, zowel op de vloer als op de muren, bevond zich veel ingedroogd bloed. Ik zag dat het hoofd van de vrouw diverse wonden vertoonden en dat het hoofdhaar doordrenkt was met bloed.
De linkerhand van de vrouw was zichtbaar en vertoonde enkele forse verwondingen. Op de vloer van de badkamer waren twee uitgaande schoenzoolafdrukken zichtbaar. Deze schoen-sporen waren gezet met bloed en waren inmiddels ingedroogd.
In de woonkamer, de keuken en de slaapkamer werd door mij bloed aangetroffen.
Op de vloer van de badkamer, in het douchegedeelte, lag het slachtoffer op haar rechterzij.
Zowel het hoofd als de linkerhand vertoonden zware verwondingen waaruit kennelijk veel bloed was gelopen. Ook het gezicht van het slachtoffer vertoonde diepe verwondingen.
Zowel op de muren bij het slachtoffer als op de vloer was een op bloed gelijkende substantie zichtbaar.
Op de vloer waren een tweetal schoensporen te zien. Deze schoensporen, waarvan het profiel ogenschijnlijk gelijk was, waren met bloed gezet. De sporen waren zogenaamde uitgaande sporen. Hiermee wordt bedoeld dat ze, gelet op de looprichting, de badkamer uitgaand waren. Er waren diverse bloedspatten zichtbaar. Er was te zien dat er ook zogenaamde passieve bloeddruppels waren. Dit zijn bloeddruppels die zonder extra drijvende kracht, dus passief, van een voorwerp of een lichaamsdeel afvallen. Deze bloeddruppels waren op diverse plekken in de badkamer zichtbaar. Ook in de hal, zowel nabij de badkamer, als bij de voordeur werden de passieve bloeddruppels aangetroffen. Ook werden in de woonkamer passieve bloeddruppels aangetroffen. Zowel links als rechts van de eetkamertafel als in het eerste deel van de keuken. Verder werden er passieve bloeddruppels gezjer op de vloer van de slaapkamer en op het bed in deze slaapkamer.
Rondom het slachtoffer, zowel op de vloer als op de muren in de directe nabijheid van het slachtoffer, bevond zich veel bloed. In dit bloed bevonden zich op diverse plaatsen haren, mogelijk afkomstig van het slachtoffer.
Aan de onderzijde van de deur tussen de badkamer en de hal werd aan de zijde van de hal, een bloedspat aangetroffen (NFI4, AABP5054NL).
Direct boven de deurkruk zat op deze deur aan de badkamerzijde een bloedveeg (NFI 19, AABP5055).
Op de vloer van de badkamer werden door ons twee afdrukken van schoenzolen aangetroffen die waren gezet met bloed. Deze schoensporen werden vastgelegd. (AABJ6144NL) en (AABJ6145NL).
Verder werden er diverse bloeddruppels waargenomen. Deze lagen op de badkamervloer tussen het slachtoffer en de schoensporen, voor de wasmachine en tussen de schoensporen. Op de wasmachine waren ook bloedsporen zichtbaar (AABP5061NL) Op de linkervoorzijde van de wastafel was een bloedveeg zichtbaar (AABP5058NL).
Verder was op de drempel van de badkamer met de hal een bloedspoor te zien (AABP5053NL).
Op de badkamervloer werden meerdere afdrukken gevonden die qua vorm en afmetingen overeenkwamen met dit spoor (sporen AABJ6508NL en AABJ6509NL). Deze sporen zijn vrijwel zeker ontstaan doordat iemand met de zool van een schoen in ten minste drie bloeddruppels heeft gestaan en vervolgens enigzins heeft bewogen, waardoor de druppels zijn uitgeveegd. Doordat er bloed op de schoenzool is achtergebleven werd deze vorm vervolgens gestempeld op de vloer van o.a. de badkamer. Door de in dit spoor duidelijk zichtbare randen van de bloeddruppels zijn deze druppels kennelijk de bron van genoemde gestempelde sporen.
De vloer bij de eettafel. Bloedspoor AAAM2252NL.
Handdoek op de eettafel. Bloedspoor AAAM2253NL.
De vloer van woonkamer nabij de keuken. Bloedspoor AAAM2254NL.
Onderzijde van de badkamerdeur (halzijde) aangetroffen bloedspat (AABP5054NL).
Passieve bloeddruppels op de badkamervloer (AABP5057NL).
Bloed aangetroffen op het kleedje op de wasmachine. De grote bloeddruppel werd veiliggesteld(NFI 15, AABP5061NL).
Een schoen gestempeld bloedspoor (AABJ6507NL) aangetroffen op de overgang badkamer met de hal (NFI11, AABP5053NL).
Op de vloer van de hal, bij de voordeur werd bloed aangetroffen in de vorm van drie waarschijnlijk passieve bloeddruppels (AABP5051NL).
Op de muur bij de voordeur ter hoogte van het slot en deurkruk werd een bloedspoor aangetroffen (AABP5052NL ).
Op de vloer van de hal tussen de badkamer en de woonkamer werden ook passieve bloeddruppels aangetroffen. Daar deze in één bloeddruppelspoor in badkamer, hal en woonkamer pasten en uit dit spoor al andere bloeddruppels waren bemonsterd, werden de bloeddruppels in de hal verder niet veiliggesteld.
Vloer bij de eettafel. Bloedspoor AAAM2252NL.
Handdoek op de eettafel. Bloedspoor AAAM2253NL.
Vloer van woonkamer nabij de keuken. Bloedspoor AAAM2254NL.
Nabij de rechterknop van de linkerlade zijn bemonsteringen uitgevoerd op bloed en vezels (respectievelijk AABP5064NL en AABP5066NL). De knop is bemonsterd op huidepitheel (AABP5065NL).
6. proces-verbaal aanwezigheid afname cel-materiaal7, d.d. 30 maart 2010, onder meer inhoudende:
Op 30 maart 2010 is op verzoek van de officier van justitie met schriftelijke toestemming en instemming van de getuige
[naam getuige (verdachte)]
voornamen: [voornamen]
wangslijmvlies is afgenomen.
Het afgenomen celmateriaal is op de voorgeschreven wijze verpakt en verzegeld. Op de verpakking van het afgenomen celmateriaal is een Sporen Identificatie Nummer-sticker (SIN-sticker), voorzien van de code RAAK9816NL geplakt. Een identieke SIN-sticker is door mij op dit proces-verbaal aangebracht
7. een NFI rapport inzake DNA-onderzoek8, d.d. 6 april 2010, onder meer inhoudende:
Te onderzoeken materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
RAAK9816NL een referentiemonster wangslijmvlies van een getuige
Eerder onderzocht materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
AABP5051NL#0l een bemonstering met bloed (gekoppeld aan onbekende vrouw l)
AABP5052NL#0l een bemonstering met bloed (gekoppeld aan onbekende vrouw 2)
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van de acht referentiemonster wangslijmvlies van de getuigen zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen zijn vergeleken met:
het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering [AABP5051NL]#01
het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering [AABP5052NL]#01
Toelichting
Het DNA-profiel van de getuige [RAAK9816NL] matcht met het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering [AABP5051NL]#01. Dit betekent dat het bloed in de bemonstering [AABP5051NL]#01 afkomstig kan zijn van de getuige (RAAK9816NL).
De berekende frequentie van het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering (AABP5051NL]#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw (niet verwant aan de getuige [RAAK9816NL]) matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Bovenstaande match met het DNA-profiel van de getuige [RAAK9816NL] betekent bovendien dat het bloed/celmateriaal in de bemonsteringen [AABP5053NL]#01, [AABP5057NL]#01, [AABP5063NL]#01, [AABP5064NL]#01, [AAAM2252NL]#01, [AAAM2253NL]#0l en [AAAM2254NL]#01 eveneens afkomstig kan zijn van de getuige [RAAK9816NL].
De berekende frequentie van deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw (niet verwant aan de getuige [RAAK9816NL]) matcht met deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard.
8. een NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek9, d.d. 3 juni 2010, onder meer inhoudende:
Overzicht te onderzoeken materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
AABP5054NL (NFI14) bloedspat deur badkamer
AABP5055NL (NFI19) deur badkamer binnenkant bloedspet
AABP5056NL (NFI 5) bloed van schoenspoor vloer
AABP5058NL (NFI17) bloedspoor wasbak
AABP5059NL bloedcontactspoor vloer
AABP5060NL bloedcontactspoor vloer
AABP5062NL gestubd rondom veegspoor op kleedje wasmachine
AABP5065NL Bio contactspoor bemonst.knop lade slaapkamer
AABP5067NL Bloedspoor verwarming badkamer
AABP5068NL (NFI24) bloedspoor muur
AABP5069NL (NFI30) bloedspoor muur
AABP5070NL (NFI31) bloedspoor muur
AABP5071NL (NFI34) bloedspoor muur.
Eerder onderzocht materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
AABZ9944NL een referentiemonster van het slachtoffer [naam slachtoffer]
RAAK9816NL een referentiemonster van een getuige
Onderzoek naar biologische sporen
De bemonsteringen zijn genomen van bloedsporen die zijn aangetroffen op de plaats delict. Deze bemonsteringen bloed zijn als [AABP5054NL]#O1, [AABP5055NL]#01, [AABP5056NL)#01, [AABP5058NL]#01, [AABP5059NL]#01, [AABP5060NL]#01, (AABP5067NL]#01, [AABP5068NL]#01, [AABP5069NL)#01, [AABP5070NL]#01 en [AABP5071NL]#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Overzicht verkregen DNA-profielen
Identiteitszegel Omschrijving
AABP5054NL#01 (NFI14) bloedspat deur badkamer
AABP5055NL#01 (NFI19) deur badkamer binnenkant bloedspet
AABP5056NL#01 (NFI 5) bloed van schoenspoor vloer
AABP5058NL#01 (NFI17) bloedspoor wasbak
AABP5059NL#01 bloedcontactspoor vloer
AABP5060NL#01 bloedcontactspoor vloer
AABP5067NL#01 Bloedspoor verwarming badkamer
AABP5068NL#01 (NFI24) bloedspoor muur
AABP5069NL#01 (NFI30) bloedspoor muur
AABP5070NL#01 (NFI31) bloedspoor muur
AABP5071NL#01 (NFI34) bloedspoor muur
Interpretatie en conclusie
Vermeld staat van wie het celmateriaal in het onderzochte sporen materiaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal niet afkomstig is van één van de andere personen van wie in deze zaak DNA-profielen zijn vergeleken. In de voorlaatste kolom staat vermeld wat de berekende frequentie is van het DNA-profiel van het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal. Ofwel, wat de kans is dat hetDNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel.
Identiteitszegel Celmateriaal kan afkomstig Berekende frequentie
zijn van: DNA-profiel
AABP5054NL#01 getuige RAAK9816NL kleiner dan één op één
miljard
AABP5055NL#0l DNA-mengprofiel vann twee personen: niet berekend
- getuige RAAK9816NL
- slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL
AABP5056NL#01 slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL niet berekend
AABP5058NL#01 slachtoffer [naam] AABZ9944NL kleiner dan eén op één
miljard
AABP5059NL#0l slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL kleiner dan één op één
miljard
AABP5060NL#01 slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ994NlL kleiner dan één op één
miljard
AABP5061NL#01 getuige RAAK9816NL kleiner dan één op één
miljard
AABP5062NL#0l DNA-mengprofiel van minimaal twee
personen waaronder:
- slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL
AABP5067NL#0l slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL kleiner dan één op één
miljard
AABP5068NL#0l slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL kleiner dan één op één
miljard
AABP5069NL#01 slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL kleiner dan één op éér
miljard
AABP5070NL#0l slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL kleiner dan één op één
miljard
AABP5071NL#01 slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL kleiner dan één op één
miljard
Toelichting:
l. Van het DNA in de bemonstering [AABP5055NL]#01 is een DNA-mengprofiel verkregen, waarin DNAkenmerken zichtbaar zijn van twee personen. Het DNA-mengprofiel geeft geen aanwijzingen op de aanwezigheid van DNA van een derde persoon. Het DNA-profiel van de getuige [RAAK9816NL] matcht met het DNA-mengprofiel. Daarnaast matcht het DNA-profiel van het slachtoffer [naam slachtoffer] [AABZ9944NL] met het DNA-mengprofiel. D
it betekent dat de bemonstering [AABP5055NL]#01 bloed/celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van de getuige [RAAK9816NL] vermengd met bloed/celmateriaal van het slachtoffer [naam slachtoffer].
In de bemonstering [AABP5055NL]#01 is bloed aangetroffen. Daarnaast blijkt uit bovengenoemde analyse van het verkregen DNA-mengprofiel van dit sporenmateriaal dat deze bemonstering celmateriaal van twee personen bevat. Dit betekent dat het onderzochte celmateriaal in de bemonstering kan bestaan uit bloed van twee personen. Het is ook mogelijk dat het onderzochte celmateriaal in de bemonstering bestaat uit bloed van één persoon en niet nader te specificeren celmateriaal (bijvoorbeeld huidepitheel) van een tweede persoon. Op grond van het verkregen DNA mengprofiel kan hierin geen onderscheid worden gemaakt.
9. een NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek10, onder meer inhoudende:
Overzicht te onderzoeken materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
AAAK5765NL een rechterlaars
AAAK5765NL een linkerlaars
Eerder onderzocht materiaal
AABZ9944NL een referentiemonster bloed van het slachtoffer [naam slachtoffer]
RAAK9816NL een refentiemonster wangslijmvlies van een getuige
In de aanvraag is specifiek verzocht om de laarzen (AAAK5765NL en AAAK5766NL) te onderzoek op aanwezigheid van bloed.
Rechterlaars AAAK5765NL
In overleg is verspreid over de laars een groot deel van de stiknaden losgetornd. De losgetornde stikdraden en de hierbij blootgelegde delen van de laars zijn visueel (ook microscopisch) en met de tetrabasetest onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is op zeven losgetornde stikdraden ter hoogte van de neus visueel geen bloed waargenomen, maar is met de tetrabasetest wel bloed aangetoond.
Deze zeven stikdraden zijn bemonsterd. Deze bemonstering is met de tetrabasetest onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is bloed aangetoond. De bemonstering met bloed is als (AAAK5765NL)#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Vervolgens is de neus van de laars deels losgesneden van de zool. Het hierbij blootgelegde deel val de zool, achter de stiknaad, is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is met de tetrabasetest bloed aangetoond. Het blootgelegde deel van de bovenzijde van de zool is bemonsterd. Deze bemonstering is met de tetrabasetest onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is bloed aangetoond. De bemonstering met bloed is als [AAAK5765NL]#02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Als aanvulling op bemons- tering (AAAK5765NLI#0l) zijn de zeven losgetornde stikdraden afgesneden ter hoogte van de bovenzijde van de zool. De stikdraden zijn met de tetrabasetest nader onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is bloed aangetoond. De zeven stikdraden (met bloed) zijn als (AAAK5765NL#03) veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Linkerlaars (AAAK5766NL)
In overleg zijn verspreid over de laars een groot deel van de stiknaden losgetornd. De losgetornde stikdraden en de hierbij blootgelegde delen van de laars zijn visueel (ook microscopisch) en met de tetrabasetest onderzocht op de aanwezigheid van bloed.
Hierbij is geen bloed aangetroffen. Indien noodzakelijk kan een aanvullend onderzoek naar bloedsporen worden uitgevoerd, gericht op de stiknaden die nog niet zijn losgetornd en de daaronder liggende delen van de laars.
Resultaten
Van het DNA in de bemonstering [AAAK5765NL]#0l van de stikdraden en van het DNA op/in de stikdraden (AAAK5765NL)#03 zjjn DNA-profielen verkregen. De verkregen DNA-profielen zijn vergeleken met de eerder genoemde DNA-profielen.
Van het DNA in de bemonstering AAAK5765NL)#02 is een onvolledig DNA-profiel varkregen, waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van minimaal één persoon. Vanwege de onvolledigheid en de lage intensiteit is het DNA profiel vooralsnog niet geschikt voor een vergelijkend DNA-onderzoek. Indien noodzakelijk kan met een aanvullende LCN DNA-analyse getracht worden om een meer informatief DNA-profiel te verkrjgen
Interpretatie en conclusie
Van het DNA in de bemonstering (AAAK5765NL)#0l van de stiknaden en van het DNA op/in de stikdraden (AAAK5765NL)#03 van de neus van de rechterlaars zijn (onvolledige) DNA-profielen verkregen van een vrouw. Deze DNA- profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van het slachtoffer [naam slachtoffer] [AABZ9944NL].
Omdat de bemonstering (AAAK5765NL)#0l van de stikdraden en omdat de stikdraden AAAK5765NL1#03 zelf specifiek veiliggesteld zijn gericht op bloed op/in de stikdraden, wordt geconcludeerd dat de verkregen DNA-profielen afkomstig zijn van een bloeddonor. Dit betekent dat het bloed in de bemonstering AAAK5765NL#0l van de stikdraden en het bloed in/op de stikdraden AAAK5765NL#03 afkomstig kan zijn van het slachtoffer.
De berekende frequentie van net DNA-profiel van het bloed in de bemonstering (AAAK5765NL)#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard.
De berekende frequentie van het onvolledige DNA-profiel van het bloed op/in de stikdraden [AAAK5765NL] #03 is ongeveer één op 866 miljoen. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met deze DNA-profielen is ongeveer één op 866 miljoen.
Indien noodzakelijk kan worden getracht om door middel van aanvullend DNA-onderzoek van het DNA in/op de stikdraden [AAAK5765NL]#03 een informatiever DNA-profiel te verkrijgen.
Gezien de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek met betrekking tot de bemonstering (AAAK5765NL)#0l, die genomen is van dezelfde stikdraden die onder AAAK55765NL#03 zijn onderzocht is een aanvullend DNA-onderzoek voor AAAK5765NL #03 vooralsnog niet uitgevoerd.
10. Een NFI rapport aanvullend DNA-onderzoek11, onder meer inhoudende:
Overzicht eerder onderzocht materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
AAAK5765NL#03 een bemonstering van stikdraden van rechterlaars
AABZ9944NL een referentiemonster bloed van het slachtoffer
RAAK9816NL een referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte
Vraagstelling
Er is verzocht om de bemonstering AAAK5665NL#03 van stikdraden van de rechterlaars te onderwerpen aan een aanvullend DNA-onderzoek om te trachten een informatiever DNA-profiel te verkrijgen.
DNA-onderzoek
De bemonstering AAAK5765NL#03 van de stikdraden van een rechterlaars is onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek.
Van het DNA in de bemonstering AAAK5765NL#03 van stikdraden van de rechterlaars is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een vrouw. Dit onvolledige DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [naam slachtoffer] AABZ9944NL en matcht niet met de DNA-profielen van de overige betrokkenen in deze zaak. Dit betekent dat het bloed in de bemonstering AAAK5765NL#03 afkomstig kan zijn van het slachtoffer [naam slachtoffer]. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering AAAK5765NL#03 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
11. Een proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek12, houdt onder meer in:
Op 9 juni 2010 heb ik de volgende goederen ontvangen:
[Al een paar schoenen, merk Double H, gewaarmerkt AAAK5765NL en AAAK5766NL, afkomstig van verdachte [naam verdachte] voornoemd.
[11) een foto van een schoenafdrukspoor, gewaarmerkt AABJ6144NL, veiliggesteld op
14-03-2010, bij het sporenonderzoek naar aanleiding van een geweldsmisdrijf, gepleegd op
13-03-2010, locatie [adres].
Onderzoek
Op 09-06-2010 startte ik een vergelijkend schoensporenonderzoek, waarbij het volgende is waargenomen, verricht en bevonden;
Schoenen
Nr Merk S IN L//R Soort Kleur Profiel Maat
A Double H AAAK5765NL links dames bruin ja 40
A Double H AAAK5766NL rechts dames bruin ja 40
Spoor
Nr Sin L/R Zichtbaar Zichtbare profiel Onregelmatighed
Deel elementen
1 AABJ6144NL L bijna gehele rechthoekige ja
zool blokken;ribbels
letters;logo
Spoor
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde schoenafdrukspoor [1] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
- de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is;
- de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
- 1 onregelmatigheid in het veilig gestelde schoenafdrukspoor wat betreft plaats overeenkomt en wat betreft vorm gedeeltelijk overeenkomt met 1 karakteristieke beschadiging;
- er geen onverklaarbare verschillen zijn waargenomen.
Conclusie
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik het volgende:
Het veilig gestelde schoenafdrukspoor [1] is waarschijnlijk veroorzaakt met de zool van de linkerschoen (A);
12. Een verslag letselonderzoek Forensische Geneeskunde13, houdt onder meer in:
Betreft: [naam verdachte]
1: Kunt u iets zeggen over de mogelijke ontstaanswijze van het letsel?
Het letsel van de top van de rechterwijsvinger is een genezend letsel. Een wond zoals in dit centraal gelegen gebied heeft bestaan zou kunnen ontstaan bij het openhalen van de vinger aan een voorwerp. Het zou dan moeten gaan om een voorwerp dat scherp genoeg was om door de huid heen te gaan, maar niet zo scherp dat het huiddefect scherpe, gladde randen kreeg zoals bij een snijwond van een mes.
2: is het mogelijk dat het letsel ontstaan is;
* door een scherp en of puntig voorwerp:
Ja, zie hierboven
* dat de vinger beklemd geweest is tussen een deur:
Wat opvalt is het totaal ontbreken van sporen van beschadiging aan de nagelzijde van de wijsvinger, waardoor de vraag rijst of zo'n eventuele beknelling niet van veel eerdere datum is geweest dan datgene wat het huiddefect veroorzaakte.
Bij beknelling van een vinger is huidletsel eerder aan de bovenzijde van de vinger te verwachten dan aan de onderzijde waar het aldaar aanwezige onderhuidse weefsel als een soort kussen kan fungeren.
Ook de wisselende diepte van het genezende letsel centraal in het afwijkende gebied is minder logisch bij beknelling als ontstaanswijze, tenzij slechts de palmzijde van de vingertop bekneld was en met een hefboombeweging is losgetrokken uit de beknelling waarbij een oneffenheid werd gepasseerd die het huidletsel veroorzaakte.
13. een proces-verbaal van bevindingen14, als verklaring van verbalisant:
Op 20 april 2010, werden door mij, verbalisant, de veiliggestelde camerabeelden van zaterdag, 13 maart 2010, afkomstig van de [naam hotel] te [plaats], [straatnaam] te [plaatsnaam], bekeken.
Bekijken veiliggestelde beelden hotel [naam hotel] te [plaats].
Op deze veiliggestelde beelden zag ik op zaterdag, 13 maart 2010:
13.16.08 uur, werkelijke tijd, op camera 2, naast het plantsoen, een zwart gekleurd deel van een voertuig.
13.16.14 uur, werkelijke tijd, op camera 6 een zwarte personenauto, type SUV / 4x4, met aan de achterzijde, op de vijfde deur een gemonteerd reservewiel. Op de hoes van dit reservewiel was een afbeelding van een paard met ruiter zichtbaar. Vanaf dit tijdstip kon ik dit voertuig volgen op de beelden. Ik zag dat hij aan het einde linksaf sloeg en gelijk weer linksaf sloeg en in westelijke richting over dit parkeerterrein reed
13.16.34 uur, werkelijke tijd uit het zicht van de camera reed.
13.16.58 uur, werkelijke tijd, op camera 6, eenzelfde gelijkend voertuig achteruit rijdend over het gedeelte van dit parkeerterrein waar voornoemde zwarte personenauto kort daarvoor in westelijke richting was weggereden.
13.17.10 uur, werkelijke tijd, zag ik dat deze auto vervolgens aan het eind van dit parkeer-terrein kort stilstond naast een bossage
13.17.20 uur, werkelijke tijd, en daarna rechtsaf sloeg. Op dat moment was zichtbaar dat op de achterzijde van dit voertuig een reservewiel was gemonteerd. Ik zag daarna dat dit voertuig linksaf de [straatnaam] te [plaatsnaam] op reed.
14. een proces-verbaal van bevindingen15, als verklaring van verbalisant:
Op 2 april 2010 werden door mij, verbalisant, veiliggestelde camerabeelden van zaterdag 13 maart 2010, afkomstig van de [naam supermarkt] bekeken.
Op deze veiliggestelde beelden zag ik dat op zaterdag, 13 maart 2010,
13.29.19 uur, werkelijke tijd, op camera 1 en 2, een zwarte personenauto, type 4x4/SUV, met een reservewiel aan de achterzijde van dit voertuig bevestigt, parkeren op het parkeerterrein van deze supermarkt.
13.29.22 uur, werkelijke tijd, staat dit voertuig op het parkeerterrein stil.
13.29.45 uur, werkelijke tijd, op camera 1, een persoon, gekleed in een lichte spijkerbroek en zwarte trui of jas, uit deze auto stappen in de richting van de ingang van de supermarkt lopende, de portier achter zich dicht sloeg met de rechterhand en vervolgens richting de ingang van de supermarkt liep.
13.29.50 uur, werkelijke tijd, op camera 2, dat verdachte, deze [naam supermarkt] via de ingang binnenliep;
13.29.53 uur, werkelijke tijd, op camera 3, dat verdachte deze [naam supermarkt] binnen kwam lopen;
13.30.48 uur, werkelijke tijd, op camera 3, dat verdachte richting de kassa van deze supermarkt liep en onder andere een fles en nog een artikel bij de kassa op toonbank plaatste. Daarna zag ik dat ze met de caissière sprak en vervolgens de winkel in liep.
13.31.54 uur, werkelijke tijd, zag ik dat ze weer terugkwam bij de kassa en weer iets op de toonbank plaatste;
13.32.03 uur, werkelijke tijd, op camera 3, verdachte naar haar rechterhand keek en daarna een soort afslaande beweging met de rechterhand maakt, waaruit lijkt dat ze iets aan haar rechterhand heeft.
13.32.25 uur, werkelijke tijd, op camera 3, verdachte deze [naam supermarkt] verliet.
15. Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek camerabeelden plaats delict16, houdt -zakelijk weergegeven- in:
Op 26 mei 2010 werd door een politieambtenaar vanuit de woning van [naam], in haar bijzijn, nogmaals door het raam gekeken en gefotografeerd op de wijze zoals [naam] op zaterdag 13 maart 2010 [naam slachtoffer] zou hebben gezien. In dit geval zou [naam slachtoffer] na het afslaan aan het eind van de bebouwing in beeld moeten komen van de bewakingscamera van hotel [naam hotel], gericht op de [straat] te [plaatsnaam]. Naar aanleiding van deze bevindingen heb ik op woensdag 2 juni 2010 de beelden afkomstig van de camerabeelden van hotel [naam hotel] (straatzijde) bekeken over de periode zaterdag 13 maart 2010 tussen 14.00 uur en 16.00 uur (werkelijke tijd).
In deze periode kwam [naam slachtoffer] op deze camerabeelden niet voor. Op deze camera-beelden kwam in het geheel geen vrouw voor die voldeed aan het signalement van [naam slachtoffer].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij op 13 maart 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer]
- meermalen met een zwaar en/of kantig voorwerp, op en tegen het hoofd en meerdere andere delen van het lichaam geslagen en gestompt
en
- meermalen met een mes, in de rug en meerdere andere delen van het lichaam gestoken en gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Meer subsidiair: Doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de voorlichtingsrapportage,
de psychologische rapportage, de psychiatrische rapportage en de door het Pieter Baan Centrum te Utrecht opgemaakte rapportage;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadslieden.
Verdachte heeft haar schoonmoeder van het leven beroofd door haar tenminste negen keer met een hard voorwerp op het hoofd te slaan en haar twee keer met een mes in de rug te steken. Verdachte heeft daarmee het hoogste rechtsgoed geschonden dat door de wet wordt beschermd, te weten het menselijk leven. In haar nadeel werkt dat de levensberoving op zeer ruwe en gruwelijke wijze is gepleegd tegen een mindervalide, alleenwonende vrouw van 69 jaren, die bovendien verdachtes aanverwant was. Strafverlichtende omstandigheden zijn er niet. Het motief voor de doodslag is onduidelijk gebleven. Over verdachte is uitgebreid gerapporteerd door gedragsdeskundigen en de reclassering. De genoemde deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte ten tijde van haar daad geen sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. Haar daad kan haar dan ook volledig toegerekend worden.
Hoewel verdachte blijkens de rapportage onder zeer ongunstige omstandigheden is opgegroeid en zij als jong meisje door haar ouders ernstig is verwaarloosd, is zij er kennelijk in geslaagd dit tekort in haar ontwikkeling te overwinnen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de geldigheid van de conclusie van de deskundigen en acht verdachte daarom volledig aansprakelijk voor wat zij heeft gedaan. Doodslag geldt in alle beschaafde landen, ook in ons land, als een van de zwaarste misdrijven die men kan plegen. In diverse internationale verdragen, daaronder het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, wordt het menselijk leven als het belangrijkste te beschermen rechtsgoed genoemd. Het opzettelijk en abrupt beëindigen van een mensenleven is voor het slachtoffer zo ingrijpend en onherroepelijk en voor de nabestaanden en meer in het algemeen voor de samenleving zo choquerend dat alleen een zware sanctie in de vorm van een langdurige gevangenisstraf het leed en de onlustgevoelens kan temperen. Dit volgt ook uit de opvatting van de wetgever, die doodslag heeft bedreigd met een maximumstraf van 15 jaren gevangenisstraf. Anderzijds mag deze straf niet zo lang zijn dat rehabilitatie van verdachte, bijvoorbeeld in de vorm van een voorwaardelijke invrijheidstelling, niet mogelijk is. Nu de rechtbank een minder zware variant bewezen acht dan de officier van justitie, leidt dat tot een minder zware straf dan gevorderd.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. K. Post en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2011. Mr. Wolters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het vijf ordners tellende proces-verbaal met dossiernummer 140310, gesloten op 27 september 2010.
2 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
3 Het proces-verbaal van forensische opsporing, d.d. 3 augustus 2010, proces-verbaalnummer 140310-AH-06;
4 Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 maart 2010, proces-verbaalnummer 140310-AH-001;
5 Een NFI rapport inzake pathologisch onderzoek, d.d. 30 maart 2010, zaaknr. 2010.03.15045 / sectienummer 2010097M020, proces-verbaalnummer 140310-ADM-008-02-02;
6 Een proces-verbaal onderzoek plaats delict, d.d. 6 juli 2010, proces-verbaalnummer 140310-AH-006-02;
7 Een proces-verbaal aanwezigheid opsporingsambtenaar bij afname celmateriaal ter bepaling DNA-profiel, nummer 140310-AH-040-04;
8 Een NFI rapport DNA-onderzoek, d.d. 6 april 2010, zaaknummer 2010.03.15.045, aanvraagnummer 007, proces-verbaalnummer 140310-ADM-008-04;
9 Een NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, d.d. 3 juni 2010, zaaknummer 2010.03.045, aanvraagnummer 6, proces-verbaalnummer 140310-ADM-008-10;
10 Een NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, d.d. 3 juni 2010, zaaknummer 2010.03.15.045, aanvraagnummer 010, proces-verbaalnummer 140310-ADM-008-11;
11 Een NFI rapport Aanvullend DNA-onderzoek, d.d. 25 februari 2011, zaaknummer 2010.03.15.045, aanvraagnummer 018;
12 Een proces-verbaal schoenvergelijkend sporenonderzoek, d.d. 2 augustus 2010, BHV-nummer 0200-2010024684, zaaknummer 0906100900/1901, proces-verbaalnummer 140310-AH-006-023;
13 Een verslag letselonderzoek Forensische Geneeskunde GGD Fryslân, d.d. 3 april 2010, opgemaakt door mevr. [naam] forensisch arts KNMG, proces-verbaalnr.140310-ADM-008-07;
14 Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 april 2010, proces-verbaalnummer 140310-AH-022-05;
15 Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 mei 2010, proces-verbaalnummer 140310-AH-022-06;
16 Een proces-verbaal bevindingen onderzoek camerabeelden plaats delict, d.d. 2 juni 2010, proces-verbaalnummer 140310-AH-022-15;