ECLI:NL:RBLEE:2011:BP6266

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2544
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijhouding kadaster na tegenstrijdige inlichtingen over eigendomsgrenzen

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een perceel, beroep ingesteld tegen de weigering van de hoofdbewaarder van het kadaster om de bijhouding van het kadaster te effectueren. Eiser heeft aangevoerd dat de feitelijke grens van zijn perceel door natuurlijke aanwas niet meer overeenkomt met de kadastrale grens. De verweerder heeft echter geweigerd om de bijhouding door te voeren, omdat er tegenstrijdige inlichtingen zijn verstrekt door eiser en de gemeente over de vraag of er sprake is van opzettelijke drooglegging. De rechtbank heeft de gemeente in de gelegenheid gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, en de zaak is behandeld op een zitting waar beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad tegenstrijdige inlichtingen zijn over de eigendomsgrenzen. Eiser heeft gesteld dat er geen sprake is van opzettelijke drooglegging, terwijl de gemeente dit standpunt heeft tegengesproken. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van de Kadasterwet en het Kadasterbesluit, waarin is bepaald dat bijhouding alleen kan plaatsvinden als er geen twijfel bestaat over de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht. Aangezien er twijfel bestaat over deze zaken, heeft de rechtbank geoordeeld dat de weigering van de verweerder om de bijhouding te effectueren terecht is.

Eiser heeft ook betoogd dat er sprake is van verkrijgende verjaring, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet de bevoegdheid heeft om dit vast te stellen zonder een notariële akte of rechterlijke uitspraak. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 februari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/2544
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. T. Steenbeek, werkzaam bij CNV Vakcentrale te Utrecht,
en
de hoofdbewaarder van het kadaster en de openbare registers, verweerder,
gemachtigden: mr. I.J. Kloek-Tromp en F.K. Boesjes, beiden werkzaam bij het kadaster.
Procesverloop
Bij brief van 7 september 2009 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van het Kadasterbesluit. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de gemeente Wymbritseradiel (hierna: de gemeente) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. De gemeente heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en door haar is een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 13 december 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn beide voornoemde gemachtigden verschenen. Namens de gemeente zijn mr. D.A. Westra en J. Menage verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Eiser is eigenaar van [het perceel] te [woonplaats], kadastraal bekend [X]. Aan eisers perceel is in de loop der jaren een groot stuk grond aangewassen. Het aangrenzende waterperceel, kadastraal bekend [Y], is eigendom van de gemeente.
1.2 Per brief van 22 september 2008 heeft eiser verweerder medegedeeld dat de feitelijke grens van zijn perceel door de aanwas niet meer overeenkomt met de kadastrale grens. Eiser heeft verweerder verzocht dit te onderzoeken en over te gaan tot bijhouding van het kadaster, indien de bevindingen daartoe aanleiding geven.
1.3 Op 27 en 31 maart 2009 heeft een onderzoek plaatsgevonden, onder meer bestaande uit een bezoek ter plaatse en het horen van eiser en een vertegenwoordiger van de gemeente. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in twee onderzoeksverslagen van 30 maart 2009 en 21 april 2009.
1.4 Bij besluit van 1 juli 2009 heeft verweerder geweigerd over te gaan tot bijhouding, op de grond dat partijen voor de bijhouding tegenstrijdige inlichtingen hebben verschaft.
1.5 Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar tegen het besluit van 1 juli 2009 ongegrond verklaard.
Geschil
2.1 Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de bijhouding ten onrechte heeft geweigerd. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat geen sprake is van tegenstrijdige inlichtingen. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat geen twijfel kan bestaan over de ligging van de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht. Eiser meent dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de rechtstoestand naar burgerlijk recht. Verweerder heeft ten onrechte geen zelfstandig oordeel gegeven over de vragen of sprake is van opzettelijke drooglegging en of sprake is van verkrijgende verjaring. Ook heeft verweerder daar onvoldoende onderzoek naar gedaan. Volgens eiser is duidelijk dat geen sprake is van opzettelijke drooglegging en dat bovendien sprake is van verkrijgende verjaring. De gemeente heeft zijn andersluidende standpunten volgens eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt.
2.2 Verweerder handhaaft het bestreden besluit. Volgens verweerder zijn de standpunten van eiser en de gemeente over de vraag of sprake is van natuurlijke aanwas of van moedwillige drooglegging inlichtingen in de zin van artikel 19, eerste lid, van het Kadasterbesluit. Nu deze inlichtingen tegenstrijdig zijn en daardoor twijfel bestaat over de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht, is de bijhouding volgens verweerder terecht geweigerd. Voor bijhouding wegens verkrijgende verjaring bestaat volgens verweerder slechts aanleiding wanneer de verjaring is vastgesteld in een notariële verklaring of een rechterlijke uitspraak.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Kadasterwet is de bewaarder, voor zover in deze zaak van belang, belast met het verrichten van inschrijvingen in de openbare registers en het bijwerken van de basisregistratie kadaster.
Ingevolge artikel 53 vindt bijwerking plaats als bijhouding dan wel als vernieuwing.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, vindt bijhouding, voor zover in deze zaak van belang, plaats op grond van inlichtingen van een eigenaar van een onroerende zaak of waarnemingen van een met meting belaste ambtenaar omtrent een feit als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.
Ingevolge artikel 66, eerste lid, kan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, ingeval een belanghebbende, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder c, meent dat zich een feit heeft voorgedaan, als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, daarnaar een onderzoek in te stellen.
Ingevolge artikel 67, eerste lid, gaat de met het onderzoek belaste ambtenaar ter plaatse na of een feit, als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, zich heeft voorgedaan. Artikel 57, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 57, derde lid, verschaffen de in het eerste lid bedoelde belanghebbenden, indien naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar nodig door aanwijzing ter plaatse, de door deze ambtenaar voor de bijhouding benodigde inlichtingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de bijhouding voor de gevallen waarin één of meer belanghebbenden niet de voor de bijhouding benodigde inlichtingen of onderling tegenstrijdige inlichtingen verschaffen.
3.2 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van het Kadasterbesluit, voor zover in deze zaak van belang, vindt geen bijhouding plaats, indien één of meer belanghebbenden onderling tegenstrijdige inlichtingen verschaffen ten behoeve van het in de artikelen 67, eerste lid, van de wet bedoelde onderzoek ter zake van een feit als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, behoudens het bepaalde in het tweede lid. Ingevolge het tweede lid vindt de bijhouding niettemin plaats indien de ligging van de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar geen twijfel overlaten.
3.3 Ingevolge artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek verplaatst de grens van een langs een water liggend erf zich met de oeverlijn, behalve in geval van opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming.
3.4 De rechtbank is van oordeel dat eiser en de gemeente tegenstrijdige inlichtingen hebben verschaft over de vraag of sprake is van opzettelijke drooglegging. Tijdens het onderzoek is namens de gemeente verklaard dat geen sprake kan zijn van een natuurlijke aanwas. Eiser heeft daarentegen verklaard dat geen sprake is van moedwillige drooglegging. Deze verklaringen bevatten naar het oordeel van de rechtbank tegenstrijdige inlichtingen in de zin van artikel 19 van het Kadasterbesluit. Uit de nota van toelichting bij het Kadasterbesluit leidt de rechtbank af dat onder inlichtingen in de zin van dit artikel niet alleen puur feitelijke inlichtingen vallen, maar ook inlichtingen die een juridische conclusie bevatten (Stb. 1991/571, p. 25 en 26). Dat de gemeente haar standpunt niet of nauwelijks heeft onderbouwd, doet in dit kader niet ter zake.
3.5 Dit betekent dat de door eiser verzochte bijhouding alleen kan plaatsvinden indien de ligging van de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar geen twijfel overlaten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat daarvan geen sprake is. Verweerder heeft daarbij terecht doorslaggevend belang gehecht aan de omstandigheid dat eiser en de gemeente van mening verschillen over de vraag of sprake is van opzettelijke drooglegging. Daardoor bestaat twijfel over de ligging van de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht.
3.6 Eiser heeft betoogd dat sprake is van verkrijgende verjaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit betoog terecht geen aanleiding gezien voor het bijhouden van het kadaster. Verweerder heeft niet de bevoegdheid vast te stellen of sprake is van verkrijgende verjaring. Het bijhouden van het kadaster naar aanleiding van verkrijgende verjaring is alleen mogelijk op grond van een notariële akte of rechterlijke uitspraak, die is ingeschreven in de openbare registers. Verweerder heeft daarbij een lijdelijke rol. Eisers betoog dat de verkrijgende verjaring voortvloeit uit natuurlijke aanwas, waarvoor bijzondere regels gelden, doet hieraan niet af. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor over dat onderwerp heeft overwogen.
3.7 Hieruit volgt dat verweerder de door eiser verzochte bijhouding terecht heeft geweigerd. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2011.
w.g. C.H. de Groot
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.