Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Kadasterwet is de bewaarder, voor zover in deze zaak van belang, belast met het verrichten van inschrijvingen in de openbare registers en het bijwerken van de basisregistratie kadaster.
Ingevolge artikel 53 vindt bijwerking plaats als bijhouding dan wel als vernieuwing.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, vindt bijhouding, voor zover in deze zaak van belang, plaats op grond van inlichtingen van een eigenaar van een onroerende zaak of waarnemingen van een met meting belaste ambtenaar omtrent een feit als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.
Ingevolge artikel 66, eerste lid, kan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, ingeval een belanghebbende, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder c, meent dat zich een feit heeft voorgedaan, als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, daarnaar een onderzoek in te stellen.
Ingevolge artikel 67, eerste lid, gaat de met het onderzoek belaste ambtenaar ter plaatse na of een feit, als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, zich heeft voorgedaan. Artikel 57, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 57, derde lid, verschaffen de in het eerste lid bedoelde belanghebbenden, indien naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar nodig door aanwijzing ter plaatse, de door deze ambtenaar voor de bijhouding benodigde inlichtingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de bijhouding voor de gevallen waarin één of meer belanghebbenden niet de voor de bijhouding benodigde inlichtingen of onderling tegenstrijdige inlichtingen verschaffen.
3.2 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van het Kadasterbesluit, voor zover in deze zaak van belang, vindt geen bijhouding plaats, indien één of meer belanghebbenden onderling tegenstrijdige inlichtingen verschaffen ten behoeve van het in de artikelen 67, eerste lid, van de wet bedoelde onderzoek ter zake van een feit als bedoeld in artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, behoudens het bepaalde in het tweede lid. Ingevolge het tweede lid vindt de bijhouding niettemin plaats indien de ligging van de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar geen twijfel overlaten.
3.3 Ingevolge artikel 29 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek verplaatst de grens van een langs een water liggend erf zich met de oeverlijn, behalve in geval van opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming.
3.4 De rechtbank is van oordeel dat eiser en de gemeente tegenstrijdige inlichtingen hebben verschaft over de vraag of sprake is van opzettelijke drooglegging. Tijdens het onderzoek is namens de gemeente verklaard dat geen sprake kan zijn van een natuurlijke aanwas. Eiser heeft daarentegen verklaard dat geen sprake is van moedwillige drooglegging. Deze verklaringen bevatten naar het oordeel van de rechtbank tegenstrijdige inlichtingen in de zin van artikel 19 van het Kadasterbesluit. Uit de nota van toelichting bij het Kadasterbesluit leidt de rechtbank af dat onder inlichtingen in de zin van dit artikel niet alleen puur feitelijke inlichtingen vallen, maar ook inlichtingen die een juridische conclusie bevatten (Stb. 1991/571, p. 25 en 26). Dat de gemeente haar standpunt niet of nauwelijks heeft onderbouwd, doet in dit kader niet ter zake.
3.5 Dit betekent dat de door eiser verzochte bijhouding alleen kan plaatsvinden indien de ligging van de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar geen twijfel overlaten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat daarvan geen sprake is. Verweerder heeft daarbij terecht doorslaggevend belang gehecht aan de omstandigheid dat eiser en de gemeente van mening verschillen over de vraag of sprake is van opzettelijke drooglegging. Daardoor bestaat twijfel over de ligging van de nieuwe grenzen en de rechtstoestand naar burgerlijk recht.
3.6 Eiser heeft betoogd dat sprake is van verkrijgende verjaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit betoog terecht geen aanleiding gezien voor het bijhouden van het kadaster. Verweerder heeft niet de bevoegdheid vast te stellen of sprake is van verkrijgende verjaring. Het bijhouden van het kadaster naar aanleiding van verkrijgende verjaring is alleen mogelijk op grond van een notariële akte of rechterlijke uitspraak, die is ingeschreven in de openbare registers. Verweerder heeft daarbij een lijdelijke rol. Eisers betoog dat de verkrijgende verjaring voortvloeit uit natuurlijke aanwas, waarvoor bijzondere regels gelden, doet hieraan niet af. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor over dat onderwerp heeft overwogen.
3.7 Hieruit volgt dat verweerder de door eiser verzochte bijhouding terecht heeft geweigerd. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.