ECLI:NL:RBLEE:2011:BP6022

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885296-09 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en verduistering van bouwmaterialen in Leeuwarden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 24 februari 2011, stond de verdachte, geboren in 1966 te Dantumadeel, terecht voor valsheid in geschrift en verduistering van bouwmaterialen. De tenlastelegging omvatte onder andere het valselijk opmaken van weekstaten en facturen, en het wederrechtelijk toe-eigenen van dakplaten en underlaymentplaten die toebehoorden aan [bedrijf 1]. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 10 februari 2011, waar de verdachte bijgestaan werd door mr. T. van der Goot. De officier van justitie vorderde onder andere een werkstraf en een schadevergoeding aan de benadeelde partij, [bedrijf 1].

De rechtbank oordeelde dat het onder 1. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, omdat het vereiste oogmerk tot misleiding bij de verdachte ontbrak. De verdachte had verklaard dat hij handelingen verrichtte in opdracht van [medeverdachte], die als directeur van [bedrijf 1] fungeerde. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet evident ongeloofwaardig en er waren geen bewijsmiddelen die deze lezing weerlegden.

Evenzo oordeelde de rechtbank dat het onder 2. subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kon worden, omdat het opzet op de wederrechtelijke toe-eigening ontbrak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, inclusief de subsidiaire en meer subsidiaire beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, waardoor deze enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885296-09
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 februari 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te Dantumadeel,
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 10 februari 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2007 tot 1 augustus 2008, op diverse data en/of tijdstippen, te Leeuwarden en/of te [plaats], (althans) in het arrondissement Leeuwarden, (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een (aantal) weeksta(a)t(en) (van [bedrijf 1]) en/of een bestel/ontvangstbon en/of een (aantal) factu(u)r(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of (met) zijn mededader(s) valselijk:
- op een weekstaat van week 35 (van het jaar 2007) een hoeveelheid gewerkte uren van [naam 1] geboekt op het project [naam] en/of (vervolgens) voornoemde weekstaat ondertekend en/of
- op een weekstaat van week 36 (van het jaar 2007) een hoeveelheid gewerkte uren van [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 1] en/of [naam 4] geboekt op het project [naam] en/of (vervolgens) voornoemde weekstaat ondertekend en/of
- op een bestel/ontvangstbon van de periode 7 september 2007 - 12 september 2007 vermeld dat er een vlindermachine is besteld voor het project [naam] en/of (vervolgens) voornoemde bestelbon ondertekend en/of
- een (aantal) factu(u)r(en) van [naam 5] waarop staat vermeld dat er werkzaamheden zijn verricht voor het project [naam]/[naam 6] ondertekend als zijnde daadwerkelijk gemaakte kosten voor voornoemd project, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (vervolgens) (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemd(e) geschrift(en) - als ware dat/deze geschrift(en) echt en onvervalst - bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of (met) zijn mededader(s) voornoemde weeksta(a)t(en) en/of bestel/ontvangstbon heeft doen toekomen aan de boekhouder en/of de administratie van voornoemde [bedrijf 1];
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2007 tot 1 augustus 2008, te Leeuwarden en/of te Noardburgum, (althans) in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een hoeveelheid dakplaten en/of een hoeveelheid underlaymentplaten, in elk geval een hoeveelheid bouwmaterialen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking van/als respectievelijk hoofduitvoerder bij voornoemde [bedrijf 1] en/of regiodirecteur van vestiging [plaats] bij voornoemde [bedrijf 1] (uit hoofde van welke functie('s) verdachte en/of zijn mededader zeggenschap had(den) over het gebruik en/of het vervoer en/of de bestemming van voornoemde materialen), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend (door voornoemde bouwmaterialen te gebruiken voor de bouw van een paardenstal voor privégebruik);
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 28 augustus 2007 tot 1 augustus 2008, te Leeuwarden en/of te Noardburgum, opzettelijk een hoeveelheid dakplaten en/of een hoeveelheid underlaymentplaten, in elk geval een hoeveelheid bouwmaterialen, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of verdachte, en welk(e) goed(eren) die [medeverdachte] uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als regiodirecteur van vestiging [plaats] bij voornoemde [bedrijf 1] (uit hoofde van welke functie hij, [medeverdachte], zeggenschap had over het gebruik en/of het vervoer en/of de bestemming van voornoemde materialen), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend (door voornoemde bouwmaterialen te gebruiken voor de bouw van een paardenstal voor privégebruik), bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde bouwmaterialen te vervoeren en/of opdracht te geven om die bouwmaterialen te vervoeren naar (de paardenstal van) die [medeverdachte];
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2007 tot 1 augustus 2008 te Leeuwarden en/of te Noardburgum, (althans) in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid dakplaten en/of een hoeveelheid underlaymentplaten, in elk geval een hoeveelheid bouwmaterialen, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
meest subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring
van en strafoplegging aan verdachte
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 28 augustus 2007 tot 1 augustus 2008 te Leeuwarden en/of te Noardburgum, (althans) in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen en/of heeft doen wegnemen een hoeveelheid dakplaten en/of een hoeveelheid underlaymentplaten, in elk geval een hoeveelheid bouwmaterialen, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde bouwmaterialen te vervoeren en/of opdracht te geven om die bouwmaterialen te vervoeren naar (de paardenstal van) die [medeverdachte];
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. en 2. subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] tot een bedrag van € 1.583,25 plus de wettelijke rente;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [bedrijf 1] met betrekking tot het overige deel van de vordering.
Beoordeling bewijs
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat het onder 1. ten laste gelegde voor wat betreft het derde gedachtenstreepje, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het overige onder 1. ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerequireerd tot een bewezenverklaring. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vaststaat dat op de weekstaten en de facturen van het [naam 5] is vermeld dat de gewerkte uren en werkzaamheden ten dienste zijn gekomen van [naam], terwijl deze in werkelijkheid aan de paardenstal van medeverdachte [medeverdachte] zijn besteed. [medeverdachte] heeft hiertoe expliciet opdracht gegeven en verdachte moest weten dat deze manier van handelen niet klopte. De weekstaten en de facturen zijn als echt en onvervalst gebruikt en ingeleverd bij de boekhouder van het bouwbedrijf waarna de administratie de uren en kosten heeft afgeboekt op het project [naam] te Leeuwarden. De officier van justitie stelt voorts dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Dat [medeverdachte] zelf de weekstaten niet heeft ingevuld en afgeleverd, maar dat verdachte dit heeft gedaan, doet aan het bestaan van medeplegen niet af.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Aan verdachte is onder 1. ten laste gelegd dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift tezamen en in vereniging met een ander. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de ander [medeverdachte] betreft. Om tot wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde te komen, moet uit de bewijsmiddelen volgen dat verdachte het oogmerk heeft gehad met betrekking tot het (doen) gebruiken van de valse/vervalste geschriften als echt en onvervalst. Vaststaat dat verdachte de weekstaten op een foutieve wijze heeft ingevuld en de facturen van [naam 5] heeft ondertekend, terwijl deze in strijd met de waarheid vermelden dat de betreffende werkzaamheden betrekking hadden op het project [naam] te Leeuwarden. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij deze handelingen heeft verricht in opdracht van [medeverdachte]. [medeverdachte] was toentertijd directeur van de vestiging van [bedrijf 1] waar verdachte werkzaam was als hoofduitvoerder.
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] hem heeft gezegd dat hij de uren en werkzaamheden die in de paardenstal werden gestopt, zou verrekenen met een overschot aan overuren die hij bij [bedrijf 1] had opgebouwd, alsmede dat hij daartoe gerechtigd was. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting als getuige deze verklaring van verdachte bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte derhalve niet zo evident ongeloofwaardig dat daaraan voorbij dient te worden gegaan. Bovendien bevinden zich in het dossier geen bewijsmiddelen die de lezing van verdachte weerleggen. Het voorgaande betekent dat het vereiste oogmerk tot misleiding bij verdachte ontbrak. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde.
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat het onder 2. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte tezamen met [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het verduisteren van de in de tenlastelegging genoemde goederen. De medeplichtigheid heeft in de visie van de officier van justitie hierin bestaan dat verdachte opdracht heeft gegeven de goederen te vervoeren naar de paardenstal van [medeverdachte].
De rechtbank oordeelt als volgt.
Om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat verdachte zowel het opzet heeft gehad op de eigen hulpverlening als opzet in de zin van oogmerk op de verduistering van een hoeveelheid dakplaten en underlaymentplaten door [medeverdachte]. Evenals in geval van het onder 1. ten laste gelegde heeft verdachte verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte] opdracht heeft gegeven de platen te vervoeren naar de paardenstal van [medeverdachte], waarbij verdachte ook ten aanzien hiervan heeft verklaard dat [medeverdachte] hem heeft verteld dat hij de kosten privé zou verrekenen met [bedrijf 1] Mutatis mutandis geldt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde als zij ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft overwogen met betrekking tot het oogmerk. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van de goederen door [medeverdachte]. Dientengevolge zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het onder 2. subsidiair, 2. meer subsidiair en 2. meest subsidiair ten laste gelegde.
Benadeelde partij
[bedrijf 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte van het onder 1. en 2. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1., 2. primair, 2. subsidiair, 2. meer subsidiair en 2. meest subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2011.