ECLI:NL:RBLEE:2011:BP5822

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105191 - HA ZA 10-504
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij ski-ongeval en de zorgvuldigheidsnorm

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, gaat het om een ski-ongeval dat plaatsvond op 24 februari 2009 in Val Thorens, Frankrijk. De eiser, aangeduid als [X], heeft letsel opgelopen na een aanvaring met zijn broer [Y] tijdens het skiën. [X] en [Y] waren samen met hun neef [Z] op skivakantie en skieden op dat moment op een blauwe piste. Tijdens de afdaling moest [Y] uitwijken voor een kind dat zijn pad kruiste, wat resulteerde in een botsing met [X]. [X] stelt dat [Y] onrechtmatig heeft gehandeld door niet de nodige voorzichtigheid in acht te nemen, en vordert schadevergoeding voor de door hem geleden schade.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van het ongeval onderzocht, waaronder de skivaardigheden van de betrokkenen en de omstandigheden op de piste. De rechtbank oordeelt dat de FIS-regels, die de zorgvuldigheidsnorm voor skiërs vaststellen, als richtlijn dienen voor de beoordeling van de aansprakelijkheid. De rechtbank concludeert dat [Y] zijn snelheid en wijze van skiën heeft aangepast aan de omstandigheden en dat er geen bewijs is dat hij de zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden. De rechtbank heeft [X] opgedragen te bewijzen dat [Y] op een afstand van 1 à 2 meter achter hem aan heeft geskied, wat zou kunnen duiden op een schending van de zorgvuldigheidsnorm.

De zaak is aangehouden voor bewijslevering door [X], waarbij hij getuigen kan oproepen of bewijsstukken kan overleggen. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot het bewijs is geleverd. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.A. Werkema op 23 februari 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 105191 / HA ZA 10-504
Vonnis van 23 februari 2011
in de zaak van
[X],
wonende te [adres],
eiser,
advocaat mr. N.T.G. Greven te Leeuwarden,
tegen
1. [Y],
wonende te [adres],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIGARANT N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagden,
advocaat mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [X], [Y], Unigarant N.V. en laatstgenoemden zullen gezamenlijk [X] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 mei 2010
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [X] en [Y] waren in 2009 samen met anderen op skivakantie in Val Thorens in Frankrijk. Zij waren (redelijk) ervaren skiërs. [X], [Y] en hun neef [Z] skieden al gedurende ongeveer een week steeds in wisselende volgorde en op wisselende afstanden achter elkaar aan of zij ontmoetten elkaar bij de skilift. Op 24 februari 2009 moest [Y], die achter [X] aan skiede, plotseling uitwijken voor een jongen die op een ski zijn pad kruiste. Door deze uitwijkmanoeuvre raakte [Y] vervolgens met een punt van de ski de skischoen van [X], die daardoor ten val kwam. Er waren op de betreffende dag geen omstandigheden die het skiën gevaarlijk maakten.
2.2. [X] heeft letsel opgelopen ten gevolge van de val. Hij heeft gescheurde schouderbanden links en een beschadigd AC gewricht links. In 2009 is hij aan zijn schouder geopereerd. [X], die een eigen bedrijf heeft, is vanaf de datum van het ongeval arbeidsongeschikt.
2.3. [X] heeft [Y] bij brief van 15 april 2009 aansprakelijk gesteld voor geleden en te lijden schade. Unigarant N.V. is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [Y].
2.4. Mevrouw [Q] van Raasveld expertise, door wie Unigarant N.V. zich heeft doen bijstaan, heeft met de advocaat van [X] de bij het skiongeval betrokken personen, namelijk [X], [Y] en hun neef [Z], gehoord. Hun verklaringen over de toedracht van het skiongeval luiden voor zover van belang als volgt.
[X]
“ (…) Wij maakten vervolgens met zijn drieën de afdaling ‘Plateau’. Dit is een blauwe piste en een korte afdaling. (…)Er was voldoende ruimte om te skiën. Die dag was het voor het eerst mooi weer.(…)Wij konden redelijk rechtuit naar beneden skiën. Ik skiede voorop, daarachter mijn broer en daarachter mijn neef [Z]. Mijn broer vertelde mij later dat hij moest uitwijken voor een kind (een jongen) dat in zijn skibaan kwam. Hij kon mij toen niet ontwijken en is mij achterop geskied. Het gebeurde achter mij. Ik heb dus niet gezien wat er gebeurde.”
[Y]
“ (…) Ik dacht dat het een rode afdaling was. (…) [X] was voorop en toen kwam ik, circa een meter achter hem, iets links van hem. [Z] zat weer achter mij. Ook weer 1 à 2 meter achter mij. (…) Toen zag ik uit een ooghoek dat er een jongetje op mij afkwam. Het jongetje kwam van links. Hij stond nog maar op een ski. (…) Ik dacht toen: ik ga achter mijn broer langs, om het jongetje te ontwijken. Dat lukte niet en toen raakte ik mijn broer vol op zijn schoenen. (…) Het was niet extreem druk op de piste. Het was niet overbevolkt. Het was die dag mooi weer.”
[Z]
“ (…) [X] ging voorop, toen [Y] en dan kwam ik. Ik denk dat ik zo’n 40 à 50 meter afstand had tot [Y]. [Y] had circa 20 meter afstand van [X]. Zij zaten dichter op elkaar dan dat ik op [Y] zat. Wij gingen recht naar beneden. Er kwam toen een jongetje van rechts. Ik zag dat [Y] dat jongetje wilde ontwijken. [Y] skiede toen bij [X] achterop. Zij stonden nog even en toen vielen zij. Ik zat erachter, het gebeurde voor mijn neus”.
2.5. De Fédération Internationale du Ski (verder te noemen FIS) heeft regels opgesteld. De tweede en derde regel luiden als volgt:
“Iedere skiër moet te allen tijde op tijd kunnen stoppen of uitwijken. Hij moet zijn snelheid en wijze van skiën aanpassen aan zijn skivaardigheid, de conditie van de piste, de sneeuw en weersomstandigheden, alsook aan de drukte van de piste”
“De van achteren komende skiër moet zijn spoor zo kiezen dat hij skiërs voor zich niet in gevaar brengt.
3. Het geschil
3.1. [X] vordert samengevat - bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [Y] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X] en dat [X] c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [X] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van de procedure.
3.2. [X] c.s. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [X] legt de volgende stellingen aan zijn vordering ten grondslag. Volgens hem heeft [Y] onrechtmatig jegens hem gehandeld. Hij heeft niet de voorzichtigheid betracht die van hem verwacht mocht worden. Hij heeft [X] aan een groter risico blootgesteld dan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was. [X] stelt dat [Y] een tweetal regels van de FIS heeft overtreden. Volgens [X] staat vast dat [Y] niet in staat was tijdig te stoppen en om veilig uit te wijken. Hij heeft, door zoals hij zelf heeft gezegd, 1 of 2 meter achter hem te skiën, de voor hem skiënde [X] in gevaar gebracht en hij heeft onvoldoende afstand tot hem genomen. Hij had zijn snelheid en wijze van skiën zo moeten aanpassen dat hij [X] niet in gevaar bracht. Los van het feit dat [Y] onrechtmatig heeft gehandeld door de FIS regels te overtreden, heeft hij volgens [X] eveneens onrechtmatig gehandeld door een jegens hem in acht te nemen veiligheidsnorm te schenden. Hij heeft namelijk te dicht achter [X] aan geskied. Van een sport- en spelsituatie is volgens hem geen sprake. [X] behoefde namelijk niet, zoals bijvoorbeeld in het geval van een voetbalwedstrijd, tot op zekere hoogte gevaarlijke gedragingen waartoe het spel uitlokt, te verwachten.
4.2. [X] c.s. verweert zich en stelt het volgende. [X] c.s. betwist dat [Y] in strijd met de FIS regels heeft gehandeld. Aan de FIS regels komen volgens hem niet de reikwijdte toe zoals door [X] is gesteld. Het gaat om praktische wenken die skiërs bewust moeten maken van de risico’s van hun sport en niet om aansprakelijkheidsscheppende verkeersveiligheidsregels. De vraag die volgens [X] c.s. moet worden beantwoord is of [Y] in de gegeven omstandigheden anders had kunnen en moeten handelen. Volgens [X] c.s. moet in de beoordeling worden betrokken het gevaar dat partijen gezien hun bijzondere verhouding over en weer redelijkerwijs kunnen en mogen verwachten. Indien de gedraging schade oplevert en de schade tot het scala aan gedragingen behoort dat onder de gegeven omstandigheden als normaal of redelijk valt aan te merken, dan is zij niet onrechtmatig jegens de ander. De vraag of door een deelnemer aan een sport- of spelsituatie onrechtmatig is gehandeld dient minder snel bevestigend te worden beantwoord. Volgens de Jong c.s. heeft [Y] voldoende afstand genomen, heeft geen van allen zich in de vakantie beklaagd over de snelheid of afstand en waren zij ervaren skiërs die met militaire precisie achter elkaar aan skieden. Skiën is nu eenmaal een risicovolle sport, al helemaal in groepsverband. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvan de voornaamste -en buiten de invloedssfeer van [Y] gelegen- reden het losschieten was van een ski van een jongetje, tikte [Y] de ski van [X] die daardoor toevallig viel en gewond raakte.
4.3. De rechtbank oordeelt als volgt. Nu Nederlands recht van toepassing is dient de vraag of [Y] aansprakelijk is te worden beantwoord aan de hand van artikel 6:162 BW. Mitsdien dient beoordeeld te worden of [Y] heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Ten aanzien van de FIS regels, waarvan [X] stelt dat deze door [Y] zijn overtreden, oordeelt de rechtbank dat deze als een nadere uitwerking van de zorgvuldigheidsnorm dienen te worden beschouwd. Bij de beantwoording van de vraag of [Y] de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van hem in de onderhavige omstandigheden mocht worden verwacht dient van de volgende vaststaande feiten te worden uitgegaan. De weersomstandigheden waren goed, het was niet druk op de piste en [X], [Y] en hun neef, die allemaal (redelijk) ervaren skiërs zijn, skieden al meerdere dagen op dezelfde wijze achter elkaar aan. Mitsdien kan worden aangenomen dat op de betreffende dag tijdens het skiën niet een grotere behoedzaamheid dan onder andere omstandigheden was vereist. Voorts dient te worden aangenomen dat [Y] zijn snelheid van skiën heeft aangepast aan zijn skivaardigheid, de conditie van de piste, de sneeuw en weersomstandigheden, alsook aan de drukte van de piste, nu gesteld noch gebleken is dat hij dat niet zou hebben gedaan. Bij de beoordeling dient tevens in aanmerking te worden genomen dat [Y] plotseling moest uitwijken vanwege een kind dat zijn pad kruiste, terwijl geen feiten en omstandigheden zijn gebleken waaruit kan worden afgeleid dat [Y] zich daarna schuldig heeft gemaakt aan een gedraging waarvan hij zich had behoren te weerhouden. Dat [Y] niet in staat is gebleken om na een eerste uitwijkmanoeuvre via een tweede uitwijkmanoeuvre een botsing met [X] te voorkomen, kan hem, in het geval hij in de gegeven omstandigheden geen zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden, dan ook niet worden verweten. Een skiër, hoe ervaren en oplettend ook, kan immers niet in staat worden geacht te allen tijde en onder alle omstandigheden een botsing met een ander skiër te vermijden. Van het overtreden van een zorgvuldigheidsnorm is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden sprake indien komt vast te staan dat [Y], zoals [X] heeft gesteld en [Y] aanvankelijk schriftelijk heeft verklaard -maar later heeft betwist- op een afstand van slechts 1 à 2 meter (schuin) achter [X] heeft aangeskied. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [Y] zijn broer [X] in dat geval blootgesteld aan een groter gevaar dan hij in de gegeven omstandigheden behoefde te verwachten. Immers, bij een afstand van slechts 1 à 2 meter tussen twee skiërs, is in het geval van een verkeerde manoeuvre van een van beiden of van een ander, het risico van een botsing voorzienbaar. Nu [X] zich op de rechtsgevolgen beroept van het feit dat [Y] te dicht achter hem aan heeft geskied, door op een afstand van 1 à 2 meter (schuin) achter hem aan te skiën, is het aan hem, op grond van het bepaalde in artikel 150 Rv, om voornoemde stelling te bewijzen. [X] zal worden opgedragen om dit bewijs te leveren.
4.4. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [X] op te bewijzen dat [Y] op een afstand van 1 à 2 meter (schuin) achter hem aan heeft geskied,
5.2. bepaalt dat [X], indien hij getuigen wil laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen en donderdagen in de maanden april tot en met juni 2011 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald, waartoe de zaak wordt verwezen naar de rol van woensdag 9 maart 2011,
5.3. bepaalt dat [X], indien hij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, hij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven, waartoe de zaak wordt verwezen naar de rol van woensdag 9 maart 2011,
5.4. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.A. Werkema in het gerechtsgebouw te Leeuwarden aan Zaailand 102,
5.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Werkema en door de rolrechter in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.
fn: 485