Beoordeling van het geschil
2.1 Gesteld noch gebleken is dat [X] nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van besluit A. Het beroep, voor zover gericht tegen besluit A zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, met veroordeling van de raad in de proceskosten, omdat de raad niet tijdig op het bezwaarschrift heeft beslist.
2.2 Het geschil spitst zich toe op de vraag of de raad na de uitspraak van de AbRS bevoegd was tot het opnieuw aanwijzen van de percelen hier in geding, gelet op het in artikel 9c van de Wvg opgenomen herhalingsverbod.
2.3 Tot 30 juni 2010 luidde de tekst van artikel 9c van de Wvg als volgt: "Gronden die zijn aangewezen ingevolge artikel 2 in samenhang met artikel 3,4 of 5, artikel 6 of artikel 9a, eerste of tweede lid, kunnen niet binnen twee jaar na het intrekken of het van rechtswege vervallen van zodanige aanwijzing opnieuw ingevolge een zodanig besluit worden aangewezen". Per 30 juni 2010 is aan deze tekst toegevoegd, na "worden aangewezen": "tenzij de intrekking het gevolg is van het na een vernietiging van het bestemmingsplan, respectievelijk inpassingsplan niet langer voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat een aldus verlengd voorkeursrecht vervalt als niet binnen een jaar een bestemmingsplan is vastgesteld op grondslag waarvan de aanwijzing kan plaatsvinden". In de Nota van Wijziging (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 285, nr. 7, p. 7) is over deze toevoeging het volgende aangegeven: "De formulering van het herhaalverbod levert problemen op indien als gevolg van een rechterlijke vernietiging van het bestemmingsplan respectievelijk inpassingsplan niet langer voldaan wordt aan de eisen gesteld in artikel 3 en het voorkeursrecht als gevolg daarvan op grond van artikel 8, eerste lid, door burgemeester en wethouders moet worden ingetrokken. In dat geval staat de formulering van het herhaalverbod in de weg aan handhaving van het voorkeursrecht. Dit probleem deed zich onder de oude formulering van het herhaalverbod (voordat dit werd gewijzigd in de Invoeringswet Wro) niet voor. De wijziging van dit artikel strekt ertoe dit te corrigeren. Overigens is de tijdsduur van de uitzondering op het herhaalverbod wel aan een limiet gebonden. Binnen een jaar moet de aanpassing van het vernietigde plan(deel) zijn vastgesteld, anders vervalt het voorkeursrecht alsnog".
2.4 Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de wetgever ook ten tijde in geding steeds voor ogen heeft gehad dat indien sprake is van een rechterlijke vernietiging van (delen van) het bestemmingsplan opnieuw een voorkeursrecht gevestigd kan worden, met dien verstande dat de aanpassing van het bestemmingsplan moet zijn vastgesteld binnen een termijn van een jaar. De raad was dus bevoegd om na de AbRS-uitspraak op de percelen hier in geding opnieuw voorkeursrechten te vestigen.
2.5 De rechtbank is, terughoudend toetsend, van oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de raad de belangen van [X] bij het niet (langer) vestigen van een voorkeursrecht had moeten laten prevaleren boven de algemene belangen die beschermd worden door het vestigen van een voorkeursrecht, waaronder de regiefunctie en de functie van het tegengaan van speculatie.
2.6 Het beroep, voor zover gericht tegen besluit B, is ongegrond.