ECLI:NL:RBLEE:2011:BP0638

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327019 /CV EXPL 10-4406
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met vordering tot ontruiming en kostenvergoeding

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 5 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Elkien en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft een vordering van de Stichting Elkien tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van een gehuurde woning. In een eerder tussenvonnis van 27 oktober 2010 was aan de gedaagden een termijn van een maand gegeven om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment € 2.999,09 bedroeg, met een bijkomende wettelijke rente van € 19,61, wat het totaal op € 3.018,70 bracht. De gedaagden hebben echter niet voldaan aan deze verplichtingen.

In de uitspraak heeft de kantonrechter geconstateerd dat gedaagde [gedaagde sub 2] niet in rechte is verschenen, waardoor verstek tegen haar verleend moest worden. De kantonrechter heeft de vorderingen van de Stichting Elkien, waaronder de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning, toegewezen. De rechter heeft ook geoordeeld dat de kosten van een eventuele ontruiming niet als executoriale titel kunnen dienen voor verhaal van de ontruimingskosten, omdat deze kosten pas na het ontruimingsvonnis kunnen ontstaan. Dit betekent dat de Stichting Elkien een aparte executoriale titel moet verkrijgen voor het verhaal van deze kosten.

De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur van € 1.971,89, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld om de gehuurde woning binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen. De kosten van de procedure zijn begroot op € 500,00 voor salaris en € 302,93 voor verschotten, die ook door de gedaagden moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Stichting Elkien direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 327019 \ CV EXPL 10-4406
vonnis van de kantonrechter d.d. 5 januari 2011
inzake
de stichting
Stichting Elkien,
hierna te noemen: Elkien,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: Incassade Oordijk B.V.,
tegen
[gedaagde sub 1],
hierna te noemen: [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. A.H. Lanting,
en
[gedaagde sub 2],
hierna te noemen: [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet in rechte verschenen.
Het verdere procesverloop
1. Bij tussenvonnis van 27 oktober 2010 (hierna: het tussenvonnis) is aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een termijn van een maand - derhalve tot uiterlijk 27 november 2010 - verleend om alsnog aan hun betalingsverplichtingen jegens Elkien te voldoen.
Elkien heeft een akte uitlating na tussenvonnis, tevens houdende akte vermindering van eis, genomen. [gedaagde sub 1] heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen antwoord-akte genomen.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
De verdere beoordeling van het geschil
2. De kantonrechter neemt over hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist, behoudens hetgeen hierna onder r.o. 3. nader wordt overwogen.
3. De kantonrechter heeft bij nadere lezing van de processtukken geconstateerd dat in het tussenvonnis er abusievelijk vanuit is gegaan dat ook gedaagde [gedaagde sub 2] door mr. Lanting in rechte wordt vertegenwoordigd. Blijkens het stelbriefje van mr. Lanting d.d. 26 juli 2010, alsook de door hem in later stadium overgelegde toevoeging, vertegenwoordigt hij echter alleen gedaagde [gedaagde sub 1]. Gedaagde [gedaagde sub 2] is niet in rechte verschenen, zodat tegen haar (alsnog) verstek moet worden verleend. Nu gedaagde [gedaagde sub 2] niet in rechte is verschenen, maar gedaagde [gedaagde sub 1] wél, hebben de vonnissen in deze procedure - op de voet van artikel 140 lid 2 Rv - ook jegens gedaagde [gedaagde sub 2] als op tegenspraak gewezen vonnissen te gelden.
4. In het tussenvonnis is een terme de grâce verleend om alsnog aan de betalingsverplichtingen jegens Elkien te voldoen. Deze betalingsverplichtingen zijn per datum vonnis vastgesteld op € 2.999,09 aan huurachterstand tot en met oktober 2010 en op
€ 19,61 aan vervallen wettelijke rente, tezamen € 3.018,70. Elkien diende zich na het tussenvonnis uit te laten over de verrichte betalingen.
5. Elkien heeft bij akte na tussenvonnis aangevoerd dat de huurachterstand niet geheel is aangezuiverd. De huur van de maanden september, oktober en november 2010 is wel voldaan, zodat de huurachterstand volgens Elkien inmiddels is verminderd tot een bedrag van € 1.971,89. Elkien vermindert haar vordering dan ook tot dit bedrag.
6. De kantonrechter zal uitgaan van de juistheid van de hoogte van de door Elkien bij akte na tussenvonnis vermelde huurachterstand, nu [gedaagde sub 1] daartegen geen verweer meer heeft gevoerd. De huurachterstand is dus niet geheel aangezuiverd. Gelet op hetgeen in het tussenvonnis reeds is overwogen, betekent dit dat ook de vorderingen strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning alsnog zullen worden toegewezen.
7. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
8. Ten slotte overweegt de kantonrechter nog het volgende. Aan het slot van de dagvaarding vordert Elkien nog betaling van de kosten van een eventuele gerechtelijke ontruiming. De kantonrechter stelt voorop dat de kosten die met de eventuele ontruiming van de woning gemoeid zijn ten laste van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als geëxecuteerden komen. De vraag die in het verlengde daarvan ligt, is of het vonnis waarbij de ontruiming wordt uitgesproken een executoriale titel kan opleveren voor verhaal van de ontruimingskosten. Deze vraag dient naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend te worden beantwoord. Ingevolge artikel 237 lid 3 Rv wordt het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld bij het vonnis vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt. Daarvan is bij ontruimingskosten geen sprake; dit zijn immers kosten die ná het ontruimingsvonnis (mogelijk) worden gemaakt. Ten tijde van het ontruimingsvonnis staat immers nog niet vast of deze kosten zullen worden gemaakt en zo ja, in welke omvang. Elkien zal derhalve een afzonderlijke executoriale titel moeten verwerven voor het verhaal van de executiekosten, bestaande uit een veroordeling tot betaling van die kosten.
Beslissing
De kantonrechter:
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 2];
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het pand gelegen aan de [adres];
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om genoemd pand binnen twee weken na betekening van dit vonnis - met alle zich daarin bevindende personen en zaken - voorzover die niet het eigendom van Elkien zijn - te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden en onder overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Elkien te stellen;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling aan Elkien van een bedrag van € 1.971,89 aan achterstallige huur, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.500,65 tot aan de dag der dagvaarding, zijnde 23 juli 2010, en vermeerderd met de wettelijke rente over de nadien nog openstaande bedragen aan achterstallige huur, tot aan de dag van betaling van die bedragen, zulks vanaf 23 juli 2010, althans vanaf de vervaldatum van deze huurtermijnen, tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling aan Elkien van een bedrag groot € 535,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling aan Elkien van een bedrag groot € 513,60 per maand, zijnde de maandelijks door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan Elkien verschuldigde huurverplichting, te rekenen vanaf 2 december 2010 tot heden;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling aan Elkien terzake schadevergoeding een bedrag van € 513,60 voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in gebreke zullen blijven het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Elkien te stellen, vanaf heden, onder voorbehoud van (wettelijk) toegestane huurverhogingen;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Elkien begroot op € 500,00 (2,5 punt x € 200,00) wegens salaris en op € 302,93 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 119