ECLI:NL:RBLEE:2011:BO8186

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
3 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1359
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeschiktheidsontslag en herplaatsingsmogelijkheden binnen de gemeente Leeuwarden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres, een ambtenaar bij de gemeente Leeuwarden, en het college van burgemeester en wethouders van die gemeente over een ontslagbesluit. Eiseres, geboren op 17 januari 1965, was sinds 1990 in verschillende functies werkzaam bij de gemeente, laatstelijk als medewerker invordering. Op 7 december 2009 heeft de gemeente haar per 1 januari 2011 ontslag verleend op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor haar functie, zoals geregeld in artikel 8:6 van de Arbeidsvoorwaardenregeling. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 november 2010, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar functie regelmatig problemen ondervond, zowel in de kwantiteit van het werk als in de samenwerking met collega's. Ondanks meerdere kansen om zich te verbeteren, heeft eiseres niet aan de verwachtingen voldaan. De rechtbank oordeelt dat het ontslag op goede gronden is verleend en dat er geen noodzaak was om interne herplaatsingsmogelijkheden te onderzoeken, gezien de eerdere functioneringsproblemen van eiseres in verschillende functies binnen de gemeente.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat de beslissing van de gemeente om haar te ontslaan rechtmatig is. De rechtbank wijst erop dat de re-integratiefase, die aan het ontslag is verbonden, correct is toegepast en dat er geen aanleiding is om de ingangsdatum van deze fase te verschuiven. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/1359
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 januari 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J. Achterveld, advocaat te Leeuwarden,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. Schaap advocaat te Zwolle.
Procesverloop
Bij brief van 15 juni 2010 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende ontslagverlening per 1 januari 2011 met toepassing van artikel 8:6 van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Leeuwarden (hierna: de Arbeidsvoorwaardenregeling). Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 30 november 2010. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Tevens zijn verschenen [naam] en [naam].
Motivering
Feiten
1.1 Eiseres, geboren 17 januari 1965, is sinds 1990 in diverse functies werkzaam geweest bij verweerder. Laatstelijk is zij werkzaam geweest als medewerker invordering bij de sector Sociale Zaken van de Dienst Welzijn voor 20 uur per week.
1.2 Bij besluit van 7 december 2009 heeft verweerder aan eiseres per 1 januari 2011 ontslag verleend op grond van artikel 8:6 van de Arbeidsvoorwaardenregeling, wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van haar betrekking, anders dan wegens ziekte of gebreken. Verweerder heeft aan dit ontslag ten grondslag gelegd dat het functioneren van eiseres met regelmaat aanleiding geeft tot problemen en dat de functioneringsproblemen in meerdere jaren en in meerdere functies voorkwamen. Ook in haar laatste functie zijn problemen ontstaan door achterstanden in het werk en tekortschieten door eiseres op het gebied van communicatie en samenwerking. Het aan eiseres aangeboden verbetertraject heeft volgens verweerder geen verbetering gebracht en mede gezien de uitkomsten van een assessment, waaruit blijkt dat eiseres niet goed in teamverband kan werken, ziet verweerder geen mogelijkheden meer om eiseres in een functie binnen zijn organisatie te plaatsen waarin zij blijvend goed zal functioneren. Verweerder heeft in het ontslagbesluit bepaald dat een re-integratieplan geldt, op grond waarvan eiseres voorlopig blijft werken, dat zij bij het ondernemen van activiteiten gericht op het vinden van een betrekking elders wordt vrijgesteld van haar werkzaamheden en dat zij gedurende de re-integratiefase van 12 maanden ondersteuning zal krijgen van een re-integratiebedrijf.
1.3 Eiseres heeft tegen het ontslagbesluit bezwaar gemaakt. De Adviescommissie voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) heeft geadviseerd de bezwaren ongegrond te verklaren, met dien verstande dat de commissie adviseert de re-integratiefase aan te laten vangen onmiddellijk na het definitieve besluit tot ontslag en dat tevens onderzocht wordt of er ook binnen de gemeente een passende betrekking aanwezig is.
1.4 Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard en in afwijking van het advies van de commissie de datum van 1 januari 2010 als aanvangsdatum van het re-integratietraject gehandhaafd en aangegeven dat er binnen de gemeente geen mogelijkheden (meer) zijn om eiseres te herplaatsen.
1.5 Tegen het besluit op bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld.
1.6 Sinds 27 september 2010 is eiseres volledig vrijgesteld van haar werkzaamheden om zich volledig te kunnen wijden aan het vinden van een andere baan.
Geschil
2.1 Eiseres stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat voor het ontslag een onvoldoende grondslag aanwezig is. Eiseres is voorts van mening dat verweerder ten onrechte is afgeweken van het advies van de commissie dat onderzocht moet worden of er binnen de organisatie een passende betrekking aanwezig is. Daarnaast stelt eiseres dat er aanleiding is voor opschorting van de aanvangsdatum van de re-integratiefase, nu feitelijk moet worden geconcludeerd dat nog geen wezenlijke invulling aan de re-integratie is gegeven.
2.2 Volgens verweerder blijkt uit de feiten afdoende dat eiseres niet geschikt is voor haar functie. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat de re-integratiefase gelet op artikel 10d:5, derde lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling ingaat op de datum waarop het ontslagbesluit is genomen. Verweerder acht het, gezien de eerdere pogingen om voor eiseres een passende functie te vinden, niet nodig om interne herplaatsingsmogelijkheden opnieuw te verkennen. In het verweerschrift is namens verweerder opgemerkt dat de bezwaren van eiseres tegen het daadwerkelijk uitvoering geven aan de re-integratiefase in deze procedure niet meegenomen kunnen worden, nu het bestreden besluit hierop niet ziet. Overigens merkt verweerder op dat de invulling van de re-integratiefase volledig spoorde met de wensen van eiseres.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 8:6, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling kan aan de ambtenaar ontslag worden verleend op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking anders dan op grond van ziekten of gebreken. Ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend.
Volgens vaste rechtspraak moet ongeschiktheid - zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn - worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Daarbij is tevens van belang of de betrokkene tijdig met zijn tekortkomingen is geconfronteerd en de mogelijkheid en tijd heeft gehad zich te verbeteren. De rechtbank wijst onder meer op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 maart 2010, LJN BL9739.
3.2 Ingevolge artikel 10d:5, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling heeft de ambtenaar die ontslagen wordt op grond van artikel 8:3 of 8:6 recht op een re-integratiefase.
De re-integratiefase begint gelet op het tweede en derde lid van dit artikel met een besluit tot ontslag op grond van artikel 8:3 of 8:6 en gaat in op de eerste werkdag na verzending of overhandiging van het besluit tot ontslag.
Het zesde lid bepaalt dat bij een ontslag op grond van artikel 8:6 en een dienstverband van 15 jaar of meer, de re-integratiefase 12 maanden duurt.
Ingevolge artikel 10d:7, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling wordt de re-integratiefase verlengd wanneer het college zich tijdens de re-integratiefase niet houdt aan de afspraken uit het re-integratieplan.
3.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit geval terecht en op goede gronden tot ongeschiktheid van eiseres voor de vervulling van haar functie geconcludeerd. Uit de stukken en de verslagen van de gesprekken die met eiseres zijn gevoerd blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat eiseres in deze functie op meerdere fronten niet goed functioneert. Het gaat hierbij in de eerste plaats om kwantiteitsproblemen. Eiseres moet in haar functie een bepaald aantal opdrachten/dossiers verwerken, maar zij blijkt regelmatig de afgesproken caseload niet aan te kunnen. In de door verweerder bij het dossier gevoegde werkstaten zijn de achterstanden concreet onderbouwd. Eiseres is diverse malen op haar tekortkomingen gewezen en aan haar zijn voorts meerdere kansen gegeven om zich te verbeteren, welke kansen niet zijn benut. Zo is eiseres geholpen door haar collega's en heeft haar leidinggevende lopende en bewerkelijke dossiers uit haar werkvoorraad gehaald, waardoor zij met een schone lei kon beginnen. Naast de problemen om het werk tijdig af te maken ondervindt eiseres problemen op het gebied van het samenwerken en communiceren met anderen. Uit de stukken komt naar voren dat eiseres te weinig met haar collega's over lastige dossiers overlegt en dat zij niet tijdig om hulp vraagt daar waar dit nodig is. Verweerder heeft een onderzoek laten instellen door adviesbureau Maarsingh & Van Steijn met de vraag of er leer- en verandermogelijkheden zijn op het gebied van werken in teamverband. Daaruit is gebleken dat eiseres sociaal kwetsbaar is en dat de huidige functie voor eiseres niet geschikt is vanwege de complexe sociale interactie die er wordt gevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ongeschiktheid van eiseres voor haar functie hiermee voldoende onderbouwd.
3.4 Het standpunt van eiseres dat interne herplaatsingsmogelijkheden onderzocht hadden moeten worden volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. In de per 1 juli 2008 geldende systematiek van de Arbeidsvoorwaardenregeling heeft de ambtenaar die wordt ontslagen recht op een re-integratiefase, waarin wordt getracht om voor hem een nieuwe functie of werkkring te vinden, maar die re-integratiefase vangt pas aan nadat het ontslagbesluit is genomen. De Arbeidsvoorwaardenregeling verplicht verweerder niet om een herplaatsingsonderzoek te verrichten alvorens over te gaan tot ontslag wegens ongeschiktheid. Naar het oordeel van de rechtbank doet de systematiek van artikel 10:d van de Arbeidsvoorwaardenregeling echter niet af aan de door de CRvB ontwikkelde jurisprudentie dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordien die aanleiding geven om toch voorafgaand aan het verlenen van ontslag op zorgvuldigheidsgronden een verplichting aan te nemen om te onderzoeken of herplaatsing van eiseres in een passende functie binnen het gezagsbereik van verweerder mogelijk was. Het gaat er immers om dat het ontslagbesluit met de vereiste zorgvuldigheid moet worden genomen. In dit geval doen zich naar het oordeel van de rechtbank dergelijke bijzondere omstandigheden niet voor. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres al werkzaam is geweest in diverse functies in de gemeentelijke organisatie en dat zij in meerdere functies problemen heeft ondervonden, zowel ten aanzien van het tijdig uitvoeren van de werkzaamheden als ten aanzien van de communicatie met collega's en leidinggevenden. De rechtbank wijst onder andere op de verslagen van voortgangsgesprekken die met eiseres zijn gehouden in haar functie van administratief medewerker bij het facilitair bedrijf en in haar functie van financieel medewerker bij de Dienst Welzijn, waarin de functioneringsproblemen expliciet zijn benoemd. In het kader van een reorganisatie heeft in 2006 een loopbaanonderzoek plaatsgevonden en in dit jaar is eiseres tevens gestart met een coachingstraject. Vervolgens is zij mede gelet op de uitkomsten hiervan benoemd in de functie van medewerker invordering bij de sector Sociale Zaken van de Dienst Welzijn. De rechtbank is van oordeel, en partijen betwisten dit ook niet, dat deze functie in beginsel als een geschikte functie voor eiseres kon worden aangemerkt. Desondanks is eiseres thans voor deze functie ongeschikt te achten. Onder de gegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat herplaatsing in een andere functie binnen verweerders gezagsbereik niet realistisch te achten is.
3.5 De rechtbank ziet ten slotte geen aanleiding om de begindatum van de aan eiseres gegeven re-integratiefase te verschuiven, nu de ingangsdatum aansluit bij wat hieromtrent is geregeld in artikel 10d:5, derde lid van de Arbeidsvoorwaardenregeling, in dit geval kort na de verzending of overhandiging van het ontslagbesluit. Verlenging van de re-integratiefase is gelet op artikel 10d:7, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling, aan de orde wanneer verweerder zich tijdens de re-integratiefase niet houdt aan de afspraken uit het re-integratieplan. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de bestreden beslissing niet mede ziet op de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de re-integratiefase. Indien eiseres meent dat de re-integratiefase moet worden verlengd, zal zij hieromtrent een besluit van verweerder moeten uitlokken.
3.6 De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard moet worden. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, voorzitter, en door mrs. C.H. de Groot en W.S. Sikkema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2011.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. E.M. Visser
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.