RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 333233 \ CV EXPL 10-8807
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 21 december 2010
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. H.Th. Schravenmade,
De coöperatie Coöperatie De Friesland U.A.,
hierna te noemen: De Friesland,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.G.M. de Grave-Verkerk.
Procesverloop
1.1. [eiseres] heeft De Friesland gedagvaard voor de zitting van 18 november 2010 en op de bij exploot vermelde gronden gevorderd bij wijze van voorlopige voorziening uitvoerbaar bij voorraad De Friesland te veroordelen:
1) [eiseres] binnen 24 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis toe te laten tot haar gebruikelijke, volledige en op generlei wijze beperkte werkzaamheden als [functie] adviseur op straffe van een dwangsom van €15.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat De Friesland hiermee in gebreke blijft;
en
2) De Friesland te verbieden om nogmaals zonder gegronde redenen zoals die zijn vervat in de CAO, of anderszins op een wijze die niet acceptabel wordt geacht in het Nederlands arbeidsrecht, een schorsing aan [eiseres] op te leggen, zulks op straffe van een dwangsom van €150.000,-- ineens, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom;
3) De Friesland te gebieden om de coaching zoals reeds eerder aan [eiseres] toegezegd was onmiddellijk doorgang te laten vinden, zonder de coachingsopdracht of de persoon van de coach eenzijdig te mogen wijzigen, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- indien De Friesland in strijd met dit gebod niet binnen tien dagen na de te wijzen uitspraak zorg draagt voor hervatting van de coaching zoals tussen partijen eerder overeengekomen;
4) De Friesland te veroordelen tot vergoeding van € 25.000,-- ten titel van immateriële schade die [eiseres] door de drie opgelegde schorsingen en de daarmee uitermate laakbare en schadelijke wijze van communiceren hierover, geleden heeft en nog zal lijden;
5) De Friesland te veroordelen tot (voorlopige) vergoeding van een bedrag van € 9.317,70 netto (incl. kantoorkosten en BTW) zijnde de geschatte kosten van juridische bijstand die [eiseres] heeft moeten maken door het bewust in strijd met de beschikking, het kortgeding vonnis en het arbeidsrecht handelen van De Friesland;
6) De Friesland te veroordelen in de kosten van het geding.
1.2. De mondelinge behandeling is gehouden op 18 november 2010. Van het verhandelde zijn aantekeningen gemaakt. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitnotities en zij hebben diverse producties in het geding gebracht. De uitspraak is aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. [eiseres] heeft nadien vonnis gevraagd. Vonnis is bepaald op heden.
de feiten
2.1. [eiseres] is op 1 april 2009 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van De Friesland. Zij is daar werkzaam in de functie van [functie] adviseur binnen het cluster [cluster]. [eiseres] is voor 40% van haar tijd gedetacheerd bij [relatie A].
2.2. In maart 2010 heeft [eiseres] een positief verlopen beoordelingsgesprek gehad met De Friesland. In mei 2010 heeft een assessment plaatsgevonden tijdens een in beginsel zes maanden durend coachingstraject. Deze coaching is afgebroken.
2.3. De Friesland heeft [eiseres] op 6 juli 2010 geschorst. Deze schorsing is omgezet in verlof. Mediationpogingen die nadien werden ondernomen strandden.
2.4. Toen [eiseres] op 2 augustus 2010 haar werkzaamheden wilde hervatten heeft De Friesland haar opnieuw geschorst. [eiseres] spande een kort geding aan tegen De Friesland aan. De voorzieningenrechter oordeelde in haar vonnis van 31 augustus 2010 dat deze schorsing onrechtmatig was maar beval wegens een op handen zijnde behandeling van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen werkhervatting.
2.5. Bij beschikking van 27 september 2010 heeft de kantonrechter dat ontbindings-verzoek van De Friesland afgewezen omdat dit verzoek prematuur was wegens de goede beoordeling van [eiseres] in maart 2010 en het nog niet voltooid zijn van het coachingstraject.
2.6. Een verzoek nadien tot werkhervatting leidde tot een afwijzing ervan door De Friesland. Schikkingspogingen om te komen tot een werkhervatting bleken vruchteloos.
2.7. [eiseres] wenste de eerder gestarte coaching voort te zetten; De Friesland daarentegen wenste te starten met een nieuwe coach en met een aangescherpte vraagstelling. Ook zou dit nieuwe coachingstraject worden afgesloten met een assessment. Dit tweede assessment zou voor De Friesland bepalend zijn voor de vraag of [eiseres] weer ingezet zou kunnen worden voor externe taken.
2.8. De Friesland heeft aangegeven [eiseres] binnen het bestek van de nieuwe coaching niet te willen toelaten tot haar eigen (externe) werkzaamheden; wel kan zij interne werkzaamheden verrichten.
2.9. Op 28 oktober 2010 heeft De Friesland [eiseres] ten derde male vrijgesteld van haar verplichting de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
standpunt [eiseres]
[eiseres] heeft onder meer het volgende gesteld:
2.10. Het nieuwe coachingstraject waaronder het houden van een tweede assessment is voor [eiseres] niet acceptabel. De Friesland zou hiermee alle ruimte krijgen [eiseres] buiten spel te zetten. Voorts wordt het in dit traject [eiseres] onmogelijk gemaakt extern te werken, terwijl dat externe werken nu juist het hoofdbestanddeel is van haar functie.
2.11. In feite gaat het niet om vrijstelling van arbeid maar om een schorsing. De CAO kent slechts beperkte mogelijkheden om een werknemer te schorsen en dan nog voor de beperkte duur van veertien dagen. De vrijstelling die thans opnieuw is gegeven is daarmee onrechtmatig.
2.12. Door de schorsing en de herhaalde procedures heeft [eiseres] door toedoen van De Friesland immateriële schade geleden. Zij vordert daarom vergoeding van die schade.
2.13. [eiseres] heeft veel belang bij handhaving van haar dienstverband met De Friesland. Zij is afhankelijk van het inkomen dat ze verdient bij De Friesland. Ze heeft om die reden een spoedeisend belang bij de door haar ingestelde vorderingen, waaronder werkhervatting en hervatting van de eerder toegezegde coaching.
standpunt De Friesland
De Friesland heeft onder meer het volgende gesteld:
2.14. Het geschil tussen partijen betreft uitsluitend het taakonderdeel 'onderhouden van externe contacten' en spitst zich toe op de vraag of het rechtens toelaatbaar is het onderdeel 'externe werkzaamheden' tijdelijk aan te passen in het kader van een werkplan tot verbetering van onderdelen van het functioneren van [eiseres].
2.15. De Friesland heeft er geen vertrouwen in dat [eiseres] zonder meer haar externe taken kan opnemen; daarvoor is er teveel gebeurd in die externe betrekkingen.
2.16. Wat De Friesland betreft is dit kort geding prematuur te noemen omdat De Friesland openstaat voor overleg en er geen eindsituatie is bereikt.
2.17. De Friesland heeft in het kader van overleg [eiseres] vrij gesteld van haar arbeid; dit vrijstellen is niet te vereenzelvigen met een schorsing.
2.18. Het overleg tussen partijen om tot een werkhervatting te komen is feitelijk gestart op 13 oktober 2010. Om een nieuwe start met [eiseres] te maken heeft De Friesland aangegeven een nieuwe coach te willen inzetten met een nieuw plan van aanpak. De resultaten van de coaching zouden objectief getoetst dienen te worden door middel van een assessment.
2.19. [eiseres] wilde het concrete plan van aanpak van De Friesland echter niet afwachten en liet de onderhavige kortgeding dagvaarding uitbrengen. Op 11 november 2010 heeft De Friesland aan [eiseres] haar plan van aanpak toegezonden; zij houdt daarin niet langer vast aan het aanvankelijk gewenste (tweede) assessment. Wel verlangt De Friesland een langer tijdpad dan de door [eiseres] voldoende geachte termijn van veertien dagen. De Friesland houdt echter een termijn aan van in beginsel zes maanden.
2.20. [eiseres] heeft als [functie] adviseur een zware functie bij De Friesland en wordt met
€ 8.000,-- bruto per maand navenant gesalarieerd. De Friesland mag daar tegenover een vlekkeloze uitvoering van taken verwachten, waaronder het op juiste wijze onderhouden van relaties van De Friesland. Op dat punt is het mis gegaan. In enkele maanden tijd heeft De Friesland een aanzienlijke hoeveelheid klachten gekregen over het externe functioneren van [eiseres], terwijl het ook intern stroef verliep.
2.21. De klachten van De Friesland spitsen zich toe op ernstige kritiek van de zijde van [relatie B] en [relatie A]. De Friesland acht het onverantwoord dat [eiseres] zonder meer weer zou worden toegelaten tot deze relaties zonder dat er een goede voorbereiding wordt getroffen. Voor het overige kan [eiseres] haar werkzaamheden gewoon weer hervatten.
2.22. Het plan van aanpak behelst een tijdelijke aanpassing van een onderdeel van de taken van [eiseres]; er is geen sprake van salariswijziging of doorvoering van een structurele wijziging in haar functie.
Beoordeling
De kantonrechter oordeelt over dit geschil als volgt.
3.1. Centraal in dit geschil staat de vraag: mag De Friesland voor enige tijd een beperking aanbrengen in het dienstverband van [eiseres] door het haar vooreerst niet toe te staan om werkzaamheden te verrichten bij de externe betrekkingen van De Friesland, met name [relatie B] en [relatie A]?
3.2. De grenzen van de bevoegdheden van de werkgever om (tijdelijk) een functie aan te passen worden voornamelijk bepaald door het gestelde in artikel 7: 611 BW: de gehoudenheid van werkgever en werknemer zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen. Ter bepaling van die grenzen dient uitgegaan te worden van de algemeen aanvaarde maatstaf dat de werknemer slechts dan in strijd handelt met de verplichting zich in de arbeidsverhouding als goed werknemer op te stellen tegenover een met gewijzigde omstandigheden op het werk verband houdend redelijk voorstel van de werkgever, indien afwijzing van het voorstel van de werkgever door de werknemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij dient in de eerste plaats te worden onderzocht of de werkgever daarin als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, en of het door hem gedane voorstel redelijk is. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. In dat verband overweegt de kantonrechter het volgende.
3.3. Bij brief van 19 juli 2010 heeft de raad van bestuur van [relatie B] zich tot De Friesland gewend. De raad laat weten dat het vertrouwen van de raad en van zeer veel bij [relatie B] werk-zame medische specialisten is verdwenen in [eiseres]. Een verdere samenwerking acht de raad niet goed mogelijk en zou de goede verhoudingen met De Friesland onder druk zetten.
3.4. Bij notitie van 28 juli 2010 heeft [relatie A] aan De Friesland te kennen gegeven dat - er kort samengevat- bij [relatie A] geen, althans onvoldoende, vertrouwen bestaat in een verbetering van de punten van kritiek ten aanzien van het functioneren van [eiseres] binnen [relatie A].
3.5. Deze beide stukken zijn opgesteld na het aanvankelijk ingezette coachingstraject en evenals de voorzieningenrechter in haar vonnis van 31 augustus 2010 is de kantonrechter van oordeel dat betekenis dient te worden toegekend aan de ernstige kritiek van derden op het functioneren van [eiseres]. Het is begrijpelijk dat De Friesland zich de kritiek van deze voor haar belangrijke relaties serieus ter harte neemt en ingrijpende maatregelen treft naar aanleiding van het door hen in [eiseres] opgezegde vertrouwen. Onder die omstandigheden is het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter bepaald niet onredelijk te noemen dat gezien het afbreukrisico bij [eiseres] en de in geding zijnde commerciële belangen van De Friesland, zij bij het hervatten van de werkzaamheden van [eiseres] vooreerst sterk het accent legt op een intern gericht coachingstraject waarbij [eiseres] aanvankelijk geen contacten zal hebben met [relatie B] en [relatie A]. Deze coaching heeft blijkens het plan van aanpak in beginsel een looptijd van zes maanden, kent toetsmomenten en impliceert geen aanpassing van de aan [eiseres] opgedragen functie. Ook tijdens de zitting heeft De Friesland het tijdelijke, flexibele karakter benadrukt van het coachingstraject; bovendien is contact met andere externe betrekkingen van De Friesland niet uitgesloten. Zodra het verloop van het coachingstraject dat mogelijk maakt is er voor [eiseres] uitzicht op het hervatten van haar werkzaamheden bij [relatie B] en [relatie A].
3.6. Gezien deze overwegingen komt de kantonrechter tot het voorlopig oordeel dat de tijdelijke aanpassing van de functie gedurende het coachingstraject niet in het gedrang komt met het bepaalde in artikel 7: 611 BW en de blijkens vaste jurisprudentie daaraan gegeven uitleg. Om die reden komt de vordering tot -kort gezegd- volledig herstel in de oude dienstbetrekking niet voor toewijzing in aanmerking.
3.7. Nu De Friesland in woord en geschrift heeft aangegeven [eiseres] uitdrukkelijk te willen toelaten tot haar werkzaamheden, zij het met de beperkingen zoals opgenomen in het plan van aanpak, komt vordering 2 - het verbod tot herhaalde schorsing - bij gebrek aan belang niet voor toewijzing in aanmerking.
3.8. De wijziging in de omstandigheden, bestaande in het afbreken van het eerste coachingstraject, het mislukken van de mediation, de na de start van het eerste coachingstraject ontvangen berichten van [relatie B] en [relatie A] en de nadien gevoerde gerechtelijke procedures leveren tezamen beschouwd zodanige nieuwe omstandigheden op dat het De Friesland naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter vrij stond het eerdere coachingstraject door middel van het plan van aanpak van 11 november 2010 aan te passen. Daarbij heeft de kantonrechter niet de overtuiging gekregen dat in het licht van de extern geuite kritiek het plan van aanpak te zwaar is aangezet en dat het [eiseres] onvoldoende kansen biedt op een volledige terugkeer in haar oude functie. Om die reden komt de derde vordering die ziet op voortzetting van het eerste coachingstraject niet voor toewijzing in aanmerking.
3.9. In het verlengde van de afwijzing van deze drie vorderingen treft de vierde vordering -betaling van een immateriële schadevergoeding- een zelfde lot, aangezien de gestelde schade nog bij lange na niet vast staat en de kort gedingprocedure in het algemeen niet de aangewezen procedure is om dergelijke schade te laten vaststellen.
3.10. Om dezelfde reden wijst de kantonrechter de vijfde vordering af - vergoeding van kosten rechtsbijstand.
3.11. Gezien het bovenstaande dient [eiseres] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van De Friesland te worden veroordeeld, zoals hieronder zal worden aangegeven.
De kantonrechter:
rechtdoende in kort geding
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Friesland begroot op € 600,-- (2 punten à € 300,--) wegens salaris.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.