Beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 14 van de Wrb worden alle in het ressort kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, door de raad ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden.
2.2 Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb kunnen de door de raad te stellen voorwaarden betrekking hebben op het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd.
2.3 Ingevolge artikel 5, onder a, van de toepasselijke inschrijvingsvoorwaarden van de raad, worden aan een advocaat jaarlijks niet meer toevoegingen afgegeven dan het equivalent van 250 "eenheden".
2.4 Tussen partijen is niet in geschil dat [aanvrager] op 25 augustus 2009 de limiet van het equivalent van 250 "eenheden" had bereikt.
2.5 Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat de regel van bijlage D, artikel 2, van de inschrijvingsvoorwaarden een algemeen verbindend voorschrift is, waarvan de raad niet kan afwijken. Het feit dat de raad een praktijk heeft gevoerd volgens welke in voorkomende gevallen in een jaar waarin het maximum aantal toevoegingen was bereikt, de besluitvorming op een aanvraag om toevoeging werd doorgeschoven naar het daarop volgende jaar, doet daaraan niet af. De raad kan in geval van overschrijding van de limiet niet anders dan de aanvraag afwijzen. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van de ABRvS van 13 mei 2009 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BI3674).
2.6 Ten aanzien van het betoog van eisers gemachtigde dat de raad, gelet op het verzoek van [aanvrager] van 28 september 2009, de toevoegingsaanvraag niet had mogen afwijzen, maar had moeten toewijzen op naam van één van de in het verzoek van 28 september 2009 genoemde collega's, overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op het feit dat op 28 september 2009 nog geen toevoeging was verleend, is geen sprake van een verzoek tot mutatie van de toevoeging in de zin van artikel 33 van de Wrb. Hieruit volgt tevens dat artikel 1, onder c, van de inschrijvingsvoorwaarden, waarin is bepaald dat de advocaat de zaken waarin hij is toegevoegd persoonlijk dient te behandelen, behoudens incidentele gevallen waarin sprake is van overmacht of waarneming door anderen wegens ziekte of zwaarwegende redenen, in dit geval niet van toepassing is.
2.7 De gemachtigde van de raad heeft ter zitting verklaard dat de raad in gevallen, waarin tussen het indienen en het toewijzen van een toevoegingsaanvraag wordt verzocht de aanvraag toe te wijzen op naam van een ander dan de aanvrager, de vaste gedragslijn hanteert dat een dergelijk verzoek enkel wordt gehonoreerd indien sprake is van ziekte of andere zwaarwegende redenen. Eisers gemachtigde heeft deze vaste gedragslijn niet weersproken. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragslijn, die aansluit bij het bepaalde in artikel 1, onder c, van de inschrijvingsvoorwaarden, blijft binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.
2.8 In dit geval heeft [aanvrager] op 25 augustus 2009 hoger beroep ingesteld, zodat hij reeds een handeling in de zaak had verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het feit dat [aanvrager] de zaak niet verder kon behandelen, omdat hij het maximum aantal zaken had bereikt waarvoor hij in 2009 kon worden toegevoegd, geen zwaarwegende reden is in de zin van de vaste gedragslijn. De rechtbank is evenmin gebleken dat sprake was van een andere zwaarwegende reden waardoor van Dijk niet in staat was de zaak zelf te behandelen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de opvolgende advocaat in een dergelijk geval een nieuwe toevoegingsaanvraag moet indienen.
2.9 Voorts is de rechtbank van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een algemeen verzoek, zoals het verzoek van 28 september 2009, geen aanleiding kan zijn om alle nog niet afgehandelde toevoegingsaanvragen op naam van een andere advocaat te stellen. Daartoe dient per lopende toevoegingsaanvraag een specifiek verzoek te worden ingediend. De omstandigheid dat het na het indienen van een toevoegingsaanvraag soms nog enige tijd duurt voordat aan die aanvraag een nummer wordt toegekend, doet daaraan niet af, reeds omdat de desbetreffende aanvraag op dat moment al wel kan worden gespecificeerd door het vermelden van de naam van degene voor wie de aanvraag is ingediend en de datum waarop dat is gebeurd.
2.10 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de raad de toevoegingsaanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is.