ECLI:NL:RBLEE:2010:BO9297

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/393
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toevoegingsaanvraag wegens maximum aantal zaken bereikt

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 2 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een toevoegingsaanvraag door de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had op 25 augustus 2009 een aanvraag ingediend voor rechtsbijstand in verband met een hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad voor Rechtsbijstand heeft eiser op 5 januari 2010 geïnformeerd over de afwijzing van de aanvraag, omdat de gemachtigde het maximum aantal zaken voor dat jaar had bereikt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad voor Rechtsbijstand de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de vaste gedragslijn van de Raad, waarbij aanvragen op naam van een ander alleen worden gehonoreerd bij ziekte of andere zwaarwegende redenen, redelijk is. Het feit dat de gemachtigde het maximum aantal zaken heeft bereikt, wordt niet als een zwaarwegende reden beschouwd. De rechtbank verwijst naar de relevante wetgeving en eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat de Raad niet kan afwijken van de inschrijvingsvoorwaarden. De rechtbank concludeert dat de Raad de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open, met inachtneming van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/393
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. [gemachtigde], advocaat te Groningen,
en
de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden,
verweerder (hierna: de raad),
gemachtigde: mr. K.A. Hofstra, werkzaam bij de raad.
Procesverloop
Bij brief van 5 januari 2010 heeft de raad eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 22 juli 2010. Namens eiser en de raad zijn hun gemachtigden verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Op 25 augustus 2009 heeft mr. [aanvrager] (hierna: [aanvrager]) namens eiser een aanvraag om een toevoeging, als bedoeld in de Wrb, ingediend ten behoeve van het verlenen van rechtsbijstand in verband met het instellen van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen.
1.2 Per brief van 22 september 2009 heeft de raad [aanvrager] erop gewezen dat het maximum aantal zaken waarvoor hij in 2009 kan worden toegevoegd bijna is bereikt en dat de raad voornemens is zijn inschrijving door te halen met ingang van het moment waarop het maximum aantal van 250 is bereikt.
1.3 Per faxbericht van 28 september 2009 heeft [aanvrager] de raad primair verzocht alle nog niet afgehandelde toevoegingsaanvragen over te hevelen naar het volgende jaar en subsidiair verzocht de nog niet afgehandelde toevoegingsaanvragen op naam te stellen van zijn collega's mr. X, mr. Y en mr. [gemachtigde].
1.4 Bij besluit van 2 oktober 2009 heeft de raad de toevoegingsaanvraag afgewezen op de grond dat [aanvrager] het maximum aantal zaken waarvoor hij in 2009 kon worden toegevoegd, had bereikt.
1.5 Bij het bestreden besluit heeft de raad het bezwaar tegen het besluit van 2 oktober 2009 ongegrond verklaard.
Beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 14 van de Wrb worden alle in het ressort kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, door de raad ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden.
2.2 Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb kunnen de door de raad te stellen voorwaarden betrekking hebben op het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd.
2.3 Ingevolge artikel 5, onder a, van de toepasselijke inschrijvingsvoorwaarden van de raad, worden aan een advocaat jaarlijks niet meer toevoegingen afgegeven dan het equivalent van 250 "eenheden".
2.4 Tussen partijen is niet in geschil dat [aanvrager] op 25 augustus 2009 de limiet van het equivalent van 250 "eenheden" had bereikt.
2.5 Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat de regel van bijlage D, artikel 2, van de inschrijvingsvoorwaarden een algemeen verbindend voorschrift is, waarvan de raad niet kan afwijken. Het feit dat de raad een praktijk heeft gevoerd volgens welke in voorkomende gevallen in een jaar waarin het maximum aantal toevoegingen was bereikt, de besluitvorming op een aanvraag om toevoeging werd doorgeschoven naar het daarop volgende jaar, doet daaraan niet af. De raad kan in geval van overschrijding van de limiet niet anders dan de aanvraag afwijzen. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van de ABRvS van 13 mei 2009 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BI3674).
2.6 Ten aanzien van het betoog van eisers gemachtigde dat de raad, gelet op het verzoek van [aanvrager] van 28 september 2009, de toevoegingsaanvraag niet had mogen afwijzen, maar had moeten toewijzen op naam van één van de in het verzoek van 28 september 2009 genoemde collega's, overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op het feit dat op 28 september 2009 nog geen toevoeging was verleend, is geen sprake van een verzoek tot mutatie van de toevoeging in de zin van artikel 33 van de Wrb. Hieruit volgt tevens dat artikel 1, onder c, van de inschrijvingsvoorwaarden, waarin is bepaald dat de advocaat de zaken waarin hij is toegevoegd persoonlijk dient te behandelen, behoudens incidentele gevallen waarin sprake is van overmacht of waarneming door anderen wegens ziekte of zwaarwegende redenen, in dit geval niet van toepassing is.
2.7 De gemachtigde van de raad heeft ter zitting verklaard dat de raad in gevallen, waarin tussen het indienen en het toewijzen van een toevoegingsaanvraag wordt verzocht de aanvraag toe te wijzen op naam van een ander dan de aanvrager, de vaste gedragslijn hanteert dat een dergelijk verzoek enkel wordt gehonoreerd indien sprake is van ziekte of andere zwaarwegende redenen. Eisers gemachtigde heeft deze vaste gedragslijn niet weersproken. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragslijn, die aansluit bij het bepaalde in artikel 1, onder c, van de inschrijvingsvoorwaarden, blijft binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.
2.8 In dit geval heeft [aanvrager] op 25 augustus 2009 hoger beroep ingesteld, zodat hij reeds een handeling in de zaak had verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het feit dat [aanvrager] de zaak niet verder kon behandelen, omdat hij het maximum aantal zaken had bereikt waarvoor hij in 2009 kon worden toegevoegd, geen zwaarwegende reden is in de zin van de vaste gedragslijn. De rechtbank is evenmin gebleken dat sprake was van een andere zwaarwegende reden waardoor van Dijk niet in staat was de zaak zelf te behandelen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de opvolgende advocaat in een dergelijk geval een nieuwe toevoegingsaanvraag moet indienen.
2.9 Voorts is de rechtbank van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een algemeen verzoek, zoals het verzoek van 28 september 2009, geen aanleiding kan zijn om alle nog niet afgehandelde toevoegingsaanvragen op naam van een andere advocaat te stellen. Daartoe dient per lopende toevoegingsaanvraag een specifiek verzoek te worden ingediend. De omstandigheid dat het na het indienen van een toevoegingsaanvraag soms nog enige tijd duurt voordat aan die aanvraag een nummer wordt toegekend, doet daaraan niet af, reeds omdat de desbetreffende aanvraag op dat moment al wel kan worden gespecificeerd door het vermelden van de naam van degene voor wie de aanvraag is ingediend en de datum waarop dat is gebeurd.
2.10 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de raad de toevoegingsaanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
3. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2010.
w.g. C.H. de Groot
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.