ECLI:NL:RBLEE:2010:BO7573

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327542 - CV EXPL 10-4508
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door de Autoriteit Financiële Markten en de rechtskracht van facturen

In deze zaak vorderde de Autoriteit Financiële Markten (AFM) betaling van openstaande facturen van gedaagden, [gedaagde sub 1] en Doalhof B.V., die voortvloeiden uit kosten voor vergunningaanvragen en toezicht. De AFM stelde dat de facturen als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moesten worden beschouwd, waartegen binnen zes weken bezwaar gemaakt had moeten worden. Aangezien gedaagden geen tijdig bezwaar hadden ingediend, verkregen de besluiten formele rechtskracht. De kantonrechter oordeelde dat de inhoudelijke verweren van gedaagden niet meer aan de orde konden komen, omdat deze in bezwaar bij de AFM en eventueel in beroep bij de bestuursrechter hadden moeten worden aangevoerd. De kantonrechter wees de vordering van AFM toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 8 december 2010.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 327542 \ CV EXPL 10-4508
vonnis van de kantonrechter d.d. 8 december 2010
inzake
de stichting
Stichting Autoriteit Financiële Markten,
hierna te noemen: AFM,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: De Klerk & Vis Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
hierna te noemen: [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap
Doalhof B.V.,
hierna te noemen: Doalhof,
gevestigd te Gorredijk,
gedaagden,
procederende in persoon.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft AFM gevorderd om [gedaagde sub 1] en Doalhof hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.236,23, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en Doalhof in de kosten van het geding.
[gedaagde sub 1] en Doalhof hebben bij (afzonderlijke) conclusie van antwoord de vordering betwist.
Vervolgens heeft AFM een conclusie van repliek ingediend en [gedaagde sub 1] een conclusie van dupliek. Doalhof heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet gedupliceerd. AFM heeft nog een akte uitlating producties genomen. Hierna is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door AFM, [gedaagde sub 1] en Doalhof zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
De vaststaande feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [gedaagde sub 1] en Doalhof zijn vennoten geweest van de ontbonden vennootschap onder firma [de VOF] (hierna te noemen: [de VOF]) te [plaats].
2.2. [de VOF] heeft op of omstreeks 22 december 2005 een vergunning aangevraagd bij de AFM, als gevolg waarvan zij onder het toezicht van AFM heeft gestaan op basis van de Wet financiële dienstverlening (hierna te noemen: Wfd). Het aanvraagformulier is door vennoot [gedaagde sub 1] ingevuld. Als gevolg van onderlinge problemen tussen de beide vennoten heeft de ondertekening door vennoot Doalhof op of omstreeks 8 mei 2006 plaatsgevonden. Hierbij heeft Doalhof aangegeven dat tussen de vennoten een procedure loopt tot ontbinding van [de VOF]).
2.3. De vergunning is door de AFM (met terugwerkende kracht) verleend met ingang van 1 januari 2006. Voorafgaand aan de vergunningverlening is er bij herhaling schriftelijk en telefonisch contact tussen partijen geweest.
2.4. [de VOF] is door de vennoten met terugwerkende kracht ontbonden met ingang van 1 januari 2006. Hiervan is AFM in kennis gesteld.
2.5. AFM heeft [de VOF] bij factuur van 24 juli 2006 een bedrag van
€ 540,00 in rekening gebracht in verband met de aanvraag van de vergunning en het uitvoeren van een betrouwbaarheidstoetsing. Voorts heeft AFM [de VOF] bij factuur van 23 juli 2007 een bedrag van € 785,00 in rekening gebracht in verband met een heffing voor het jaar 2006 op grond van de Wfd. Ten slotte heeft AFM bij factuur aan [de VOF] van 23 juni 2009 een bedrag van € 88,77 gecrediteerd.
2.6. [de VOF] heeft geen bezwaar gemaakt bij AFM tegen voormelde facturen. Voorts heeft zij deze facturen onbetaald gelaten.
2.7. AFM heeft [de VOF] bij brief van 26 januari 2007 onder meer medegedeeld:
"(…) Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 11 december 2006 om de vergunningaanvraag als financiële dienstverlener conform de Wet financieel toezicht onder nummer 12002901 op naam van [de VOF] in te trekken, bevestigt de AFM hierbij dat de intrekking van uw vergunningsaanvraag zal worden verwerkt. Als intrekkingsdatum zal de datum van ontvangst van uw verzoek tot intrekking gelden.
Volledigheidshalve merkt de AFM op dat u, ongeacht de intrekking van uw aanvraag, niet ontslagen bent van het betalen van de door de AFM gemaakte kosten van en behorende bij uw vergunningaanvraag én de kosten van het doorlopende toezicht tot de intrekkingsdatum van uw vergunning. (…)"
De standpunten van partijen
3. AFM vordert betaling van de nog openstaande facturen. Deze facturen zijn volgens AFM een besluit in de zin van de Awb en kennen een bezwaartermijn van zes weken na factuurdatum. [de VOF] heeft binnen de bezwaartermijn geen bezwaar gemaakt tegen de beide facturen, zodat de in de facturen vervatte besluiten formele rechtskracht hebben gekregen en de civiele rechter dient uit te gaan van de rechtmatigheid van deze besluiten. Dit betekent dat geen rekening meer kan worden gehouden met de bezwaren die de beide ex-vennoten pas nu tegen de facturen aanvoeren, aldus AFM. Het is dan ook niet meer relevant of en wanneer de [de VOF] is ontbonden. In ieder geval heeft de [de VOF] daadwerkelijk onder toezicht van de AFM gestaan, zodat zij naast de kosten van de vergunningsaanvraag de heffing over 2006 (behoudens de creditering) verschuldigd is. AFM vordert tevens betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4. [gedaagde sub 1] voert aan dat het AFM uit de contacten duidelijk moet zijn geweest dat er sprake was van een problematische vergunningsaanvraag. In deze contacten is het gegaan over de opheffing van de [de VOF] en is bezwaar gemaakt als bedoeld in de Awb tegen de aanvraag en de facturen. Door niet te reageren op het bezwaar van [gedaagde sub 1] is AFM akkoord gegaan met het bezwaar tegen de facturen. AFM kan daarom niet nu alsnog via de privaatrechtelijke weg tot incasso van de facturen overgaan. De nota's van AFM dateren bovendien van na de opheffing van de [de VOF]. Aan een niet meer bestaande VOF kunnen volgens [gedaagde sub 1] geen facturen meer worden gestuurd. Ten slotte betwist [gedaagde sub 1] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5. Doalhof voert aan dat zij in het verleden al diverse malen aan de AFM heeft aangegeven dat er een procedure tot ontbinding van [de VOF] liep en dat deze vennootschap onder firma met ingang van 1 januari 2006 is ontbonden. Doalhof betwist bovendien de juistheid van het aanvragen van de vergunning. Bij de aanvraag heeft zij duidelijk aangegeven dat er alleen hypotheken en verzekeringen door [de VOF] via [persoon] mochten worden geregeld en die laatste heeft een eigen inschrijving. Doalhof ging er dan ook vanuit dat er geen vergunning verleend zou worden. Dat er wel een vergunning is verleend, heeft Doalhof nooit kunnen zien omdat mede-vennoot [gedaagde sub 1] op dat moment de zaken buiten Doalhof om regelde. Gezien het voorgaande acht Doalhof zich niet gehouden tot betaling van de openstaande facturen van AFM.
De beoordeling van het geschil
6. De kantonrechter stelt het volgende voorop. AFM is een bestuursorgaan waarop de Awb van toepassing is. Op grond van artikel 98 van de Wfd en – met ingang van 1 januari 2007 – op grond van artikel 1:40 van de Wft is AFM als toezichthouder bevoegd om aan onder toezicht staande ondernemingen kosten in rekening te brengen die door haar als toezichthouder worden gemaakt bij de uitvoering van haar taak. De in dat kader door AFM aan [de VOF] toegezonden facturen van 24 juli 2006 en 23 juli 2007 dienen als een besluit in de zin van de Awb te worden opgevat, waartegen op grond van artikel 6:7 Awb bezwaar kon worden aangetekend binnen een termijn van zes weken na de dag van verzending van de factuur.
7. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het onderhavige geval niet gebleken dat [de VOF] binnen de bezwaartermijn van zes weken bezwaar heeft aangetekend bij AFM tegen de betreffende facturen. [gedaagde sub 1] stelt weliswaar dat hij bezwaar heeft gemaakt, maar de kantonrechter zal bij gebreke van enige onderbouwing van die stelling daaraan voorbijgaan. Nu niet gebleken is dat er tijdig bezwaar is gemaakt tegen de facturen, hebben de daarin vervatte besluiten van AFM formele rechtskracht gekregen. Dit betekent dat de civiele rechter dient uit te gaan van de rechtmatigheid van die besluiten, zowel voor wat betreft hun inhoud als voor wat betreft de wijze van totstandkoming. Een en ander brengt met zich dat de inhoudelijke bezwaren van [gedaagde sub 1] en Doalhof tegen de facturen in deze civiele procedure niet meer aan de orde kunnen komen. Deze bezwaren hadden zij in bezwaar bij de AFM en eventueel daarna in beroep bij de bestuursrechter moeten aanvoeren. Dat het daarvan wellicht niet is gekomen als gevolg van de onderlinge problemen tussen de beide vennoten, is een omstandigheid die voor rekening en risico van de vennoten komt en die niet aan AFM kan worden tegengeworpen. De slotsom is in ieder geval dat de kantonrechter niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de verweren van [gedaagde sub 1] en Doalhof. Dit brengt met zich dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
8. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn bij gebreke van enig gemotiveerd verweer daartegen eveneens toewijsbaar.
9. [gedaagde sub 1] en Doalhof zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] en Doalhof hoofdelijk tot betaling aan AFM van een bedrag groot € 1.236,23 (zegge: eenduizend tweehonderdzesendertig euro en drieëntwintig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 540,00 vanaf 24 augustus 2006 en over
€ 696,23 vanaf 22 augustus 2007, tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 178,50;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en Doalhof in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van AFM begroot op € 300,00 wegens salaris (2 punten x € 150,00) en op € 295,93 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 119