RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 328556 / CV EXPL 10-4728
vonnis van de kantonrechter d.d. 8 december 2010
[opposant],
hierna te noemen: [opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. S.L. Elzinga,
de besloten vennootschap
Lindorff B.V.,
hierna te noemen: Lindorff,
gevestigd te Zwolle,
geopposeerde,
gemachtigde: M.G. de Jong, gerechtsdeurwaarders- & incassokantoor.
Procesverloop
1. Op de bij inleidende dagvaarding vermelde gronden heeft Lindorff gevorderd om [opposant] te veroordelen tot betaling van € 4.063,50 met rente en kosten.
Nadat deze vordering bij verstekvonnis van 24 maart 2010 was toegewezen, is [opposant] van dat vonnis op 17 juni 2010 in verzet gekomen en heeft gevorderd te worden ontheven van de veroordeling tegen hem uitgesproken bij voormeld vonnis, met niet-ontvankelijkheid althans afwijzing van de vordering van Lindorff, en met veroordeling van Lindorff in de kosten van het verzet.
Na antwoord in oppositie en repliek in oppositie is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [opposant] en Lindorff zijn producties in het geding gebracht.
De vaststaande feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. Op 18 februari 2006 is in de vestiging van BelCompany te Drachten op naam van [opposant] een aanvraagformulier particuliere klant ingevuld voor een overeenkomst inzake het gebruik van het telecommunicatienetwerk van T-Mobile. Op het aanvraagformulier staan de naam van [opposant], alsmede diens adres, postcode en woonplaats vermeld. Bij het afsluiten van de overeenkomst zijn als legitimatiemiddelen de Europese identiteitskaart van [opposant], voorzien van diens foto, en de bankpas van [opposant] gebruikt. Er zijn daarbij kopieën gemaakt van deze legitimatiebewijzen. De overeenkomst betreft een Flex 15 abonnement voor de duur van 24 maanden. Het aanvraagformulier is bij de regel "Handtekening contractant" ondertekend. In het kader van deze overeenkomst heeft T-Mobile een SIM-kaart, een toestel van het merk Samsung, type E530, met een waarde van € 369,99 en het telefoonnummer 06-14046979 ter beschikking gesteld. De ingangsdatum van de overeenkomst was per direct. (Hierna: overeenkomst 1)
2.2. Op 1 april 2006 is in de vestiging van BelCompany te Drachten op naam van [opposant] wederom een aanvraagformulier particuliere klant ingevuld voor een overeenkomst inzake het gebruik van het telecommunicatienetwerk van T-Mobile. Op het aanvraagformulier staan de naam van [opposant], alsmede diens adres, postcode en woonplaats vermeld. Bij het afsluiten van de overeenkomst zijn als legitimatiemiddelen de Europese identiteitskaart van [opposant], voorzien van diens foto, en de bankpas van [opposant] gebruikt. Er zijn daarbij kopieën gemaakt van deze legitimatiebewijzen. De overeenkomst betreft een Relax 150 abonnement voor de duur van 24 maanden. Het aanvraagformulier is bij de regel "Handtekening contractant" ondertekend. In het kader van deze overeenkomst heeft T-Mobile een SIM-kaart, een toestel van het merk Samsung, type D600, met een waarde van € 429,99 en het telefoonnummer 06-41562404 ter beschikking gesteld. De ingangsdatum van de overeenkomst was per direct. (Hierna: overeenkomst 2).
2.3. Op de beide aanvraagformulieren staat ten aanzien van de algemene voorwaarden van T-Mobile vermeld:
"Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden T-Mobile Abonnee van toepassing. (…) De algemene en aanvullende voorwaarden vindt u op www.t-mobile.nl en liggen bij T-Mobile ter inzage en kunnen kosteloos opgevraagd worden. Door ondertekening van deze overeenkomst verklaart de klant kennis te hebben genomen van de toepasselijke algemene voorwaarden en zich met de inhoud daarvan te kunnen verenigen. (…)"
2.4. Ten aanzien van de eerste overeenkomst is een betalingsachterstand ontstaan van in totaal € 165,47, welke voor T-Mobile aanleiding heeft gevormd om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en de kosten voor de nog resterende duur van het abonnement - ten bedrage van € 249,99 exclusief BTW - aan [opposant] in rekening te brengen. Dit betreft de vaste maandelijkse abonnementskosten over de periode 26 juni 2006 (datum ontbinding overeenkomst) tot 18 februari 2008 (datum einde abonnement).
2.5. Ook ten aanzien van de tweede overeenkomst is een betalingsachterstand ontstaan van in totaal € 353,24, die ertoe heeft geleid dat T-Mobile de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden en de kosten voor de nog resterende duur van het abonnement - ten bedrage van € 1.739,38 inclusief BTW - aan [opposant] in rekening heeft gebracht. Dit betreft de vaste maandelijkse abonnementskosten over de periode 3 november 2006 (datum ontbinding overeenkomst) tot 1 april 2008 (datum einde abonnement).
2.6. T-Mobile heeft haar vordering op [opposant] aan (de rechtsvoorgangster van) Lindorff gecedeerd, die [opposant] vervolgens vele aanmaningen heeft gestuurd. Betaling van de vordering is echter achterwege gebleven. De facturen en aanmaningen van T-Mobile en Lindorff zijn verstuurd naar het adres waar [opposant] ten tijde van het afsluiten van de overeenkomsten, en thans nog steeds, woonachtig is: [adres].
Het standpunt van Lindorff
3. Lindorff vordert van [opposant] betaling van de nog openstaande facturen van T-Mobile, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gelet op de bij de contracten gevoegde kopieën van legitimatiebewijzen staat volgens Lindorff vast dat [opposant] zelf de overeenkomsten is aangegaan. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding na ontbinding van de overeenkomsten merkt Lindorff op dat [opposant] er zelf voor heeft gekozen om een overeenkomst voor de duur van 24 maanden aan te gaan, gedurende welke periode het abonnement niet opzegbaar is. In het vaste maandelijks abonnementstarief zijn onder meer de kosten voor de aansluitingen, de mobiele telefoons en de winst van T-Mobile verdisconteerd. Indien de kantonrechter de (primair) gevorderde schadevergoeding onredelijk oordeelt, verzoekt Lindorff op de voet van artikel 6:97 BW (subsidiair) om vaststelling van een redelijke schadevergoeding. Ten aanzien van de algemene voorwaarden stelt Lindorff dat door T-Mobile bij het afsluiten van ieder abonnement een afschrift van de algemene voorwaarden aan de klant ter hand wordt gesteld. De klant krijgt dan een pakket mee, met daarin onder meer de SIM-kaart en een handleiding. Achterin de handleiding zijn de algemene voorwaarden van T-Mobile opgenomen. [opposant] heeft dit pakket volgens Lindorff ontvangen.
Het standpunt van [opposant]
4. [opposant] betwist dat hij de onderhavige overeenkomsten met T-Mobile is aangegaan. In dat verband bestrijdt hij dan ook dat hij de betreffende aanvraagformulieren heeft ingevuld en ondertekend. De op de aanvraagformulieren geplaatste handtekeningen zijn niet van [opposant] afkomstig. De handtekeningen zijn bovendien afwijkend van elkaar, aldus [opposant]. Het is voor [opposant] naar eigen zeggen een raadsel hoe T-Mobile aan de kopieën van zijn Europese identiteitskaart en bankpas is gekomen. Niet blijkt dat deze kopieën gelijktijdig met het invullen van de aanvraagformulieren zijn opgemaakt. [opposant] houdt het voor mogelijk dat zijn ex-partner, mevrouw [naam], op zijn naam de overeenkomsten met T-Mobile heeft gesloten, met misbruik van de Europese identiteitskaart en bankpas van [opposant]. Voorts betwist [opposant] dat hij een mobiele communicatieaansluiting, een telefoon, een telefoonnummer of een SIM-kaart ter beschikking heeft gekregen. [opposant] heeft nimmer enige factuur of aanmaning van T-Mobile/Lindorff ontvangen. Ook heeft [opposant] nimmer een exemplaar van de algemene voorwaarden van T-Mobile ter hand gesteld gekregen. [opposant] doet daarom een beroep op de vernietigbaarheid van deze voorwaarden, zodat Lindorff het gevorderde niet daarop kan baseren. Ten slotte betwist [opposant] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Deze kunnen de dubbele redelijkheidstoets volgens [opposant] niet doorstaan. Er is slechts sprake van standaardaanmaningen, terwijl het niet redelijk is om met verzending van aanmaningen door te gaan, indien na enkele aanmaningen geen betaling is gevolgd. Ook is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten te hoog, gelet op de gevorderde hoofdsom en rente.
De beoordeling van het geschil
5. Gesteld noch gebleken is dat het verzet tegen het verstekvonnis van 24 maart 2010 niet tijdig is ingesteld, zodat het verzet ontvankelijk moet worden geacht.
6.1. Het meest verstrekkende verweer van [opposant] houdt in dat hij de onderhavige overeenkomsten met T-Mobile niet heeft gesloten, ter onderbouwing waarvan hij stelt - hetgeen Lindorff heeft betwist - dat de handtekening op de beide aanvraagformulieren niet van hem afkomstig is.
6.2. Ingevolge artikel 159 lid 2 Rv rust de bewijslast voor wat betreft de echtheid van een handtekening onder een onderhandse akte op degene die de akte als bewijsstuk gebruikt of zich daarop beroept. In beginsel dient Lindorff daarom de echtheid van de beide handtekeningen onder de aanvraagformulieren te bewijzen. Zonder dat de echtheid van die handtekeningen vast staat, leveren de aanvraagformulieren geen dwingend bewijs op.
6.3. In het onderhavige geval is de kantonrechter echter van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat [opposant] de overeenkomsten met T-Mobile is aangegaan. In de beide overeenkomsten staat namelijk de legitimatie van [opposant] vermeld, met daarbij de gegevens en een kopie van de Europese identiteitskaart van [opposant], alsook de gegevens van en een kopie van de bankpas van [opposant]. De kantonrechter acht het onwaarschijnlijk dat de ex-partner van [opposant] de overeenkomsten op diens naam heeft gesloten, nu deze overeenkomsten in de winkel van BelCompany zijn gesloten en de betreffende medewerkers van BelCompany, naar de kantonrechter aanneemt, hebben gecontroleerd of het legitimatiebewijs van [opposant] met daarop diens foto overeenkwam met de persoon die zij in de winkel voor zich hadden staan. Anders zou de legitimatie immers zinledig zijn. Onder al deze omstandigheden, mede in hun onderling verband en samenhang bezien - gaat de kantonrechter voorbij aan het verweer van [opposant].
7. Ervan uitgaande dat [opposant] de overeenkomsten met T-Mobile is aangegaan, is de kantonrechter voorts van oordeel dat [opposant] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op beide overeenkomsten heeft aanvaard, nu op de beide aanvraagformulieren vermeld staat dat de algemene voorwaarden van T-Mobile op de overeenkomsten van toepassing zijn. [opposant] heeft zich beroepen op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden, nu deze hem niet voor of bij het sluiten van de overeenkomsten ter hand zouden zijn gesteld, waarmee hem niet een redelijke mogelijkheid zou zijn geboden om van deze algemene voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:233 sub b BW jo. 6:234 lid 1 sub 1 BW). De bewijslast terzake de terhandstelling rust op T-Mobile (Lindorff) als gebruikster van de algemene voorwaarden. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval aan de eis van terhandstelling voldaan, nu in het aanvraagformulier staat vermeld dat de klant door ondertekening van het aanvraagformulier verklaart kennis te hebben genomen van de toepasselijke algemene voorwaarden (vgl. HR 21 september 2007, NJ 2009, 50). Het beroep op de vernietigbaarheid van (bedingen uit) de algemene voorwaarden faalt dan ook. In het vervolg van dit vonnis wordt dan ook van de onverkorte toepasselijkheid van de algemene voorwaarden uitgegaan.
8. Op grond van de beide overeenkomsten is [opposant] betaling van de maandelijkse abonnements- en verbruikskosten verschuldigd aan T-Mobile. De gevorderde achterstallige bedragen tot de datum van ontbinding van de beide overeenkomsten zijn als inhoudelijk onweersproken toewijsbaar. Dit betreft voor overeenkomst 1 een totaalbedrag van € 165,47 en voor overeenkomst 2 een totaalbedrag van € 353,24.
8.1. De overige bedragen betreffen resterende abonnementsgelden die worden gevorderd als schade op grond van de algemene voorwaarden van T-Mobile, waarin in artikel 11.3. is bepaald:
"Indien T-Mobile vaststelt dat de Klant binnen een periode van 14 dagen na daartoe door T-Mobile schriftelijk te zijn verzocht zijn/haar verplichtingen niet alsnog is nagekomen, dan kan T-Mobile de Overeenkomst beëindigen, waarbij de aanspraken van de Klant jegens T-Mobile komen te vervallen. De Klant is aansprakelijk voor alle schade, waaronder gederfde inkomsten, die T-Mobile lijdt als gevolg van de tekortkoming van de Klant en de daaropvolgende ontbinding van de Overeenkomst."
8.2. [opposant] is consument. Lindorff beroept zich op een beding dat is opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient daarom op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie EG (o.a. 4 juni 2009, C-243/08) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. Bij de richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een indicatieve lijst gevoegd van mogelijk oneerlijke bedingen; het boetebeding is daarop vermeld als onderdeel e.
8.3. Gelet op de door Lindorff in het geding gebrachte gegevens moet worden geoordeeld dat het in rekening brengen van de resterende maandtermijnen, terwijl [opposant] geen gebruik meer kan maken van zijn mobiele telefoon, moet worden beschouwd als een boete die niet in redelijke verhouding staat tot het nadeel dat T-Mobile lijdt. Dit leidt tot de conclusie dat het beding onredelijk bezwarend is. Het beding moet daarom op grond van artikel 3:40 jo. 6:233 onder a BW als nietig worden beschouwd.
8.4. Dit neemt niet weg dat voldoende vast staat dat [opposant] tekortgeschoten is in de nakoming van de beide overeenkomsten en aan T-Mobile op grond van artikel 6:277 BW de schade moet vergoeden die deze lijdt doordat ontbinding van de overeenkomsten heeft plaatsgevonden.
8.5. In dit geval kan de door T-Mobile geleden schade niet nauwkeurig worden berekend. Ingevolge artikel 6:97 BW zal deze worden geschat op de helft van het voor belkosten bestemde gedeelte van de abonnementskosten over de abonnementsperiode na ontbinding, mede omvattende een vergoeding voor de aan [opposant] verstrekte telefoontoestellen.
Dit leidt voor overeenkomst 1 tot de volgende schadevergoeding:
€ 249,99 + 19% BTW x 50% = € 147,25
Dit leidt voor overeenkomst 2 tot de volgende schadevergoeding:
€ 1.739,88 x 50% = € 869,94
9. Resumerend is in hoofdsom toewijsbaar het volgende bedrag:
- € 165,47
- € 353,24
- € 147,25
- € 869,94
------------- +
€ 1.535,90
Over dit bedrag zal de gevorderde contractuele rente worden toegewezen op basis van de algemene voorwaarden van T-Mobile, zulks vanaf de dag van verzuim in de betaling van de respectievelijke facturen.
10. Ten slotte ligt nog de vordering terzake de buitengerechtelijke incassokosten ter beoordeling voor. Tussen partijen staat vast dat [opposant] reeds ten tijde van het sluiten van de beide overeenkomsten en ook thans nog woonachtig is op het adres [adres]. De kantonrechter constateert dat op alle facturen en aanmaningen van T-Mobile/Lindorff dit adres vermeld staat. De kantonrechter acht het gelet op de over het algemeen behoorlijke kwaliteit van de postbezorging in Nederland, niet geloofwaardig dat, zoals [opposant] aanvoert, geen van deze stukken hem zou hebben bereikt. Aan dit verweer zal dan ook worden voorbijgegaan. In de op de onderhavige overeenkomsten van toepassing zijnde algemene voorwaarden is in artikel 8.5. terzake de buitengerechtelijke incassokosten bepaald: "Na het verstrijken van de in artikel 8.2. gestelde betalingstermijn is de Klant van rechtswege zonder nadere ingebrekestelling in verzuim. T-Mobile is in dat geval gerechtigd om vanaf het verstrijken van de betalingstermijn 1% rente per maand in rekening te brengen, alsmede administratiekosten gelijk aan € 15,- per maand en buitengerechtelijke kosten, gelijk aan 15% (exclusief btw) van het openstaande bedrag, met een minimum van € 25,-.
Er is sprake van bedongen buitengerechtelijke incassokosten. Naar het oordeel van de kantonrechter is aannemelijk geworden dat er zodanig veel werkzaamheden buiten rechte zijn verricht om voldoening van de openstaande declaraties te verkrijgen, dat vergoeding van de daarmee gemoeide kosten in het onderhavige geval gerechtvaardigd is. Lindorff kan dan ook aanspraak maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het terzake toe te wijzen bedrag zal - aan de hand van de door de kantonrechter gehanteerde staffel - worden gerelateerd aan het toe te wijzen bedrag. Dit betekent dat toewijsbaar is € 300,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
11. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, dient het vonnis waarvan verzet te worden vernietigd en zal opnieuw worden rechtgedaan, als hierna te melden.
12. [opposant] zal als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
- vernietigt het vonnis waarvan verzet;
- veroordeelt [opposant] tot betaling aan Lindorff van een bedrag van € 1.535,90 aan hoofdsom, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen die van dit bedrag aan hoofdsom deel uitmaken;
- veroordeelt [opposant] tot betaling aan Lindorff van een bedrag van € 300,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [opposant] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Lindorff begroot op € 300,00 wegens salaris (2 punten x € 150,00);
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.