ECLI:NL:RBLEE:2010:BO6330

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/489
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van binnenplanse ontheffing en bouwvergunning wegens evidente privaatrechtelijke belemmering

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 3 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, buren van [X], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijefurd. De zaak betreft de verlening van een binnenplanse ontheffing en bouwvergunning aan [X] voor het oprichten van een overkapping op zijn perceel. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat de overkapping deels op hun perceel is gesitueerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, aangezien de overkapping de erfgrens overschrijdt zonder toestemming van eisers. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid niet tot het verlenen van de ontheffing had kunnen komen, omdat de overschrijding van de eigendomsgrens, hoewel marginaal, niet zonder gevolgen is voor het eigendomsrecht van eisers. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de gemeente Nijefurd het griffierecht van € 150 aan eisers vergoedt, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 30,40. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/489
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam] en [naam],
beide wonende te [woonplaats],
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijefurd,
verweerder,
gemachtigde: B. Star, werkzaam bij de gemeente Nijefurd.
Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2010 heeft verweerder aan [X], wonende aan [adres], binnenplanse ontheffing en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een overkapping op zijn perceel. Tegen dit besluit hebben eisers, de buren van [X], bezwaar gemaakt bij verweerder. Verweerder heeft dit bezwaarschrift als beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank. Op grond van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb is [X] door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 27 september 2010, waarbij eiser [naam] in persoon is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Motivering
Feiten
1.1 Op 28 oktober 2009 heeft [X] een lichte bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van een overkapping op zijn perceel. Bij besluit van 21 januari 2010 heeft verweerder ten behoeve van dit bouwplan binnenplanse ontheffing van het vigerende bestemmingsplan "Koudum De Easte" en vervolgens bouwvergunning verleend. Het ontheffingsbesluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure). In het kader van die procedure hebben eisers hun zienswijze gegeven op het voornemen om ten behoeve van het bouwplan binnenplanse ontheffing en bouwvergunning te verlenen.
Beoordeling van het geschil
2.1 Vast staat dat ten behoeve van het bouwplan een binnenplanse ontheffing nodig was. Aan de orde is of verweerder in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. In de kern is tussen partijen in geschil of sprake is van een privaatrechtelijke belemmering op grond waarvan verweerder de ontheffing had moeten onthouden. Eisers zijn van opvatting dat verweerder niet kon besluiten tot het verlenen van een ontheffing, omdat de overkapping deels is gesitueerd op hun perceel. Verweerder erkent dit, maar is van opvatting dat de overschrijding van de eigendomsgrens zo marginaal is, namelijk 30 centimeter, dat de resterende strook nog voldoende breed is om te kunnen gebruiken. De overschrijding tast het eigendomsrecht van eisers daarom niet onevenredig aan, aldus verweerder.
2.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) staat een evidente privaatrechtelijke belemmering aan verlening van ontheffing van het bestemmingsplan in de weg. Ontheffing mag in dat geval eerst verleend worden, nadat die belemmering is opgeheven (vgl. BK8368). Nu niet in geschil is dat de overkapping de erfgrens overschrijdt en eisers daarvoor geen toestemming hebben verleend, is sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering die in de weg staat aan verlening van de ontheffing. Dat de overschrijding slechts 30 centimeter bedraagt en dat de resterende strook volgens verweerder nog door eisers gebruikt kan worden, doet hier niet aan af. Nu verweerder geen ontheffing kon verlenen, waardoor het bouwplan in strijd bleef met het vigerende bestemmingsplan, had verweerder eveneens de bouwvergunning moeten weigeren.
2.3 Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit (ontheffing en bouwvergunning) vernietigen.
Proceskosten
3.1 Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eisers hebben moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De rechtbank bepaalt deze kosten op € 30,40 (reiskosten). Van overige proceskosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de gemeente Nijefurd het griffierecht van € 150 aan eisers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 30,40, aan eisers te betalen door de gemeente Nijefurd.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2010.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. C.H. de Groot
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.