ECLI:NL:RBLEE:2010:BO6141
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om alimentatie en erkenning van buitenlandse uitspraak in familierechtelijke kwestie
In deze zaak heeft de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Peters, de rechtbank verzocht om de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.C.M. Brandjes, te veroordelen tot het betalen van een onderhoudsbijdrage voor hun drie kinderen, alsook tot vergoeding van schoolgelden en proceskosten. De vrouw baseert haar verzoek op een uitspraak van het High Court in Kameroen, waar de man is veroordeeld tot het betalen van alimentatie en andere kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding tussen partijen op 20 februari 2009 door het High Court is uitgesproken en op 3 augustus 2009 onherroepelijk is geworden. De man heeft echter verweer gevoerd, stellende dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft en dat de uitspraak uit Kameroen niet in Nederland kan worden erkend vanwege een gebrek aan behoorlijke rechtspleging en de schijn van partijdigheid van de rechter in Kameroen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat zij rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 Rv en dat de uitspraak van het High Court in Kameroen niet uitvoerbaar is in Nederland. De rechtbank heeft de vereisten van commuun internationaal privaatrecht toegepast en geconcludeerd dat de uitspraak van het High Court niet voldoet aan de eisen van behoorlijke rechtspleging, omdat de vrouw als rechter betrokken was bij de zaak. Hierdoor is de schijn van partijdigheid gewekt, wat in strijd is met de Nederlandse beginselen van openbare orde. De rechtbank heeft daarom besloten om aan de uitspraak van het High Court geen gezag toe te kennen en de zaak inhoudelijk te beoordelen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de overige verweren van de man niet slagen en dat de alimentatieplicht tot het einde van de studie van de kinderen niet in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor een pro forma behandeling en bepaald dat hoger beroep mogelijk is tegen deze beschikking. De uitspraak is gedaan door mr. M. van der Hoeven, lid van de kamer en kinderrechter, op 1 december 2010.