ECLI:NL:RBLEE:2010:BO5154

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321780 \ CV EXPL 10-3256
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten door Univé Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, op 24 november 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap N.V. Univé Zorg, eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten door Univé. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat Univé niet in staat is geweest om een deugdelijke herberekening van haar rentevordering te verstrekken, waardoor de vordering als onvoldoende onderbouwd werd afgewezen.

Het procesverloop begon met een tussenvonnis van 15 september 2010, waarin Univé werd opgedragen om bij akte een deugdelijke uitleg en onderbouwing van haar vordering te geven. De gedaagde heeft geen antwoord-akte genomen. Tijdens de procedure bleek dat Univé onzorgvuldig had geprocedeerd, aangezien zij in de dagvaarding meldde dat het ging om achterstallige premies uit 2009, terwijl later bleek dat de hoofdsom al volledig was betaald.

De kantonrechter concludeerde dat Univé niet eerder duidelijk had kunnen maken welke bedragen de gedaagde nog verschuldigd was, mede door de onduidelijkheid in de verstuurde aanmaningen. Hierdoor kon Univé geen aanspraak maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De vordering tot betaling van deze kosten werd afgewezen, en Univé werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden vastgesteld, aangezien deze in persoon had geprocedeerd zonder gebruik te maken van professionele rechtshulp.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 321780 \ CV EXPL 10-3256
vonnis van de kantonrechter d.d. 24 november 2010
inzake
de naamloze vennootschap
N.V. Univé Zorg,
hierna te noemen: Univé,
gevestigd te Alkmaar,
eiseres,
gemachtigde: AGC Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederende in persoon.
Procesverloop
1. Ingevolge het tussenvonnis van 15 september 2010 heeft Univé een akte genomen. [gedaagde] heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen antwoord-akte genomen.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
De verdere beoordeling van het geschil
2.1. De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij voornoemd tussenvonnis.
2.2. Bij meergenoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter Univé opgedragen om bij akte een deugdelijke uitleg en onderbouwing van haar vordering te geven, bij gebreke waarvan het gevorderde zal worden afgewezen.
2.3. Univé heeft bij akte na tussenvonnis aangevoerd dat de bij repliek overgelegde specificatie niet up-to-date was. Volgens Univé was de hoofdsom wel volledig betaald, maar ontbrak de vermelding van de laatste betalingen. Univé heeft een aangepaste specificatie overgelegd, waaruit volgt dat de hoofdsom inmiddels geheel is betaald, zodat Univé haar vordering in hoofdsom heeft verminderd tot nihil.
2.4. De kantonrechter overweegt dat de wijze waarop Univé in dit geding heeft geprocedeerd niet anders dan als onzorgvuldig kan worden gekwalificeerd. Univé heeft [gedaagde] op 8 juni 2010 gedagvaard terzake achterstallige premies uit 2009, waarbij werd gemeld dat het om achterstallige premies over de maanden september tot en met december 2009 zou gaan. Vervolgens komt, na gevoerd verweer van [gedaagde] - waaruit blijkt dat in voornoemde maanden wel degelijk de maandelijkse premie is betaald - bij conclusie van repliek de aap gedeeltelijk uit de mouw. Dan blijkt dat het niet gaat om openstaande premies over genoemde maanden, maar om - na administratieve afboeking van de in die maanden binnengekomen bedragen - over eerdere maanden nog openstaande bedragen. Volgens Univé, aldus de conclusie van repliek, stond ten tijde van deze conclusie nog een bedrag van € 170,90 in hoofdsom open. Echter, bij de akte na tussenvonnis zijdens Univé is gebleken dat op 26 februari 2010 - maanden vóór de dagvaarding - de gehele hoofdsom reeds was voldaan, reden waarom Univé de gevorderde hoofdsom alsnog tot nihil heeft verminderd.
2.5. Nu eerst aan het slot van deze procedure duidelijk is geworden hoe Univé de betalingen van [gedaagde] (administratief) heeft verwerkt, kon voor [gedaagde] niet eerder duidelijk zijn welke bedragen zij nog precies aan Univé verschuldigd was, ook in het licht van de verstuurde aanmaningen, waarin telkenmale nieuwe bedragen in hoofdsom worden genoemd. Onder deze omstandigheden kan Univé naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak maken op vergoeding van kosten die buiten rechte zijn gemaakt, om voldoening van haar vordering te verkrijgen. De vordering terzake buitengerechtelijke kosten wordt derhalve afgewezen.
2.6. Voorts overweegt de kantonrechter dat Univé in gebreke is gebleven om een deugdelijke herberekening van haar rentevordering -na de verminderingen van de hoofdsom-
te verstrekken, zodat de rentevordering als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen.
2.7. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Univé in de kosten van de procedure te worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil, nu hij in persoon heeft geprocedeerd en geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van een professioneel rechtshulpverlener, terwijl overigens niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst af de vordering van Univé;
veroordeelt Univé in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 119