vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 106225 / KG ZA 10-223
Vonnis in kort geding van 19 augustus 2010
[A],
wonende te [woonplaats],
eiseres, hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J. Kuipers- Mellema te Leeuwarden
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde, hierna te noemen de man,
advocaat mr. H. Siesling- Vellinga te Leeuwarden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 12 augustus 2010
- de pleitnota van de man.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 6 november 1992 in [gemeente] met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, [X], geboren [in 1994] in [gemeente], en [Y], geboren [in 1995] in [gemeente].
2.2. Het huwelijk van partijen is op 5 november 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 1 oktober 2008 in de registers van de burgerlijke stand.
2.3. Partijen zijn na de echtscheiding het gezamenlijk gezag over hun kinderen blijven uitoefenen. Bij beschikking van deze rechtbank van 27 januari 2010 is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voortaan bij de man zal zijn. In die beschikking zijn tevens de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen verdeeld. In de rechtsoverwegingen is overwogen dat de man heeft toegezegd dat hij de vrouw eens per twee maanden schriftelijk zal informeren over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de kinderen, in ieder geval met betrekking tot hun gezondheid en schoolvorderingen, dat hij steeds een recente foto van de kinderen zal meesturen en dat de man de vrouw zal consulteren over de te nemen beslissingen over de kinderen.
2.4. De kinderen zijn sinds 8 juli 2008 niet meer bij de vrouw geweest en de man stuurt de vrouw geen foto's van de kinderen.
2.5. Beide minderjarigen gaan naar [naam school]: [Y] gaat na de zomervakantie 2010 naar het derde leerjaar en [X] naar het vierde leerjaar. Aan de [naam school] is huisvesting verbonden. De [naam school] heeft als beleid dat vanaf het derde leerjaar alle leerlingen ter voorbereiding op het wonen en werken aan boord van een schip verplicht in dit internaat wonen.
2.6. De man heeft vorig schooljaar (het derde leerjaar) voor [X] ontheffing van de internaatplicht gekregen voor de duur van één jaar, op sociaal-emotionele gronden die verband hielden met de echtscheiding van partijen.
2.7. De man heeft voor het komende schooljaar ontheffing van de internaatsplicht voor beide kinderen gevraagd. De man heeft de vrouw niet geconsulteerd over het vragen van vorenbedoelde ontheffing van de internaatplicht. De ontheffing is door de school voor wat betreft [Y] verleend.
2.8. Op 1 juli 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden op school over de internaatverplichting voor [X]. Hierbij waren aanwezig de directeur van de [naam school], het hoofd van het internaat, de zorgcoördinator, twee medewerkers van Bureau Jeugdzorg en de vrouw. Bij brief van 6 juli 2010 heeft de school het ontheffingsverzoek van de man met betrekking tot de internaatplicht van [X] afgewezen. Indien de man -en/of [X] - niet bereid is [X] intern te laten wonen, moet [X] volgens de school zo spoedig mogelijk bij een andere school worden aangemeld.
2.9. De man heeft eind juli 2010 pro forma bezwaar ingesteld tegen de afwijzende beslissing van de school. Volgens hem mag de school niet eisen dat de leerlingen intern gaan wonen.
3.1. De vrouw vordert:
I. vervangende toestemming te verlenen tot interne plaatsing van [X] op de [naam school] gedurende het vierde leerjaar en met ingang van 31 augustus 2010;
II. te bepalen dat de man eens per twee maanden, uiterlijk op iedere eerste dag van de oneven maanden, de vrouw dient te informeren over belangrijke aangelegenheden de kinderen betreffende doch in ieder geval over de gezondheid en schoolvorderingen van de kinderen en waarbij de man steeds een recente foto van de kinderen meestuurt alsmede te bepalen dat de man de vrouw dient te consulteren over de kinderen betreffende te nemen beslissingen, bij gebreke waarvan de man een dwangsom verbeurt van € 500,00 per keer dat de man in gebreke blijft met het tijdig en/ of volledig voldoen aan zijn informatie- en consultatieplicht en
III. de man te veroordelen in de proceskosten.
De vrouw grondt haar vordering onder I op de internaatverplichting die de [naam school] in het derde en vierde schooljaar oplegt aan alle leerlingen en waarvan de school slechts in bijzondere omstandigheden afwijkt. De vrouw is het eens met het standpunt van de school dat de internaatverplichting een wezenlijk onderdeel is van de opleiding en dat er verband bestaat met de vakbekwaamheid en omstandigheden waaronder op een schip gewerkt moet worden. De internaatverplichting staat in de schoolgids vermeld en het beleid is bij partijen en [X] bekend. De man heeft zonder overleg met de vrouw ontheffing van de internaatverplichting bij de school gevraagd. De vrouw heeft navraag gedaan bij andere leerlingen van de school en zij heeft niet de indruk dat leerlingen slecht af zijn op het internaat of dat de school een onredelijke eis stelt. Volgens de klasgenoten van de kinderen is er geen sprake van pestgedrag jegens [X]. Ook [X] zal, net als de andere kinderen, op enigerlei moment moeten leren dat hij zich moet aanpassen aan de omstandigheden waaronder hij later zijn beroep zal moeten uitoefenen.
Ten aanzien van de vordering onder II heeft de vrouw kort samengevat aangevoerd dat de man zich niet aan de informatie- en consultatieplicht houdt.
3.2. De man voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van de vordering van de vrouw stelt de voorzieningenrechter voorop dat het een geschil betreft als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek en dat bij de beoordeling van een dergelijk geschil uitgangspunt is dat de rechter een zodanige beslissing neemt als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, gelet op het karakter van de kort geding procedure, in deze procedure moet worden uitgegaan van de huidige feitelijke situatie, namelijk dat de directeur van de [naam school] heeft meegedeeld dat [X] in het komende, vierde, leerjaar geen ontheffing krijgt van de internaatplicht en dus intern moet komen wonen en dat tevens is meegedeeld dat [X], indien hij niet intern komt wonen, zo spoedig mogelijk moet worden aangemeld bij een andere school.
De omstandigheid dat de man kort geleden pro forma bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van de school en dat hij nog geen beslissing op zijn bezwaar heeft gekregen, maakt dit niet anders.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt dat het verlenen van vervangende toestemming tot interne plaatsing van [X] op de [naam school] gedurende het vierde leerjaar en met ingang van
31 augustus 2010, zoals door de vrouw is gevorderd, betekent dat wordt afgeweken van de keuze van de man om voor [X] een ontheffing van de internaatplicht te vragen. De voorzieningenrechter begrijpt dat, indien vervangende toestemming wordt verleend, dit tot een verandering in het dagelijks leven van de man en [X] zal leiden die hen direct het meest raakt. Voor het verlenen van vervangende toestemming zullen derhalve goede gronden dienen te bestaan, waarbij het belang van het kind voorop dient te worden gesteld.
4.4. De voorzieningenrechter stelt vast dat [X] aan haar heeft aangegeven dat de [naam school] de enige school is waar hij naar toe wil, dat hij, ondanks de moeilijkheden die hij nu op school zegt te ervaren, vastbesloten is om de opleiding af te maken en dat hij er alle vertrouwen in heeft dat hem dat ook gaat lukken. [X] heeft te kennen gegeven dat hij deze opleiding belangrijk vindt en dat hij "dit al van kinds af aan wilde gaan doen".
4.5. Reeds gelet op de stellige overtuiging van [X] dat de [naam school] de enige school is waar hij naar toe wil en dat hij deze opleiding wil afronden alsmede gelet op de geweigerde ontheffing van de internaatplicht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat op dit moment niet anders kan worden geconcludeerd dan dat een interne plaatsing van [X] op de [naam school] het meest in zijn belang is. Het voorgaande brengt reeds met zich dat de vordering van de vrouw onder I moet worden toegewezen.
4.6.1. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Natuurlijk leidt een interne plaatsing van [X] op de [naam school] tot een verandering in het dagelijks leven van de man en [X]. Echter die verandering is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dermate zwaarwegend dat reeds daarom moet worden afgezien van een interne plaatsing op de [naam school].
4.6.2. Dat [X] zich ongelukkig voelt en dat de man zich mede daarom zorgen maakt of [X] het wel gaat redden op de school als hij intern moet wonen, maakt het voorgaande evenmin anders. Strikt genomen betreft dit een toekomstige onzekere gebeurtenis. Dat [X] het op het internaat niet zal redden omdat hij gepest wordt of omdat hij psychisch daartoe niet in staat is, acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Natuurlijk verdienen de zorgen die er zijn over [X] alle aandacht. De voorzieningrechter acht het zorgelijk om te moeten constateren dat [X] zich uitermate beschuldigend en denigrerend uitlaat over zijn moeder, docenten en mede-leerlingen en dat [X] heeft aangegeven dat het internaat voor hem zal voelen als een "gevangenis" waar hij zich niet veilig zal voelen en waar hij zijn emoties niet durft te uiten. [X] lijkt voor veel zaken de oorzaak/schuld buiten zichzelf te leggen. Naar het oordeel van voorzieningenrechter ligt hier juist een belangrijke taak en verantwoordelijkheid voor de ouders van [X], voor de school en voor de hulpverleners van Fier! Fryslân, waar [X] is aangemeld bij Jongerenspoor. Het leidt echter niet tot een ander oordeel over (de vervangende toestemming voor) de interne plaatsing.
4.6.3. De man heeft nog aangevoerd dat de vordering van de vrouw onder I slechts is ingegeven door haar wens om meer contact met [X] te krijgen en de minderjarige uit de invloedsfeer van de man te krijgen. De voorzieningenrechter overweegt dat de onderliggende motieven van de vrouw, wat daar ook van zij, op zichzelf nog geen reden zijn om haar vordering af te wijzen.
Informatie- en consultatieplicht
4.7.1. Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van de onderhavige vordering in kort geding geïndiceerd is, moet de voorzieningenrechter niet alleen onderzoeken of het bestaan van een vordering van de vrouw op de man voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.7.2. De man heeft nadrukkelijk betwist dat sprake is van spoedeisendheid in vorenbedoelde zin. De vrouw heeft meegedeeld dat de spoedeisendheid hierin gelegen is dat er momenteel zorgen zijn met betrekking tot hun beider kinderen, [X] en [Y], en dat de vrouw betrokken wil worden bij de beslissingen die de komende tijd over hen genomen worden en dat zij geïnformeerd wil worden welke hulp en ondersteuning de kinderen gaan krijgen. Zij heeft immers geen enkel rechtstreeks contact met de kinderen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voormelde toelichting van de vrouw het vereiste spoedeisend belang van de vordering ondersteunt.
4.8.1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient in deze procedure uitgangspunt te zijn dat de afspraken over de informatie- en consultatieplicht door deze rechtbank in de beschikking van 27 januari 2010 zijn opgenomen en dat beide partijen in beginsel nog steeds achter deze afspraken staan. Volgens de man houdt hij zich wel aan de gemaakte afspraken.
Niettemin moet de voorzieningenrechter constateren dat door de man feitelijk geen recente en goedgelijkende foto's van [X] en [Y] aan de vrouw worden verstrekt en dat hij daarvoor als argument aanvoert dat de kinderen puberen en er een hekel aan hebben om op de foto gezet te worden en dat hij daarom geen recente foto's kan opsturen. Ook constateert de voorzieningenrechter dat de man de vrouw niet heeft geraadpleegd of er al dan niet ontheffing van de internaatsplicht gevraagd zou worden.
4.8.2. In de visie van de man is de reden, dat [X] niet op het internaat kan wonen, gelegen in omstandigheden die door de vrouw veroorzaakt worden, heeft de vrouw daar geen begrip voor en is de logische consequentie dat de man de vrouw niet bij zijn besluit heeft betrokken om bezwaar aan te tekenen tegen het besluit van de school. In de visie van de man valt overleg over de internaatsplicht niet onder de afspraak die in voormelde beschikking is vastgelegd. De kinderen doen de man, naar zijn zeggen, geen inlichtingen over doktersbezoek, zodat hij de vrouw daar niets over kan vertellen en de school houdt de vrouw zelf op de hoogte over schoolkwesties.
4.8.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de argumenten van de man geen hout snijden. Of, en in welke mate, de man de vrouw informeert en consulteert is in deze procedure niet helemaal duidelijk geworden, maar het is een feit dat tussen partijen sprake is van disfunctionele communicatie en dat de man zich - zonder overleg - niet volledig aan de afspraken over de informatie- en consultatieplicht houdt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering van de vrouw die strekt tot nakoming van de informatie- en consultatieplicht dan ook toewijsbaar, zodat deze als onvoldoende weersproken als na te melden zal worden toegewezen.
4.9.1. De man verzet zich tegen het verbinden van een dwangsom aan de informatie- en consultatieplicht. Hij heeft toegezegd dat hij zich, behoudens het verzoek tot vrijstelling van de internaatplicht, aan de toezegging zal houden met dien verstande dat partijen van mening verschillen over de invulling van de informatie- en consultatieplicht. Door executie van te verbeuren dwangsommen zal de man in zijn financiële mogelijkheden worden gekort en ook de kinderen zullen daarvan nadeel ondervinden, aldus de man.
4.9.2. De voorzieningenrechter zal het verweer van de man met betrekking tot het opleggen van een dwangsom passeren. Dwangsommen zijn niet bedoeld om te worden geëxecuteerd maar om te voorkomen dat de in kort geding opgelegde verboden en geboden niet worden nageleefd. Het maximum van de te verbeuren dwangsommen zal - zoals gebruikelijk - worden gematigd tot een bedrag als na te melden.
4.10. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. verleent vervangende toestemming tot interne plaatsing van [X] op de [naam school] gedurende het vierde leerjaar en met ingang van 31 augustus 2010;
5.2. bepaalt dat de man eens per twee maanden, uiterlijk op iedere eerste dag van de oneven maanden, de vrouw dient te informeren over belangrijke aangelegenheden de minderjarigen [X] en [Y] betreffende, doch in ieder geval over de gezondheid en schoolvorderingen van de minderjarigen en waarbij de man steeds een recente foto van de kinderen meestuurt;
5.3. bepaalt dat de man de vrouw dient te consulteren over voormelde minderjarigen betreffende te nemen beslissingen, bij gebreke waarvan de man een dwangsom verbeurt van
€ 500,00 per keer dat de man in gebreke blijft met het tijdig en/ of volledig voldoen aan zijn informatie- en consultatieplicht;
5.4. veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de informatie- en consultatieplicht voldoet, tot een maximum van
€ 10.000,00 is bereikt,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. van der Kuijl en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2010.