ECLI:NL:RBLEE:2010:BO3286

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2483
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 10 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2005. Eiseres had een aanslag ontvangen, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.380. Na een uitspraak op bezwaar van 20 oktober 2008, waarin de aanslag werd gehandhaafd, heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de aanslag onvoldoende gemotiveerd had, waardoor het bezwaar van eiseres ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet adequaat had gereageerd op de door eiseres aangedragen argumenten en dat de motivering van de aanslag te summier was. Hierdoor kon van eiseres niet worden verwacht dat zij haar bezwaar verder zou motiveren. De rechtbank heeft de uitspraak van de inspecteur vernietigd, eiseres alsnog ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en de zaak terugverwezen naar de inspecteur voor inhoudelijke behandeling. Tevens is bepaald dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummer: AWB 08/2483
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Assen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer].H56) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 23.380.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 oktober 2008 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 28 oktober 2008, ontvangen bij de rechtbank op 4 november 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2009 te Leeuwarden. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot [echtgenoot]. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiseres is onder de naam "[naam]" gestart met activiteiten op het gebied van het organiseren van fairs en workshops.
1.2 Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV over het jaar 2005 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat er met betrekking tot de onder 1.1 vermelde activiteiten geen sprake is van een bron van inkomen.
1.3 Bij brief van 5 februari 2008, ontvangen bij verweerder op 8 februari 2008, heeft eiseres gemotiveerd bezwaar aangetekend tegen het voornemen van verweerder om af te wijken van de aangifte IB/PVV 2005.
1.4 Eiseres heeft bij brief van 22 mei 2008, ontvangen bij verweerder op 23 mei 2008, pro-forma bezwaar aangetekend tegen de onderhavige aanslag IB/PVV.
1.5 Bij brief van 30 mei 2008 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld voor 31 augustus 2008 de gronden van haar bezwaar kenbaar te maken.
1.6 Verweerder heeft bij brief van 9 september 2008 schriftelijk aan eiseres uitstel verleend tot uiterlijk 24 september 2008 voor het motiveren van haar bezwaarschrift. In deze brief vermeldt verweerder: "Indien u niet meedeelt wat de gronden van het bezwaarschrift zijn, zal ik het op grond van art. 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaren."
1.7 In zijn motivering van de uitspraak op bezwaar van 20 oktober 2008 geeft verweerder aan dat eiseres ondanks herhaald schriftelijk verzoek haar bezwaarschrift niet heeft gemotiveerd en dat hij eiseres om die reden niet-ontvankelijk verklaart in haar bezwaar.
Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 3:46 Awb dient een besluit te berusten op een deugdelijke motivering.
3.2 Ingevolge artikel 3:47 Awb moet de motivering van het besluit bekend worden gemaakt. Uit artikel 3:41 Awb volgt dat de bekendmaking schriftelijk dient te geschieden.
3.3 Uit de onder de feiten vermelde correspondentie tussen verweerder en eiseres blijkt het volgende. Verweerder heeft in zijn brief van 22 januari 2008 gemotiveerd aangegeven waarom en met welk bedrag hij voornemens was af te wijken van het door eiseres aangegeven inkomen uit werk en woning. Bij brief van 5 februari 2008 heeft eiseres gemotiveerd aangegeven waarom zij het niet met verweerders voornemen eens was. Verweerder heeft in de daaropvolgende correspondentie niet gemotiveerd waarom hij, in weerwil van de door eiseres aangedragen argumenten, bij zijn voornemen is gebleven; hij heeft volstaan met de vaststelling dat eiseres niet akkoord ging met de voorgenomen correctie.
3.4 Door aldus te handelen heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de aanslag te summier gemotiveerd. Onder de in geding zijnde omstandigheden kan van eiseres niet worden gevergd dat zij in haar bezwaarschrift (wel) gemotiveerd aan zou moeten geven op welke grond(en) de aanslag onjuist is, terwijl verweerder niet inhoudelijk op de door haar aangedragen argumenten is ingegaan althans die argumentatie niet aan haar op voorgeschreven wijze heeft bekendgemaakt. In deze zin verstaat de rechtbank de cri de coeur van eiseres als zij (weliswaar in beroep) schrijft:
"Het is en blijft voor mij onbegrijpelijk dat mijn motivatie niet wordt geaccepteerd".
3.5 Het feit dat verweerder tijdens een telefoongesprek met eiseres mogelijk wel een nadere toelichting heeft gegeven, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af, omdat een telefonische mededeling niet als een bekendmaking kan worden beschouwd, terwijl gesteld noch aannemelijk is geworden dat eiseres genoegen wilde nemen met een telefonische toelichting.
3.6 Het vorenstaande oordeel leidt tot de slotsom mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2007, VN 2007/46.9, dat aan het bezwaarschrift niet het verzuim kleeft op grond waarvan het door verweerder niet-ontvankelijk is verklaard. Dit maakt dat het achterwege blijven van de door eiseres aangekondigde toelichting op het bezwaarschrift niet kan bewerkstelligen dat het bezwaarschrift, dat ten tijde van de indiening naar het oordeel van de rechtbank reeds voldeed aan de eisen van artikel 6.5 Awb, daaraan nadien niet meer voldeed.
3.7 Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee, dat verweerder het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal daarom verweerders uitspraak van 20 oktober 2008 vernietigen, eiseres alsnog ontvankelijk in haar bezwaar verklaren en de zaak met inachtneming van de door eiseres ingediende stukken voor inhoudelijke behandeling terugwijzen naar verweerder.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar ontvankelijk;
- draagt verweerder op om binnen twaalf weken na dagtekening van deze uitspraak op eisers bezwaarschrift uitspraak te doen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2010.
w.g. K. van der Leij
w.g. J.W. Keuning
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.