Motivering
1.1 Verweerder heeft niet tijdig een besluit genomen op het bezwaar van verzoeker. Na het aanhangig maken van het beroep is verweerder alsnog gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen.
1.2 Verzoeker heeft ten aanzien van de zaak met het kenmerk AWB 09/2393 verzocht om vergoeding van de reis- en verletkosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. De reiskosten bedroegen volgens verzoeker € 23,18 en de verletkosten € 29,78.
1.3 Verweerder heeft zich ten aanzien van voormeld verzoek bij verweerschrift op het standpunt gesteld dat de door verzoeker in de bezwaarfase gemaakte reis- en verletkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat artikel 1, letter a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit) hiertoe geen ruimte biedt.
1.4 De rechtbank overweegt dat op grond van de artikelen 8:75a, 8:75 en 7:15 van de Awb ook de in de bezwaarfase gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb komen slechts voor vergoeding in aanmerking kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
1.5 Naar het oordeel van de rechtbank brengt artikel 7:15, tweede lid, van de Awb hier geen beperkingen met zich. De rechtbank overweegt daartoe dat de aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid er uit bestaat dat aan verzoeker ten onrechte aanmaningskosten in rekening zijn gebracht en dat verzoeker zowel bezwaar als beroep (tegen het niet tijdig nemen van een besluit) heeft moeten indienen om te bewerkstelligen dat verweerder (gedeeltelijk) aan verzoeker tegemoet kwam.
1.6 Op grond van het bepaalde in art. 1 van het Besluit kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 Awb uitsluitend betrekking hebben op: a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, c. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende, d. verletkosten van een partij of een belanghebbende, e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen/telefaxen en internationale telefoongesprekken, en f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
1.7 De rechtbank overweegt dat verweerders stelling (zie 1.3) dat de reis- en verletkosten niet vallen onder artikel 1, eerste lid, letter a van het Besluit juist is. Dat betekent evenwel niet dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
1.8 Op grond van artikel 2, eerste lid, onder c van het Besluit wordt het bedrag van de te vergoeden reiskosten vastgesteld overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003.
1.9 Ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt een tarief waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse dan wel een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is.
1.10 Het is de rechtbank niet gebleken dat openbaar vervoer niet mogelijk is vanuit [woonplaats] naar [plaats]. De rechtbank stelt derhalve de vergoeding voor de reiskosten op een bedrag van € 9,18 (twee keer negen strippen à € 0,51 per strip).
1.11 Op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c van het Besluit wordt het bedrag van de verletkosten vastgesteld overeenkomstig een tarief dat, afhankelijk van de omstandigheden, tussen € 4,54 en € 53,09 per uur bedraagt.
1.12 Verzoeker stelt verletkosten voor een bespreking met verweerder te [plaats] op 14 juli 2009. Uit de gedingstukken blijkt dat voormelde bespreking een belangrijke rol heeft gespeeld in de uiteindelijke onder 1.1 genoemde tegemoetkoming van verweerder. Verzoeker stelt verletkosten tot een bedrag van € 29,78, zijnde twee uur à € 14,89 per uur, welk bedrag als zodanig niet door verweerder is betwist. De rechtbank stelt de te vergoeden verletkosten derhalve vast op € 29,78.
1.13 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank het verzoek (gedeeltelijk) zal toewijzen in die zin dat de rechtbank verweerder voor een bedrag van € 38,96 zal veroordelen in de proceskosten.
1.14 Voor zover het verzoek tevens betrekking heeft op het door verzoeker betaalde griffierecht wijst de rechtbank erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, vierde lid, eerste volzin, van de Awb gehouden is het door verzoeker in beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan hem te vergoeden. Een afzonderlijke rechterlijke beslissing is daarvoor niet nodig.