ECLI:NL:RBLEE:2010:BO1936

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885199-09 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stelselmatige belaging met recidive en contactverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1932, die beschuldigd werd van stelselmatige belaging van een slachtoffer in de periode van 1 december 2008 tot en met 8 april 2009. De verdachte heeft herhaaldelijk geprobeerd contact te leggen met het slachtoffer, ondanks dat deze herhaaldelijk had aangegeven geen contact te willen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode meerdere brieven en kaarten naar het slachtoffer heeft gestuurd en hem vele malen telefonisch heeft benaderd. Dit gedrag vond plaats terwijl de verdachte nog geen vijf jaar geleden was veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, wat de rechtbank als recidive beschouwde.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en heeft een contactverbod opgelegd. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 500,00 toegewezen. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerdere veroordeling van de verdachte met een jaar verlengd, gezien de omstandigheden van de zaak en de recidive van de verdachte.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de noodzaak van begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen inzicht heeft in het kwalijke van zijn gedrag, wat heeft geleid tot de beslissing om een voorwaardelijke straf op te leggen, met als doel de verdachte te laten inzien dat hij moet stoppen met zijn stalkingsgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885199-09
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/885014-07
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1932 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 12 oktober 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Akkerman, advocaat te Joure.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 8 april 2009, te Heerenveen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en/of tijdstippen in voornoemde periode (onder meer)
- (naar het woonadres van) die [slachtoffer] meerdere brieven en/of kaarten gestuurd en/of
- die [slachtoffer] vele malen telefonisch benaderd en/of
- familie van die [slachtoffer] (telefonisch en/of via (een) brief/brieven en/of (een) kaart(en) en/of anderszins) benaderd om zo in contact te komen met die [slachtoffer], terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- oplegging van een bijzondere voorwaarde, te weten een contactverbod met [slachtoffer];
- gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de op 9 december 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, alsmede verlenging van de proeftijd met één jaar voor de resterende voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 500,00, alsmede niet-ontvankelijk verklaring met betrekking tot het meer gevorderde.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte2, - zakelijk weergegeven- onder meer inhoudende:
Ik heb geprobeerd contact te zoeken met [slachtoffer]. Ik heb een aantal malen zijn voicemail ingesproken. Ik heb hem een keer een brief geschreven en een aantal malen een kaartje gestuurd. Ik had wel door dat hij de boot afhield. In de brief die hij aan mij heeft geschreven, gaf hij aan geen verder contact op prijs te stellen. Voorts heb ik een brief gestuurd aan de vader van [slachtoffer], om [slachtoffer] uit te nodigen bij mij langs te komen.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer]3, -zakelijk weergegeven- onder meer inhoudende:
Ik wil aangifte doen van stalking gepleegd door de heer [verdachte], woonachtig op de [adres]. In december 2008 heeft [verdachte] telefonisch contact gezocht met mijn oma met het verzoek mijn telefoonnummer aan hem te geven. Medio december 2008 ben ik benaderd door [verdachte]. Hij gaf aan langdurig contact met mij te willen hebben. Hij wilde dat ik een aantal dagen naar Heerenveen zou komen om het een en ander te bespreken. Ik heb direct aangegeven geen contact met hem te willen. In december 2008 heb ik twee kaarten van [verdachte] ontvangen. In de kaarten verzoekt [verdachte] mij om telefonisch contact met hem op te nemen. Begin januari 2009 heeft [verdachte] mij telefonisch benaderd. Hij heeft in dit gesprek aangegeven dat hij in een brief alles zou uitleggen. Ik heb in dit gesprek aangegeven dat ik niet op een brief van hem zat te wachten. Vanaf dat moment, rond 10 januari 2009, belt [verdachte] mij stelselmatig. Hij heeft mij in drie dagen tijd in ieder geval tien keer geprobeerd te bellen. Ik heb [verdachte] op 12 januari 2009 een brief gezonden waarin ik duidelijk kenbaar heb gemaakt dat ik op geen enkele wijze contact met hem wilde hebben. Medio januari 2009 heb ik een brief gekregen van [verdachte] waarin hij vraagt waarom ik geen contact met hem opneem. In de brief verzoekt hij mij wederom om contact met hem op te nemen. Diezelfde maand heb ik nog een brief ontvangen van vier kantjes en heeft hij mijn brief teruggestuurd met daarop door hem aangebrachte opmerkingen. Tot op heden probeert [verdachte] mij nog steeds met grote regelmaat telefonisch te benaderen. Ik voel mij hierdoor in mijn persoonlijke vrijheid aangetast. Het is zelfs zo erg dat, nu ik zijn telefoontjes niet meer beantwoord, hij mijn vader belt.
3. Schriftelijke bescheiden4, te weten de kaartjes en brieven verzonden aan aangever en de vader van aangever met als afzender: [verdachte], [adres].
4. Een proces-verbaal van bevindingen5, -zakelijk weergegeven- inhoudende:
Bevindingen historische verkeersgegevens verdachte [verdachte]:
Verdachte blijkt in totaal in de periode van 15 december 2008 tot en met 8 april 2009 in totaal 129 keer te hebben gebeld naar het mobiele nummer van [slachtoffer].
5. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 15 september 2009, onder meer inhoudende:
Betrokkene: [verdachte]
Datum beslissing: 9 december 2009 Meervoudige strafkamer Leeuwarden
Feit 1: art. 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie: Belaging
Beslissing t.a.v. onder meer feit 1: 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk.
Status: Onherroepelijk 24 december 2008.
Verweren
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu de intensiteit en de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde feit niet kunnen worden bewezen. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de strafverhogende omstandigheid als bedoeld in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht niet kan worden toegepast. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de periode waarin de handelingen zouden zijn gepleegd, in de onderhavige zaak en volgens de tenlastelegging, op 1 december 2008 al een aanvang hadden genomen voordat verdachte op 9 december 2008 is veroordeeld voor een andere zaak.
De rechtbank overweegt met betrekking tot hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de voornoemde bewijsmiddelen meer dan voldoende dat verdachte op stelselmatige c.q. intensieve wijze getracht heeft in contact te komen met [slachtoffer]. Voorts blijkt het bestanddeel wederrechtelijkheid uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij wel doorhad dat [slachtoffer] geen contact met hem wilde hebben omdat [slachtoffer] 'de boot afhield'. Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat hem dit ook kenbaar is gemaakt middels de brief die [slachtoffer] heeft verzonden aan verdachte. De rechtbank verwerpt derhalve de verweren van de raadsman.
Ten slotte kan de rechtbank de raadsman niet volgen in het verweer omtrent artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht. Het onderliggende vonnis is op 9 december 2008 uitgesproken. Verdachte is niet in hoger beroep gegaan waardoor het vonnis op 24 december 2008 in kracht van gewijsde is gegaan. Verdachte trachtte op dat moment al contact te leggen met [slachtoffer]. Het vonnis van 9 december 2008, dat een soortgelijk feit betrof, heeft hem hier niet van weerhouden.
De wetgever heeft artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht in het leven geroepen om daarmee aan te geven dat mensen die opnieuw in de fout gaan door het plegen van een soortgelijk misdrijf, aanzienlijk zwaarder kunnen worden bestraft. Vanuit deze gedachtegang en voorts nu verdachte het grootste gedeelte van de door hem verrichte strafbare handelingen heeft gepleegd na de onherroepelijke veroordeling van 9 december 2008, acht de rechtbank in de onderhavige zaak artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht voor toepassing vatbaar. Gelet op voorgaande acht de rechtbank de aan verdachte ten laste gelegde belaging, ook wel stalking genoemd, wettig en overtuigend bewezen met toepassing van artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht als strafverzwaringsgrond.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2008 tot en met 8 april 2009, te Heerenveen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in voornoemde periode
- naar het woonadres van die [slachtoffer] meerdere brieven en kaarten gestuurd en
- die [slachtoffer] vele malen telefonisch benaderd en
- familie van die [slachtoffer] telefonisch en/of via een brief/brieven benaderd om zo in contact te komen met die [slachtoffer], terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Belaging, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport d.d. 28 december 2009, alsmede het Pro Justitia rapport d.d. 9 juli 2010;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan belaging. Verdachte heeft, nadat hij circa 10 jaren geleden voetbaltrainer was van aangever, geheel onverwachts contact met hem gelegd. Ook nadat het slachtoffer had aangegeven dat contact niet te wensen heeft verdachte volhard in het leggen van contact. Hij kon zich niet voorstellen dat aangever dat contact niet wilde. Verdachte heeft in het verleden, op dezelfde wijze een ander tot slachtoffer van zijn stalkingsactiviteiten gemaakt.
Ondanks veroordeling tot onder meer een voorwaardelijke vrijheidsstraf is verdachte in de proeftijd, doorgegaan met stalken, dit keer van een tweede jongeman. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte geen inzicht heeft in het kwalijke van stalken.
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat er bij verdachte sprake is geweest van een herseninfarct hetgeen wellicht zijn volhardende gedrag kan verklaren. De psychiater meent dat er sprake is van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt die conclusie over en zal daar bij het bepalen van de strafmaat rekening mee houden. Met de psychiater acht de rechtbank het van belang dat verdachte begeleiding krijgt, in de vorm van een reclasseringstoezicht gedurende een nieuwe proeftijd. Blijkens het psychiatrisch rapport heeft de deskundige daar overleg over gehad met de reclassering. Naast het toezicht zal de rechtbank een contactverbod met aangever opleggen.
Nu verdachte in de proeftijd van een vorige veroordeling heeft gerecidiveerd en bovendien geen enkele blijk van inzicht geeft in het kwalijke van zijn gedrag, ligt een toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging en de oplegging van een vrijheidsstraf voor de hand. De ernstige neurologische problemen van verdachte maken dat de rechtbank slechts voor een deel zal meegaan in de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht het daarbij passend dat verdachte een korte vrijheidsstraf zal ondergaan in de hoop dat een dergelijke straf bij verdachte het besef doet ontstaan dat hij moet stoppen met stalken. Bovendien zal de rechtbank daartoe opnieuw een (lange) voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen en de proeftijd van de zaak met parketnummer 17/885014-07 met één jaar verlengen.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Van de namens het slachtoffer aangehaalde uitspraak uit de smartengeldgids 2009, nummer 1348, oordeelt de rechtbank dat deze niet geheel vergelijkbaar is met de onderhavige situatie. De rechtbank stelt de geleden immateriële schade dan ook ex aequo bono vast op een bedrag van € 500,00 en zal de vordering voor dit bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar verklaren.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Voor het overige wordt de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 9 december 2008, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot
-voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 december 2008. Bij vordering d.d. 20 juli 2010 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. In beginsel ligt het dan in de lijn om de tenuitvoerlegging te gelasten. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 36f, 43a, 43b, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Stelt tevens als bijzondere voorwaarde een contactverbod inhoudende, dat de veroordeelde binnen de proeftijd direct noch indirect contact mag opnemen met [slachtoffer].
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/885014-07:
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden d.d. 9 december 2008 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2010.