Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsw stelt het Uwv van personen, die daartoe een aanvraag hebben ingediend, bij beschikking vast of deze behoren tot de doelgroep. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wsw wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder doelgroep verstaan: personen, die nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn.
3.2 Het Uwv heeft zijn beslissing dat [eiseres] niet behoort tot de doelgroep van de Wsw met name gebaseerd op een rapport van arbeidsdeskundige A. Postma van 6 augustus 2009 en een rapport van arbeidsdeskundige M. de Vries van 5 maart 2010. Ten aanzien van de medische toestand van [eiseres] hebben de arbeidsdeskundigen zich gebaseerd op een rapport van de artsen [X] en [Y], beiden werkzaam bij Ardyn, van 20 november 2008. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv dit rapport, voor wat betreft de medische situatie van [eiseres] op de datum in geding, als uitgangspunt heeft kunnen nemen voor zijn besluitvorming omdat het rapport dateert van minder dan een jaar voor de datum in geding, [eiseres] de inhoud van het rapport niet heeft bestreden en gesteld noch gebleken is dat de medische toestand van [eiseres] na het opstellen van het rapport is verslechterd. Om dezelfde redenen is de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht geen aanleiding heeft gezien om (nader) medisch onderzoek te (laten) doen.
3.3 Naar aanleiding van de in het rapport van [X] en [Y] vastgestelde beperkingen heeft De Vries geconcludeerd dat een noodzaak bestaat tot een aantal aanpassingen, maar dat deze in een normale arbeidsomgeving zonder Wsw-subisidie kunnen worden gerealiseerd. Deze aanpassingen houden in dat sprake moet zijn van fysiek licht werk, waarbij [eiseres] regelmatig van houding kan wisselen, van werk waarbij de armen gering belast worden, werk waarbij niet lang achtereen boven schouderhoogte gewerkt hoeft te worden of repeterende bewegingen verricht hoeven te worden en van een omgeving onder goede klimatologische condities en zonder tocht, rook, dampen en gassen. Voorts dienen de werktijden in die zin te zijn aangepast dat maximaal 4 uren per dag en maximaal 20 uren per week wordt gewerkt.
3.4 De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de arbeidskundigen niet konden volstaan met het doen van dossieronderzoek en zij ziet evenmin aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de arbeidsdeskundigen.
3.5 [eiseres] heeft haar standpunt dat zij wel behoort tot de doelgroep van de sociale werkvoorziening onder meer gebaseerd op de conclusie van [X] en [Y] dat er een grote afstand is tot de reguliere arbeidsmarkt, dat dit (de rechtbank begrijpt: "werken op de reguliere arbeidsmarkt") dan ook niet meer gaat lukken en dat [eiseres] is aangewezen op gesubsidieerde arbeid. Hoewel de rechtbank het begrijpelijk acht dat [eiseres] hieruit de conclusie heeft getrokken dat zij tot de doelgroep van de Wsw behoort, is zij van oordeel dat het Uwv door middel van de rapporten van de beide arbeidsdeskundigen voldoende heeft gemotiveerd, waarom dit desondanks toch niet het geval is. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het niet tot de deskundigheid van een arts behoort om te beoordelen of een persoon al dan niet is aangewezen op gesubsidieerde arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank behoort dit bij uitstek tot de deskundigheid van een arbeidskundige. Om die reden weegt het standpunt van de arbeidsdeskundigen in dit opzicht zwaarder dan het standpunt van [X] en [Y]. Daarnaast overweegt de rechtbank dat [X] en [Y] weliswaar bij een groot aantal aspecten beperkingen hebben vastgesteld, maar dat bij geen van deze aspecten sprake is van een uiterst geringe capaciteit of belastbaarheid (zeer grote beperkingen). Daarnaast geldt dat geen sprake is van verstandelijke, psychische, sociale of communicatieve beperkingen. Op een groot aantal lichamelijke aspecten is weliswaar sprake van een geringe capaciteit of belastbaarheid (aanzienlijke beperkingen), maar dit behoeft naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie te leiden dat [eiseres] is aangewezen op arbeid in Wsw-verband. De rechtbank acht de conclusie van De Vries dat de aanpassingen die ten gevolge van deze beperkingen noodzakelijk zijn, in een normale arbeidsomgeving zonder Wsw-subsidie gerealiseerd kunnen worden, niet onaannemelijk.
3.6 Ten aanzien van het betoog van [eiseres] dat zij, ondanks contacten met meerdere re-integratiebedrijven, al geruime tijd niet op structurele basis reguliere arbeid heeft verricht, overweegt de rechtbank dat hieruit blijkt dat [eiseres] een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Dit vormt een werkloosheidsprobleem en betekent niet dat [eiseres] uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zou zijn en daarom tot de Wsw-doelgroep behoort. De rechtbank verwijst in dit kader opnieuw naar de voormelde uitspraak van de CRvB van 6 mei 2010. Ook het feit dat [eiseres] in het kader van de Wet werk en bijstand is vrijgesteld van de arbeidsplicht, leidt niet tot de conclusie dat zij onder de Wsw-doelgroep valt, aangezien de WWB een ander toetsingskader kent dan de Wsw.
3.7 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.