Omtrent het eigenlijke geschil
3.1 Ingevolge artikel 13, A, lid 1, aanhef en onder c, van de Zesde richtlijn inzake omzetbelasting (thans artikel 132, lid 1, onder c, van de Richtlijn 2006/112/EG), voor zover hier van belang, dienen de lidstaten vrijstelling te verlenen voor gezondheidskundige verzorging van de mens c.q. medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen als omschreven door de betrokken lidstaat.
3.2 Ter uitvoering daarvan is in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, onder 1e, van de Wet OB (tekst 1 januari 2001 tot en met 31 december 2007), voor zover hier van belang, bepaald dat de diensten door beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet BIG, zijn vrijgesteld.
3.3 In zijn uitspraak van 27 april 2006 in de gevoegde zaken C-443/04 (arrest Solleveld) en C-444/04, LJN AY 964, oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna HvJ EG) dat het aan elke lidstaat vrij staat om in zijn nationale recht de paramedische beroepen te omschrijven in het kader waarvan de gezondheidskundige verzorging van de mens overeenkomstig artikel 13, A, lid 1, sub c, van de Zesde richtlijn is vrijgesteld van de BTW waaronder de voor die beroepen vereiste kwalificaties. In de uitoefening van die beoordelingsvrijheid moeten de lidstaten echter het door die bepaling nagestreefde doel, namelijk te garanderen dat de vrijstelling uitsluitend geldt voor gezondheidskundige verzorging die gelet op de beroepsopleiding van de zorgverleners voldoende kwaliteitsniveau heeft, alsmede het beginsel van fiscale neutraliteit in acht nemen. In de genoemde uitspraak werd geoordeeld dat een nationale regeling die het beroep van psychotherapeut uitsluit van de omschrijving van paramedische beroepen, slechts dan in strijd is met dat doel en dat beginsel voor zover - hetgeen door de verwijzende rechter moet worden nagegaan - de psychotherapeutische behandelingen zouden zijn vrijgesteld van btw indien zij door psychiaters, psychologen of elk ander (para)medisch beroep werden uitgevoerd, hoewel zij, wanneer zij door psychotherapeuten worden verleend, gelet op de beroepskwalificaties van deze laatste, van een gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht.
3.4 Uit de onder 3.3 bedoelde uitspraak volgt dat wanneer de diensten van een klassiek homeopaat vrijgesteld zijn, indien zij door een arts of andere beoefenaar van een beroep waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet BIG (hierna: BIG-beroepsbeoefenaar) worden uitgevoerd, deze diensten niet van de vrijstelling kunnen worden uitgesloten wanneer zij worden verleend door een klassiek homeopaat, die niet tevens BIG-beroepsbeoefenaar is, terwijl deze diensten gelet op de beroepskwalificaties van deze laatste, van een gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht. Hetgeen partijen verdeeld houdt, is of de diensten van eiseres van gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht in vorenbedoelde zin en of daarom sprake is van schending van het neutraliteitsbeginsel.
3.5 De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij niet de dupe mag worden van het feit dat verweerder de kwaliteit van de door haar verleende diensten niet kan beoordelen. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Wet OB van toepassing is, op eiseres rust. Gelet op het hiervoor overwogene is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat haar diensten gelet op de beroepskwalificaties, van gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht als wanneer deze door een klassiek homeopaat worden verricht die tevens een BIG-beroepsbeoefenaar is.
3.6 Aan eiseres kan worden toegegeven dat de kwaliteit van de behandeling niet uitsluitend kan worden afgeleid van de vooropleiding die iemand heeft genoten. Daar stelt de rechtbank echter tegenover dat de vooropleiding wel een belangrijk instrument is. In de Wet BIG, die beoogt de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren, is de opleiding de belangrijkste voorwaarde voor inschrijving in het BIG-register. Ter zitting is vastgesteld dat de door eiseres gevolgde opleiding (thans) geen publiekrechtelijk erkende HBO-opleiding betreft. Hoewel een publiekrechtelijke erkenning van een gevolgde opleiding een belangrijke indicatie zou zijn geweest, staat het ontbreken daarvan er niet aan in de weg dat eiseres anderszins de gelijkwaardigheid van het niveau van haar beroepskwalificaties aannemelijk maakt. De rechtbank acht eiseres hierin niet geslaagd. Het feit dat de door haar gevolgde opleiding is erkend door de NVKH kan aan dit oordeel niet afdoen nu deze vereniging niet kan worden aangemerkt als een onafhankelijke en door anderen dan haarzelf erkende (keur)instantie. De kwaliteitsnormen die de NVKH nastreeft, hoe uitvoerig deze ook zijn, zijn door haarzelf opgesteld. Het tuchtrecht is weliswaar belegd bij een commissie die zelfstandig opereert en wordt voorgezeten door een onafhankelijk jurist, maar de overige twee leden van de tuchtcommissie dienen homeopaten te zijn die lid zijn van de NVKH. De maatregelen die ingevolge het tuchtrecht genomen kunnen worden, kunnen naast waarschuwing, berisping en boete hoogstens het lidmaatschap (schorsing, uitzetting, ontzegging) van de NVKH behelzen. De rechtbank overweegt dat een klassiek homeopaat die tevens BIG-beroepsbeoefenaar is, gebonden is aan de voor hem of haar bij of krachtens wet gestelde (gedrags)regels, welke regels in belangrijke mate de kwaliteit van de door BIG-beroepsbeoefenaren uitgevoerde handelingen waarborgen. BIG-beroepsbeoefenaren zijn tevens onderworpen aan het wettelijke tuchtrecht dat maatregelen kan behelzen betreffende de inschrijving in het BIG-register (schorsing, ontzegging, doorhaling) hetgeen een verbod op het voeren van de betreffende beroepstitel meebrengt. In een soortgelijke objectieve kwaliteitswaarborging is ten aanzien van niet BIG-beroepsbeoefenaren, zoals eiseres, niet voorzien. Dat eiseres, naar zij heeft gesteld, een collega kan vervangen die klassiek homeopaat en tevens BIG-beroepsbeoefenaar is, zonder dat de klanten verschil in dienstverlening merken, is daartegenover naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aannemelijk te achten dat de kwaliteit van de dienstverlening, gelet op de beroepskwalificaties, van gelijkwaardige kwaliteit is. De rechtbank betrekt hierin tevens verweerders -niet door eiseres betwiste- stelling, dat de dienstverlening die wordt verleend door iemand die tevens BIG- beroepsbeoefenaar is, het mogelijk maakt een ziektebeeld in een breder perspectief te plaatsen waarbij ook andere behandelmethoden kunnen worden overwogen.
3.7 Uit het voorgaande volgt dat eiseres er naar het oordeel van de rechtbank niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de kwaliteit van de door haar verleende diensten van een gelijkwaardige kwaliteit zijn dan die welke worden uitgevoerd door een klassiek homeopaat/BIG-beroepsbeoefenaar. Een schending van het neutraliteitsbeginsel is dan ook niet aan de orde. Het gelijk is in zoverre aan verweerder.