ECLI:NL:RBLEE:2010:BN8463

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1684
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening kapvergunning door voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 22 september 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden had op 27 juli 2010 vergunning verleend voor het vellen van drie bomen in de 3e Saskiadwarsstraat en de Saskiastraat. [Verzoeker], een buurtbewoner, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 8 september 2010 is [verzoeker] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het college vertegenwoordigd was door gemachtigden. Ook de vergunninghouder, Elkien, was aanwezig met hun advocaat en enkele vertegenwoordigers.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat [verzoeker] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij niet in de nabijheid van de te kappen bomen woont en geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zijn belanghebbendheid zouden rechtvaardigen. Hierdoor kon de voorzieningenrechter niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de kapvergunning. De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de schorsende werking van het bezwaar tegen de kapvergunning niet kan worden opgeheven door het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het verzoek enkel door [verzoeker] is ingediend en hij geen belanghebbende is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de kapvergunning al geschorst was op basis van de aan de vergunning verbonden voorschriften. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en de beslissing is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/1684
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2010 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[verzoeker], wonende te [woonplaats],
verzoeker (hierna: [verzoeker]),
gemachtigde: mr. E.A. van Wieren, advocaat te Leeuwarden,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigden: A.J. Grondsma, Mulder en Van der Velde, allen werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juli 2010 heeft het college Elkien, voor zover in deze zaak van belang, vergunning verleend voor het vellen van een els aan de 3e Saskiadwarsstraat ter hoogte van huisnummer 5, een spar aan de 3e Saskiadwarsstraat ter hoogte van huisnummer 10 en een berk op perceel Saskiastraat 11. [verzoeker] en een aantal andere buurtbewoners hebben daartegen bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft [verzoeker] zich bij brief van 31 augustus 2010 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om met toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft Elkien aangemerkt als belanghebbende partij.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 8 september 2010. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens het college zijn voornoemde gemachtigden verschenen. Namens Elkien zijn mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en [X] en [Y] verschenen.
Motivering
Inleidende overwegingen
1.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [verzoeker] te kunnen ontvangen.
1.3 Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
1.4 Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
Beoordeling van het verzoek
2.1 De voorzieningenrechter constateert dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening enkel is ingediend door [verzoeker]. Ter zitting heeft [verzoeker] weliswaar verklaard dat hij het verzoek mede heeft ingediend namens een aantal andere buurtbewoners, maar het verzoek is niet door hen ondertekend en de afgegeven machtiging ziet enkel op het maken van bezwaar tegen de kapvergunning en niet op het indienen van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.2 De voorzieningenrechter constateert voorts dat [verzoeker] woont in de [A-straat], terwijl de kapvergunning is verleend voor het vellen van twee bomen in de 3e Saskiadwarsstraat en één boom in de Saskiastraat. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat [verzoeker] vanuit zijn woning zicht heeft op de te kappen bomen of op geringe afstand van de bomen woont. Nu door [verzoeker] geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan hij desondanks als belanghebbende aangemerkt zou moeten worden, is hij naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen belanghebbende bij de verleende kapvergunning. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt daarom dat het bezwaar van [verzoeker] tegen de kapvergunning niet-ontvankelijk verklaard zal moeten worden.
2.3 Voorts overweegt de voorzieningen rechter dat het college aan de kapvergunning onder meer - voor zover in deze zaak van belang - het voorschrift heeft verbonden dat kappen pas is toegestaan "nadat de vergunning definitief onherroepelijk is geworden, oftewel pas nadat:
a) de bezwaar- of beroepstermijn voor derden is verstreken zonder dat bezwaar of beroep is ingediend;
b) beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening;
c) beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan."
2.4 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient dit voorschrift aldus te worden uitgelegd dat het maken van bezwaar en het instellen van beroep tegen de kapvergunning schorsende werking hebben en dat deze schorsende werking kan worden opgeheven door het treffen van een daartoe strekkende voorlopige voorziening. In dit geval is door meerdere buurtbewoners, onder wie [verzoeker], bezwaar gemaakt tegen de kapvergunning, zodat de kapvergunning in ieder geval is geschorst tot zes weken nadat het college een besluit op bezwaar heeft genomen, tenzij deze schorsing wordt opgeheven. Bij deze uitspraak wordt weliswaar beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker], maar dit leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot het opheffen van de schorsende werking van de gemaakte bezwaren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan een beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening enkel leiden tot het opheffen van de schorsende werking van de gemaakte bezwaren, indien een voorlopig oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van de verleende kapvergunning. Het thans voorliggende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is enkel ingediend door [verzoeker]. Gelet op het feit dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij de kapvergunning, komt de voorzieningenrechter niet toe aan het geven van een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van de kapvergunning.
2.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de kapvergunning reeds is geschorst op grond van het onder 2.3 vermelde voorschrift en dat deze uitspraak de schorsing niet opheft. Dit betekent dat Elkien geen gebruik mag maken van de kapvergunning. Hieruit volgt dat [verzoeker] en de overige bezwaarmakers geen spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding in te stemmen met het door [verzoeker] ter zitting gedane voorstel om alsnog een machtiging over te leggen waaruit blijkt dat het verzoek om voorlopige voorziening mede namens een enkele andere buurtbewoners is ingediend, die wel in de 3e Saskiadwarsstraat en de Saskiastraat wonen.
2.6 Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.
Proceskosten
3. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De voorzieningenrechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2010.
w.g. F.F. van Emst
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.