ECLI:NL:RBLEE:2010:BN4386

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1354 en AWB 10/1355
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking aanmelding voor opleiding fysiotherapie wegens niet tijdig verstrekken bewijs voltooide vooropleiding

In deze zaak gaat het om de intrekking van de aanmelding van [X] voor de opleiding fysiotherapie aan de Hogeschool Utrecht voor het studiejaar 2010-2011. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft de aanmelding ingetrokken omdat [X] niet tijdig het bewijs van haar voltooide vooropleiding, in de vorm van een gewaarmerkt afschrift van haar cijferlijst en diploma, heeft ingediend. Op 6 juli 2010 heeft de DUO aan [X] meegedeeld dat haar aanmelding was ingetrokken, waarop [X] op 13 juli 2010 bezwaar heeft gemaakt. Verzoekster, de wettelijk vertegenwoordiger van [X], heeft op 5 augustus 2010 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [X] haar HAVO-diploma op 1 juli 2010 heeft ontvangen, maar dat zij de benodigde documenten niet tijdig heeft opgestuurd. De DUO had aangegeven dat de stukken vóór 5 juli 2010 moesten worden ontvangen, maar [X] heeft deze pas op 3 juli 2010 ter post bezorgd zonder gebruik te maken van aangetekende verzending. De voorzieningenrechter oordeelt dat [X] het risico van het niet ontvangen van de stukken door de DUO heeft aanvaard. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de DUO terecht heeft afgezien van een hoorzitting, omdat de aanmelding als vervallen wordt beschouwd indien de stukken niet tijdig zijn ingediend.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is op 18 augustus 2010 openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend voor het verzoek om voorlopige voorziening, maar voor de hoofdzaak staat hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummers: AWB 10/1354 en AWB 10/1355
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 augustus 2010 op grond van artikel 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam verzoekster], als wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter [naam dochter],
wonende te [woonplaats verzoekster],
verzoekster,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder,
gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes, werkzaam bij de Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
Procesverloop
Bij brief van 6 juli 2010 heeft verweerder, namens deze de Directeur Onderwijsservice van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: de DUO), [naam dochter] (hierna: [X]) meegedeeld dat de DUO haar aanmelding voor de opleiding fysiotherapie aan de Hogeschool Utrecht voor het studiejaar 2010-2011 heeft ingetrokken en dat zij niet kan deelnemen aan de verdere selectieprocedure. Tegen dit besluit heeft [X] op 13 juli 2010 bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoekster zich namens [X] bij brief van 5 augustus 2010 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder nummer 10/1354. Bij besluit van 6 augustus 2010 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoekster namens [X] beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is bekend onder registratienummer 10/1355.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 17 augustus 2010. [X] is daarbij verschenen, bijgestaan door haar stiefvader [naam stiefvader]. Verzoekster is met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Motivering
Feiten
1.1 [X] heeft zich aangemeld voor de opleiding B Opleiding tot Fysiotherapeut aan de Hogeschool Utrecht voor het studiejaar 2010-2011. [X] heeft in 2010 de vooropleiding HAVO met goed gevolg afgelegd. Zij heeft deze opleiding genoten aan de Christelijke Scholengemeenschap (CSG) Comenius te Leeuwarden.
1.2 Bij brief van 1 mei 2010 heeft de DUO [X] meegedeeld dat voor de opleiding waarvoor zij zich heeft aangemeld moet worden geloot. Voorts is meegedeeld dat de DUO een gewaarmerkte kopie van haar cijferlijst en diploma nodig heeft om haar in de tweede helft van juli 2010 de uitslag van de selectieprocedure te kunnen sturen en dat de DUO (één van) deze documenten nog niet heeft ontvangen. Bij deze brief is verwezen naar de brochure met de titel "Aanmelden studie: alles over opleidingen met een loting" (hierna: de brochure) op www.ocwduo.nl. [X] dient volgens de brochure de gevraagde stukken vóór 23 juni 2010 in te zenden.
1.3 Bij brief van 23 juni 2010 heeft de DUO [X] meegedeeld dat nog niet de benodigde kopie van haar cijferlijst, diploma of een ander bewijsstuk van haar voltooide vooropleiding is ontvangen. Daarbij is [X] verzocht om vóór 5 juli 2010 het bedoelde bewijsstuk of de antwoordkaart "Verlate inzending" op te sturen, op straffe van intrekking van haar aanmelding. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat op de antwoordkaart aangegeven kan worden waarom de inzending van het bewijsstuk verlaat is, bijvoorbeeld in verband met het moeten afleggen van een herexamen.
1.4 [X] heeft haar HAVO-diploma met behorende cijferlijst op donderdag 1 juli 2010 in ontvangst genomen tijdens de officiële diploma-uitreiking van de CSG Comenius. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij al op 27 juni 2010 wist dat zij geslaagd was. Voorts heeft zij verklaard dat zij zelf de stukken op zaterdag 3 juli 2010 op Ameland ter post heeft bezorgd.
1.5 Aan de intrekking van de aanmelding ligt ten grondslag dat de DUO het bewijsstuk van de door [X] voltooide vooropleiding (het diploma en de cijferlijst) niet binnen de gestelde termijn heeft ontvangen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de intrekking van de aanmelding gehandhaafd, met dien verstande dat in het bestreden besluit is aangegeven dat in de administratie van de DUO in het geheel geen stukken zijn aangetroffen.
Geschil
2.1 In geschil is of de door de DUO verlangde stukken tijdig, dat wil zeggen vóór 5 juli 2010, aan de DUO zijn gezonden. Verzoekster en [X] beantwoorden deze vraag bevestigend. Verweerder beantwoordt die vraag ontkennend.
Beoordeling van het geschil
3.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [X] te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
3.2 Indien, zoals in het onderhavige geval, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
3.3 De opleiding die [X] wenst te volgen is een zogenoemde fixusopleiding. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder e, van de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs (hierna: de Regeling) wordt hier onder verstaan een opleiding waarvoor krachtens artikel 7.53 of artikel 7.56 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) een toelatingsbeperking geldt. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder f, van de Regeling wordt onder gegadigde verstaan degene die zich als student voor de eerste maal voor de propedeutische fase van een bepaalde opleiding wil laten inschrijven. Ingevolge artikel 6 van de Regeling -voor zover hier van belang- is bepaald dat de aanmelding voor een fixusopleiding geschiedt vóór 15 mei.
3.4 Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling bepaalt dat de gegadigde die zich heeft aangemeld, vóór 23 juni aan de minister een gewaarmerkt afschrift van zijn cijferlijst zendt. Indien de gegadigde voor dit tijdstip niet over dit bewijsstuk beschikt, verklaart hij schriftelijk aan de minister om welke reden toezending van dit bewijsstuk op een later tijdstip geschiedt. Dit volgt uit artikel 7, derde lid, van de Regeling. Na toepassing van het derde lid zendt de gegadigde aan de minister vóór 5 juli een gewaarmerkt afschrift van zijn cijferlijst behorend bij een in Nederland behaald diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs. Dit volgt uit artikel 7, vierde lid, aanhef en onder a, van de Regeling.
3.5 Artikel 11 van de Regeling bepaalt dat indien de gegadigde niet binnen de gestelde termijnen heeft voldaan aan de bepalingen van paragraaf 3 van dit hoofdstuk, de aanmelding als vervallen wordt beschouwd.
3.6 De stukken die volgens [X] op zaterdag 3 juli 2010 ter post zijn bezorgd, zijn niet aangetekend verzonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [X] daarmee het risico van het niet ontvangen door de DUO van de stukken en het niet kunnen leveren van het bewijs dat de stukken tijdig, dat wil zeggen vóór 5 juli 2010, ter post zijn bezorgd, aanvaard (vgl. LJN: BN3186). De enkele verklaring van [X] dat zij de stukken op zaterdag 3 juli 2010 ter post heeft bezorgd, is onvoldoende om door haar aannemelijk gemaakt te achten dat de stukken op die dag ter post zijn bezorgd. Dat in de brochure op pagina 11, onder het kopje "Handige tips", niet is geadviseerd de stukken per aangetekende post te verzenden, kan [X] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet baten. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een aankomend student, zoals [X], om er zorg voor te dragen dat de voor een aanmelding en de verdere (selectie)procedure noodzakelijke gegevens de DUO tijdig bereiken. Wanneer er voor gekozen wordt dergelijke stukken niet aangetekend te verzenden en deze vervolgens niet worden ontvangen door de instelling voor wie zij bestemd zijn, is dit een omstandigheid die voor rekening en risico van de verzender komt. Dat de periode tussen de datum waarop [X] haar diploma en bijbehorende cijferlijst in ontvangst heeft genomen en de uiterste datum waarop deze stukken ingezonden hadden moeten worden betrekkelijk kort is, doet hier niet aan af. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er op dat [X], na op 27 juni 2010 vernomen te hebben dat zij was geslaagd, bij haar school een voorlopige cijferlijst had kunnen opvragen en een bewijs dat zij was geslaagd voor de HAVO om deze stukken alvast in te zenden.
3.7 De voorzieningenrechter oordeelt verder dat verweerder heeft kunnen afzien van het horen van [X] (al dan niet tezamen met verzoekster en/of [naam stiefvader]), alvorens te beslissen op het bezwaarschrift. Nu [X] de stukken niet per aangetekende post heeft verzonden, de verzending ook overigens niet aannemelijk is gemaakt en verweerder niets heeft ontvangen, kon verweerder afzien van een hoorzitting. Hierbij komt dat, indien de verlangde stukken niet, althans niet tijdig, zijn ingezonden, de aanmelding als vervallen wordt beschouwd. Een nadere belangenafweging vindt in zo'n situatie niet plaats. Een hoorzitting waarbij [X] haar belang bij een voortzetting van de selectieprocedure, ondanks het niet hebben voldaan aan de termijn voor inzending van de benodigde stukken, had willen onderstrepen, had het vervallen van de aanmelding derhalve niet kunnen voorkomen.
3.8 Resumerend is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 11 van de Regeling, verweerder de aanmelding van [X] terecht heeft ingetrokken. Het beroep is derhalve ongegrond. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat geen aanleiding, zodat het verzoek wordt afgewezen.
Proceskosten
4.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2010.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. E.M. Visser
Tegen de uitspraak in het verzoek om een voorlopige voorziening met registratienummer
AWB 10/1354 kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Tegen de uitspraak in de hoofdzaak met registratienummer AWB 10/1355 staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt.