Beoordeling van het geschil
4.1 Met partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de brief van 14 oktober 2009 een besluit is in de zin van de Awb. Het college heeft Timpaan voor meer dan drie achtereenvolgende jaren subsidie verstrekt voor (in hoofdzaak) dezelfde voortdurende activiteiten. Daarom kon de (gedeeltelijke) weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak wegens veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten, ingevolge artikel 4:51, eerste lid, van de Awb, slechts geschieden met inachtneming van een redelijke termijn. De omstandigheid dat het Bolwerk en de daarvoor benodigde financiering met ingang van 2009 zijn overgegaan van Timpaan naar het CvK is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een veranderde omstandigheid in vorenbedoelde zin. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat in dat kader een aankondiging dat een subsidie in de toekomst (gedeeltelijk) zal worden geweigerd (zoals de brief van 14 oktober 2009), een besluit in de zin van de Awb is. Daarom heeft het college het bezwaar van Timpaan tegen de brief van 14 oktober 2009 terecht ontvankelijk geacht. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar een uitspraak van de ABRvS van 24 april 2002 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN AE1842).
4.2 De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in dit geval een redelijke termijn in acht heeft genomen. Het college heeft reeds per brief van 24 november 2008 aangekondigd voornemens te zijn de subsidie in de toekomst gedeeltelijk te weigeren (zie overweging 2.4). Dit voornemen heeft hij per brief van 1 juli 2009 nogmaals bevestigd. Daarom kan de termijn van ongeveer twee en een halve maand die uiteindelijk is gesteld in het besluit van 14 oktober 2009 niet onredelijk worden geacht.
4.3 Ten aanzien van de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het gedeeltelijk weigeren van de voor het jaar 2010 aangevraagde subsidie overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.4 Het college heeft de gedeeltelijke weigering gebaseerd op het rapport van DSP en het feit dat Timpaan geen gegevens heeft aangedragen waaruit blijkt dat dit rapport onjuist is of waaruit blijkt dat de middelen, waarmee het tekort van het Bolwerk over het jaar 2008 is aangevuld, niet bestaan uit door het college voor andere activiteiten verleende subsidie. De voorzieningenrechter stelt vast dat het onderzoek van DSP was gericht op de financiële consequenties van de overgang van het Bolwerk van Timpaan naar het CvK en derhalve niet op het beantwoorden van de vraag of Timpaan de door het college verleende budgetsubsidie op juiste wijze heeft besteed. Hoewel Timpaan heeft meegewerkt aan het onderzoek en een deel van de in het rapport verwerkte gegevens van haar afkomstig zijn, kan niet worden geoordeeld dat - zoals het college stelt - het rapport een door Timpaan onderschreven, gezamenlijke conclusie bevat. Voorts bevat het rapport slechts zeer beperkte gegevens betreffende de exploitatie van het Bolwerk in het jaar 2008. In de brief van [X] van 7 juni 2010 wordt nader uiteengezet waarop deze gegevens zijn gebaseerd. Daaruit blijkt onder meer dat de gegevens voor het jaar 2008 zijn gebaseerd op de reconstructie die DSP heeft gemaakt van de begroting van het Bolwerk voor het jaar 2007. In het kader van deze reconstructie zijn de geraamde kosten uitgesplitst in personeelskosten, energielasten, overige huisvestingslasten, activiteitenkosten en organisatiekosten. Deze kosten zijn niet nader gespecificeerd. Ook blijkt niet dat deze kosten zijn geverifieerd aan de hand van financiële stukken. Hetzelfde geldt voor inkomsten. Ten aanzien van de besteding van de aan Timpaan verleende subsidie voor andere activiteiten dan de exploitatie van het Bolwerk bevatten het rapport en de genoemde brief in het geheel geen gegevens. Gelet op de voorgaande vaststellingen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het rapport van DSP onvoldoende grond oplevert om de voor het jaar 2010 aangevraagde subsidie gedeeltelijk te weigeren. De hoogte van de aangevraagde subsidie is gekoppeld aan de activiteiten die Timpaan voor die subsidie dient te verrichten. Gelet op het feit dat DSP geen onderzoek heeft gedaan naar de manier waarop Timpaan de aan haar verleende subsidie voor andere activiteiten dan de exploitatie van het Bolwerk heeft besteed, kan uit het rapport van DSP niet worden afgeleid dat Timpaan deze andere activiteiten in 2007 en 2008 voor minder subsidie kon verrichten dan in die jaren is verleend en in het jaar 2010 (en de daarna volgende jaren) voor minder subsidie zal kunnen verrichten dan is aangevraagd. Timpaan heeft, ondanks de daartoe geboden gelegenheid, weliswaar nauwelijks gegevens aangeleverd, maar dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende grond om te oordelen dat het tekort van het Bolwerk in het jaar 2008 en de jaren daarvoor is aangevuld met subsidie die is verleend voor andere activiteiten. In dit kader acht de voorzieningenrechter mede van belang dat Timpaan jaarlijks een accountantsverklaring heeft overgelegd en dat deze verklaringen nooit aanleiding hebben gegeven voor het doen van nader onderzoek.
4.5 Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt heeft kunnen stellen dat Timpaan door de overgang van het Bolwerk naar het CvK in het jaar 2010 en de daarop volgende jaren € 116.616,00 minder subsidie nodig heeft. Hieruit volgt dat het college de bestreden besluiten naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en dat deze besluiten in strijd zijn met artikel 3:2 van de Awb.
4.6 Overeenkomstig de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet bestuurlijke lus Awb ziet de voorzieningenrechter in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op de voet van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen het voormelde gebrek in de bestreden besluiten te herstellen. Het college dient daartoe binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak nader onderzoek te doen uitvoeren door een accountant. Het onderzoek moet er in de eerste plaats op gericht zijn vast te stellen of in de jaren 2007 en 2008 sprake was van een financieel tekort bij de exploitatie van het Bolwerk en, zo ja, of dit een structureel tekort betrof en hoe hoog dit tekort jaarlijks was. In de tweede plaats dient het onderzoek erop gericht te zijn vast te stellen of Timpaan in de jaren 2007 en 2008 een eventueel tekort bij de exploitatie van het Bolwerk heeft aangevuld met gelden die afkomstig waren van subsidie die door het college aan Timpaan is verleend voor andere activiteiten en, zo ja, tot welk bedrag. Het college dient de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk mede te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Indien het college daarvan geen gebruik maakt, zal de voorzieningenrechter het onderzoek sluiten en einduitspraak doen.
4.7 De voorzieningenrechter ziet geen belemmering voor de toepassing van de bevoegdheid tot het initiëren van een bestuurlijke lus (artikel 8:51a van de Awb) in combinatie met de bevoegdheid tot het onmiddellijk doen van uitspraak in de hoofdzaak in het kader van een voorlopigevoorzieningsprocedure (artikel 8:86, eerste lid, van de Awb). De combinatie van deze bevoegdheden is in de Awb niet uitgesloten en stuit naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook overigens niet op bezwaren. Bovendien past de combinatie van deze bevoegdheden in de doelstelling van de Wet bestuurlijke lus Awb om nodeloze vertraging in de procedure tegen te gaan.
4.8 De voorzieningenrechter ziet, gelet op de betrokken belangen, geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hoewel de bestreden besluiten naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende zorgvuldig zijn voorbereid, acht de voorzieningenrechter het niet uitgesloten dat de rechtsgevolgen van deze besluiten uiteindelijk in stand kunnen blijven. Dit is afhankelijk van de uitkomst van het alsnog door een accountant te verrichten onderzoek. De noodzaak van dit nadere onderzoek vloeit onder meer voort uit het feit dat Timpaan, ondanks het feit dat het college daar voldoende gelegenheid voor heeft geboden, geen gegevens heeft verstrekt op basis waarvan de hiervoor onder 4.6 geformuleerde vragen al in een eerder stadium konden worden beantwoord. De door Timpaan in beroep overgelegde, summiere staat van baten en lasten acht de voorzieningenrechter daarvoor volstrekt onvoldoende. Door deze handelwijze heeft Timpaan zelf in de hand gewerkt dat thans nader onderzoek nodig is. Bovendien acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat Timpaan in onoverkomelijke financiële problemen zal raken, indien zij gedurende het nadere onderzoek niet kan beschikken over het geweigerde bedrag van € 116.616,00.