ECLI:NL:RBLEE:2010:BN1000

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885264-09 PROM
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en seksuele binnendringing

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1978, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 januari 2008 tot en met 23 februari 2009 ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een meisje, geboren in 1993, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 25 juni 2010 heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R.M. Schaap.

De tenlastelegging omvatte het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, wat door de rechtbank als bewezen werd verklaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot anders. De rechtbank overwoog dat, hoewel het feit ernstig was, het gevaar voor herhaling laag was en dat verdere hulpverlening niet nodig was. De verdachte had een relatie met het slachtoffer, die voortduurde tot zij zeventien jaar oud was, wat de strafbaarheid van de seksuele handelingen beïnvloedde.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren onbetaalde arbeid, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 120 dagen zou worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig was aan andere ten laste gelegde feiten en heeft hem daarvan vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van volwassenen in relaties met minderjarigen en de bescherming die de wet biedt aan jongeren tegen seksuele uitbuiting.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885264-09
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 juli 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 25 juni 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 23 februari 2009
te Drachten en/of te Roden en/of te Enschede, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn,
verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 mei 2010;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], proces-verbaalnummer 2009008921-10 (pagina's 38 t/m 48).
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 23 februari 2009 te Roden en te Enschede, met [slachtoffer] (geboren op 22 maart 1993), die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van iemand beneden de zestien jaar. Verdachte is een liefdesrelatie met een meisje aangegaan en de seksuele handelingen zijn begonnen toen zij nog maar veertien jaar oud was. Verdachte was op dat moment 29 jaar oud. De wetgever heeft jongeren tot zestien jaar willen beschermen tegen het ondergaan van verregaande seksuele handelingen zoals het seksueel binnendringen. Hieraan doet niet af dat het meisje heeft verklaard geen bezwaar te hebben gehad tegen het hebben van seks met verdachte. De mening van het meisje is in zoverre irrelevant en verdachte had zich als volwassene in overeenstemming met de maatschappelijke opvattingen, verwoord in de wet, dienen te gedragen. Dit geldt nog eens te meer nu het leeftijdsverschil met het meisje vijftien jaar is. Daarbij komt dat het meisje onder toezicht was gesteld van Bureau Jeugdzorg en uiteindelijk uit huis is geplaatst. Het meisje werd begeleid en verdachte heeft die begeleiding min of meer doorkruist. Gelet op de positie van het meisje had het verdachte duidelijk moeten zijn dat het hier om een meisje ging dat in een kwetsbare positie verkeerde.
Verdachte had als goede kennis van het meisje een verantwoordelijkheid en heeft deze volledig veronachtzaamd. Van verdachte mocht op zijn minst worden verlangd dat hij de bevrediging van zijn seksuele behoeftes ten opzichte van het meisje uitstelde totdat zij de leeftijd had bereikt waarop er in ieder geval geen wettelijke beletselen meer bestonden.
Hoewel in beginsel voor dit delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, zal de rechtbank toch anders beslissen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het gevaar voor herhaling laag is en verdere hulpverlening niet nodig is. De relatie heeft ook nog enige tijd voortbestaan toen het meisje inmiddels zeventien jaar was, waarmee het strafbare karakter van de seksuele kant van de relatie voorbij was. Al met al acht de rechtbank een werkstraf voor de maximale duur op zijn plaats.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. L.G. van Dijk, rechters, bijgestaan door L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2010.