vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 104795 / KG ZA 10-149
Vonnis in kort geding van 30 juni 2010
[X],
wonende te Wolvega,
eiser,
advocaat mr. R. Tamourt, kantoorhoudende te Heerenveen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
S.C. HEERENVEEN B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde,
advocaten mr. C.S. Huizinga en mr. J. Stoker, beiden kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [X] en SC Heerenveen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van SC Heerenveen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [X] is supporter en seizoenkaarthouder van de betaald voetbalorganisatie SC Heerenveen. SC Heerenveen is lid van de vereniging Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna: de KNVB).
2.2. SC Heerenveen hanteert een huisreglement dat verbindend is voor een ieder die een voetbalwedstrijd bezoekt met een toegangsbewijs dat via SC Heerenveen is verkregen.
2.3. Artikel 4 van het huisreglement luidt:
"De Standaardvoorwaarden van de KNVB worden hier als ingelast beschouwd en maken dus integraal deel uit van het Huisreglement van sc Heerenveen. Dit betekent dat sc Heerenveen ook zelfstandig sancties op kan leggen aan haar publiek naar aanleiding van overtreding van de standaardvoorwaarden. Bij het opleggen van een stadionverbod en/of boete is sc Heerenveen niet gebonden aan de door de KNVB ter zake gehanteerde richtlijnen."
2.4. De KNVB hanteert standaardvoorwaarden (hierna: de standaardvoorwaarden) die verbindend zijn voor een ieder die in of buiten Nederland een voetbalwedstrijd bijwoont waaraan een Nederlandse voetbalclub (die is toegelaten tot deelneming aan de competities van de sectie betaald voetbal) deelneemt, dan wel anderszins aanwezig is in of rond het stadion vóór, tijdens of na het tijdstip van aanvang van de wedstrijd. Het gaat daarbij onder meer om voetbalwedstrijden in de eredivisie, voetbalwedstrijden in het kader van de Beker en voetbalwedstrijden in binnen- en buitenland in de UEFA-Cup.
2.5. Artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden luidt, voor zover hier
van belang:
"De KNVB is gerechtigd om, (landelijke) Stadionverboden op te leggen aan een ieder die volgens een melding van een Club of het Openbaar Ministerie in of buiten het Stadion in het kader van een Evenement:
- heeft gehandeld in strijd met deze Standaardvoorwaarden;
- een strafbaar feit heeft begaan danwel ten aanzien van wie een vermoeden bestaat dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag;
- zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad, zulks onverminderd enige plicht tot schadevergoeding op grond van het civiele recht. (…)
Het voorgaande laat onverlet de bevoegdheid van Clubs om (lokale) Stadionverboden op te leggen aan een ieder die zich in of buiten haar Stadion in het kader van een Voetbalwedstrijd misdraagt."
2.6. Bij brief van 11 februari 2010 heeft SC Heerenveen aan [X], voor zover relevant, het volgende geschreven:
"(…) Afgelopen zaterdag is door ons geconstateerd dat u zich niet aan de regels hebt gehouden die gelden in en om het Abe Lenstrastadion.
U maakte deel uit van een groep die zich via het invalidenplatform richting de spelerstunnel wilde begeven. Daar werd de groep tegengehouden door stewards. Daarna werd geprobeerd langs de stewards te komen. U heeft onder meer niet voldaan aan de opvolging van de aanwijzingen van de stewards in het stadion.
Op zichzelf zou hiervoor een sanctie kunnen worden opgelegd maar zover willen wij het nu nog niet laten komen daar wij uitgaan van de goede bedoelingen van onze supporters.
Gezien uw gedrag vinden wij een waarschuwing op zijn plaats. Wij zullen in de toekomst niet schromen u een stadionverbod op te leggen indien wij constateren dat u weer gedrag vertoont dat tegen de regels van de club ingaat (…) "
2.7. SC Heerenveen heeft met de gemeente Heerenveen, de politie Fryslân en het openbaar ministerie een Convenant Gegevensuitwisseling Voetbalvandalisme Heerenveen 2009-2010 (hierna: het convenant) gesloten.
2.8. Het convenant luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…) Artikel 5: Vertrouwelijkheid
1. De uitgewisselde informatie heeft een vertrouwelijk karakter, waarbij in verband met de privacy van personen een geheimhoudingsplicht geldt.
2. Gegevens mogen niet worden overgedragen of ter beschikking gesteld worden aan niet-convenantpartners.
(…)
Artikel 6: Rechten van betrokkenen
1. Convenantpartners respecteren de rechten van betrokkenen. Alle geldende wet- en regelgeving op dit punt wordt in acht genomen. Het gaat dan om het inzagerecht en de informatieplicht van de convenantpartners op grond van de Wbp. Uitzonderingen hierop kunnen alleen gebaseerd worden op toetsing aan art. 43 van de Wbp, waarin onder meer gewezen wordt op het belang van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten en de bescherming van de betrokkene of van rechten en vrijheden van anderen.(…)"
2.9. Op 20 februari 2010 is er in Waalwijk voorafgaand aan de voetbalwedstrijd RKC Waalwijk - SC Heerenveen een gewelddadige confrontatie geweest tussen een groep supporters van SC Heerenveen en een groep supporters van RKC Waalwijk.
2.10. In het kader van het convenant heeft SC Heerenveen van de politie Fryslân een op 17 maart 2010 door verbalisanten [A en B], beiden hoofdagent van politie, Team Heerenveen, op ambtseed opgemaakt proces-verbaal ontvangen waarin, voor zover hier van belang, het volgende gerelateerd:
(…) Op 20 februari 2010 (…) waren wij verbalisanten (…) belast met de
supportersbegeleiding van SC Heerenveen supporters in Waalwijk. (…) Omstreeks 14:00 uur kregen wij van de politie Waalwijk door dat de Heerenveen supporters in Waalwijk waren gearriveerd en dat ze op de eerste verdieping van het Stadscafé d'n Leste aan de markt (…) te Waalwijk zaten. (…) Wij zijn daarna het café ingelopen om een indruk te krijgen wie allemaal ter plaatse waren. In het café troffen wij de ons ambtshalve bekende (…) [X] (…) [Y] (…). Het was de bedoeling dat ik de Heerenveen supporters zou verzoeken in zuidelijke richting naar hun auto te lopen. Ik [A] zag toen de Heerenveen supporters uit het café komen. Meerdere supporters trokken hun capuchons over hun hoofd en liepen snel richting het zuiden. (…) Plotseling begonnen de Heerenveen supporters te rennen en te schreeuwen. (…) Wij renden achter de groep aan (…) Toen wij verder liepen zagen we rechts van ons een steeg die leidde naar een klein pleintje. Het was ons bekend dat dit pleintje was gelegen achter het RKC café. Daar hoorden wij schreeuwen en zagen o.a. stenen door de lucht vliegen. Ter plaatse hebben wij een aantal bekenden waaronder (…) [X] (…) aangesproken zich te verwijderen. (…) en [X] stonden op dat moment achterin de groep. (…) Het was een zeer hectische situatie. Wij zagen o.a. (….) [Y] bij de schermutseling. (…) Er werden allerlei dingen naar elkaar gegooid en er lagen broekriemen op de grond. Er werd aan bouwhekken getrokken. Toen wij tussen beide supporters groepen in kwamen zag ik [A] dat (…) met zeer veel verbaal geweld de RKC supporters uitdaagden. Zij weigerden ook te vertrekken. Na een minuut of tien lukte het ons de Heerenveen supporters terug te drijven onder dreiging van de wapenstok. (…) Ik [A] hoorde van steward [Z] dat [X] al vroeg in het stadion was. (…)"
2.11. Bij brief van 6 april 2010 heeft SC Heerenveen aan [X], voor zover relevant, het volgende geschreven:
"(…) Betreft: lokaal stadionverbod (…)
Bij brief van 11 januari 2010 bent u aangesproken op uw gedrag bij de wedstrijd van sc Heerenveen - FC Utrecht van vijf dagen daarvoor. (…) In voormelde brief heeft u daarom een waarschuwing gekregen.
Inmiddels hebben wij van de politie tevens informatie ontvangen dat u op 20 februari jl. betrokken was bij ongeregeldheden in het centrum van Waalwijk vooraf aan de wedstrijd RKC - sc Heerenveen. U maakte hierbij deel uit van een groep Heerenveen supporters die de zware confrontatie is aangegaan met een groep RKC supporters. (…)
Hiermee heeft u persoonlijk bijgedragen aan het schaden van het aanzien en/of belang van het betaalde voetbal en dat van sc Heerenveen in het bijzonder.
Aangezien u reeds gewaarschuwd was en dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, weigeren wij u nu voor langere duur de toegang tot het Abe Lenstra stadion, alsmede de voor sc Heerenveen publiek bestemde vakken bij uitwedstrijden. Wij achten in dit verband conform de richtlijnen van de KNVB een stadionverbod van 12 maanden gerechtvaardigd. In verband hiermee is uw seizoenkaart inmiddels geblokkeerd. (…)"
3.1. [X] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad intrekking van het opgelegde stadionverbod binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een door SC Heerenveen te verbeuren dwangsom van € 2.500,-- per dag, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, voor elke keer dat SC Heerenveen in gebreke blijft aan deze uit te spreken veroordeling te voldoen, met veroordeling van SC Heerenveen in de kosten. [X] heeft daartoe primair gesteld dat SC Heerenveen niet de bevoegdheid had om een stadionverbod voor de duur van twaalf maanden op te leggen en dat het stadionverbod derhalve geen rechtsgrond (meer) heeft. Subsidiair heeft [X] gesteld dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan enig wangedrag en voorts dat, nu SC Heerenveen het onderliggende dossier niet aan [X] wil verstrekken, er sprake is van een zodanige schending van het beginsel van equality of arms dat het stadionverbod enkel daarom al dient te worden opgeheven.
3.2. SC Heerenveen voert verweer.
3.3. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering van [X] strekt ertoe dat de voorzieningenrechter SC Heerenveen veroordeelt tot intrekking van het door haar opgelegde stadionverbod. [X] heeft onweersproken gesteld dat hij op 3 juli 2010 de eerstvolgende wedstrijd van SC Heerenveen bij wil wonen en vervolgens de start van het nieuwe seizoen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat daarmee voldoende vast dat een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.2. SC Heerenveen heeft tot haar verweer aangevoerd dat zij de bevoegdheid tot het opleggen van het stadionverbod aan een ieder die zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad aan art. 4 van het huisreglement in combinatie met art. 10.2 van de standaardvoorwaarden.
4.3. [X] heeft gesteld dat SC Heerenveen in dit geval niet bevoegd is om op basis van art. 10.2 van de standaardvoorwaarden een stadionverbod op te leggen nu de onderhavige misdragingen niet in Heerenveen in of in de omgeving van het eigen stadion, maar in Waalwijk hebben plaatsgevonden. Met [X] is de voorzieningenrechter van oordeel de zinsnede 'in of buiten haar stadion' in art. 10.2 van de standaardvoorwaarden in dit geval gelezen dient te worden als in of in de (directe) omgeving van het Abe Lenstra stadion en dat daarvan in dit geval geen sprake is. Met art. 4 van het huisreglement heeft SC Heerenveen echter voor zichzelf de bevoegdheid gecreëerd om een stadionverbod op te kunnen leggen in alle gevallen waarin de KNVB op basis van de standaardvoorwaarden een stadionverbod op kan leggen. Anders dan [X] stelt is er daarmee geen exclusieve KNVB-bevoegdheid. Op grond daarvan is de voorzieningenrechter van oordeel dat SC Heerenveen bevoegd is om zelfstandig stadionverboden op te leggen op basis van overtreding van hetgeen is bepaald in art. 10.2 van de standaardvoorwaarden. Hetgeen [X] gesteld heeft ten aanzien van art. 3.1 van het huisreglement kan buiten bespreking blijven, nu de maatregel niet op dat artikel is gebaseerd.
4.4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat SC Heerenveen bij de beoordeling van de vraag of een supporter zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat de beslissing van SC Heerenveen door de voorzieningenrechter slechts marginaal kan worden getoetst. Voor gebruikmaking van de bevoegdheid dienen wel voldoende feiten te worden gesteld die deze beslissing kunnen rechtvaardigen.
4.5. SC Heerenveen heeft ter zitting verklaard dat het stadionverbod is gebaseerd op het hiervoor onder 2.10. aangehaalde proces-verbaal van politie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [X] aanvankelijk met reden heeft geklaagd dat dit proces-verbaal niet aan hem ter beschikking werd gesteld. Daartoe oordeelt de voorzieningenrechter het onder 2.7. genoemde convenant weliswaar in beginsel verbiedt dat SC Heerenveen de op basis van dat convenant door de politie aan haar verstrekte gegevens aan niet-convenantpartners ter beschikking stelt, maar dat op dit uitgangspunt op grond van art. 6 lid 1 een uitzondering kan worden gemaakt. Op grond daarvan had SC Heerenveen het, nu vlak voor de zitting alsnog ingebrachte proces-verbaal waarin de namen van andere niet in deze zaak betrokken personen onleesbaar zijn gemaakt, op verzoek van [X] aan hem ter beschikking kunnen en moeten stellen. Nu SC Heerenveen deze gegevens, zij het in een zeer laat stadium, alsnog aan [X] ter beschikking heeft gesteld, weet [X] waartegen hij zich moet verdedigen en verwerpt de voorzieningenrechter de stelling dat er sprake is van schending van het beginsel van equality of arms. De voorzieningenrechter is van oordeel dat SC Heerenveen terecht met een beroep op de Wet bescherming persoonsgegevens de namen van andere personen in het proces-verbaal onleesbaar heeft gemaakt en dat [X] daardoor niet zodanig in zijn belangen wordt geschaad dat dit in strijd met de goede procesorde moet worden geoordeeld. Het staat [X] vrij om het proces-verbaal bij de opstellers daarvan dan wel het openbaar ministerie op te vragen.
4.6. [X] is met een groep van ongeveer veertig andere Heerenveen supporters met busjes naar Waalwijk gereisd om daar 's avonds de wedstrijd RKC Waalwijk - SC Heerenveen bij te wonen. Omstreeks 14.00 uur hebben zij de busjes in het centrum van Waalwijk geparkeerd en heeft de groep Heerenveen supporters gezamenlijk een café bezocht. Blijkens het genoemde proces-verbaal werd er gedurende de middag meermalen, door middel van het bonzen op ramen van het café, door diverse SC Heerenveen supporters gereageerd op RKC supporters die het café voorbij liepen. Op een bepaald moment kwam een groepje van zes SC Heerenveen supporters het café uit en daagden zij voorbij lopende RKC supporters uit door middel van woord en gebaar. Enkele malen werd het café door een aantal Heerenveen supporters verlaten die vervolgens langs een café trokken waar zich een groep RKC supporters bevond om dan weer terug te keren. Omstreeks 19.15 uur verlieten de SC Heerenveen supporters het café en even later komt het tot een geweldadige confrontatie tussen de beide supportersgroepen. Uit de door SC Heerenveen en [X] ingebrachte plattegronden en de daarop gegeven toelichtingen blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het plein achter het RKC café waar de confrontatie tussen de supportersgroepen plaatsvond niet op de route ligt van het café dat de Heerenveen supporters hadden bezocht naar de plek waar zij hun busjes hadden geparkeerd en dat het evenmin op de route van dat café naar het stadion van RKC ligt. Gelet daarop komt de voorzieningenrechter voorshands tot het oordeel dat de groep Heerenveen supporters de gewelddadige confrontatie met de RKC supporters bewust heeft opgezocht.
4.7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft SC Heerenveen in redelijkheid tot de beslissing kunnen komen dat de supporters die behoorden tot de groep die de gewelddadige confrontatie met de RKC supporters heeft gezocht reeds door hun enkele aanwezigheid in die groep en hun keuze om zich daar niet van te distantiëren zich zodanig hebben gedragen dat het aanzien en/of het belang van het betaalde voetbal en dat van SC Heerenveen in het bijzonder hebben geschaad. Aldus is SC Heerenveen naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevoegd om die supporters een stadionverbod op te leggen.
4.8. [X] betwist dat hij deel uitmaakte van de betreffende groep Heerenveen supporters die de confrontatie met de RKC supporters heeft gezocht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het onder 2.10. aangehaalde proces-verbaal dat [X] op het moment dat de verbalisanten [A] en [B] ter plaatse kwamen reeds op het betreffende pleintje achterin de groep met Heerenveen supporters stond die de geweldadige confrontatie had opgezocht. Verbalisanten hebben daarover gerelateerd dat zij op dat moment reeds hoorden schreeuwen en stenen door de lucht zagen vliegen. De voorzieningenrechter gaat derhalve voorbij aan het verweer van [X] dat hij later dan de verbalisanten bij die groep aankwam. Verbalisanten hebben [X] en enkele andere supporters aangesproken om zich te verwijderen hetgeen zij vervolgens hebben gedaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakte [X] voor dat hij door de politie werd weggestuurd deel uit van de groep die de confrontatie met RKC supporters heeft gezocht. Door zijn aanwezigheid in die groep heeft hij die groep getalsmatig versterkt en aldus bijgedragen aan het ontstaan van de confrontatie. Dat hij zich achterin die groep bevond en zich vervolgens op eerste verzoek van verbalisanten heeft verwijderd doet daar niet aan af. [X] is de gehele middag bij de groep Heerenveen supporters aanwezig geweest en hij wist derhalve wat zich gedurende de middag had afgespeeld daarop gelet had hij zich reeds voor het tot een confrontatie kwam van de groep kunnen en moeten distantiëren. Dit geldt te meer nu [X] nog geen anderhalve week voor deze confrontatie per brief een officiële waarschuwing van SC Heerenveen heeft gekregen in verband met zijn gedrag in het Abe Lenstrastadion.
4.9. Al met al komt de voorzieningenrechter voorshands tot het oordeel dat SC Heerenveen in casu de bevoegdheid heeft om [X] een stadionverbod op te leggen en dat zij dat ook in redelijkheid op basis van het genoemde proces-verbaal heeft kunnen doen. De vordering tot intrekking van het stadionverbod wordt afgewezen.
4.10. In de omstandigheid dat SC Heerenveen het proces-verbaal waarop het stadionverbod is gegrond pas naar aanleiding van het ingestelde kort geding aan [X] heeft willen overleggen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Tangenberg en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.?