ECLI:NL:RBLEE:2010:BM6821

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/831
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een hernieuwde beslissing op bezwaar na vernietiging door de Raad van State

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het niet tijdig nemen van een hernieuwde beslissing op bezwaar door de gemeente Kollumerland c.a. na een eerdere vernietiging door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde E. Broersma, had een verzoek om vergoeding van planschade ingediend, dat door de gemeente op 22 februari 2007 was afgewezen. Na een bezwaarprocedure, waarbij de gemeente op 24 januari 2008 deels gegrond en deels ongegrond verklaarde, werd het beroep van eiseres op 6 januari 2009 ongegrond verklaard. De Raad van State vernietigde echter op 4 november 2009 de beslissing van de gemeente en droeg hen op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Eiseres stelde dat de gemeente binnen acht weken na de uitspraak van de Raad van State een nieuw besluit had moeten nemen, maar dat deze termijn ruimschoots was overschreden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de nieuwe wetgeving omtrent dwangsommen en niet tijdig beslissen op 1 oktober 2009 in werking was getreden, deze niet van toepassing was op het bezwaarschrift dat vóór deze datum was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet tijdig had beslist en verklaarde het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigde het niet tijdig beslissen en droeg de gemeente op om binnen twee weken alsnog een beslissing te nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,00. Eiseres kreeg ook het betaalde griffierecht van € 150,00 vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/831
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: E. Broersma,
en
de raad van de gemeente Kollumerland c.a.,
verweerder,
gemachtigde: mr. J. Nijenhuis advocaat te Leeuwarden.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2007 heeft verweerder een verzoek van eiseres om vergoeding van planschade afgewezen. Bij besluit van 24 januari 2008 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard en de afwijzing van het verzoek gehandhaafd. Het daartegen bij de rechtbank ingestelde beroep is op 6 januari 2009 ongegrond verklaard (zaak met registratienummer 08/697).
Bij uitspraak van 4 november 2009 (zaak met nummer 200901254/1/H2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de AbRS) de uitspraak van de rechtbank vernietigd alsmede de beslissing op bezwaar van verweerder van 24 januari 2008. In zijn uitspraak heeft de AbRS bepaald dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar van eiseres dient te nemen.
Eiseres heeft op 26 april 2010 aan verweerder een ingebrekestelling verzonden, wegens het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op haar bezwaar. Vervolgens heeft eiseres op 27 april 2010 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar. Verweerder heeft dit bezwaarschrift aan de rechtbank doorgezonden om het als beroepschrift in behandeling te nemen.
Verweerder heeft op 17 mei 2010 een reactie ingediend.
Motivering
Geschil
1.1 Eiseres is van mening dat verweerder binnen 8 weken na ontvangst van de uitspraak van de AbRS een nieuw besluit op bezwaar had moeten nemen en dat de beslistermijn ruimschoots is verstreken. Eiseres is van mening dat analoog aan het overgangsrecht kan worden gesteld, dat nu de uitspraak van de AbRS is gedaan op 4 november 2009, het recht over het niet tijdig beslissen van toepassing is, zoals dit geldt vanaf 1 oktober 2009. Ingevolge artikel 4:17 Awb verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor iedere dag dat het in gebreke blijft te beslissing.
1.2 Verweerder heeft aangegeven dat een nader advies van de Stichting advisering onroerende zaken (hierna: de Saoz) nodig is, waarmee twee weken gemoeid zullen zijn. Voorts is aangevoerd dat verweerder, gelet op het vastgestelde vergaderschema, niet eerder dan op 24 juni 2010 een nader besluit op bezwaar tegen de eerdere afwijzing van het verzoek om planschade kan nemen.
Beoordeling van het geschil
2.1 Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Deze wetswijziging omvat paragraaf 4.1.3.2 (Dwangsom bij niet tijdig beslissen, de artikelen 4:17 tot en met 4:20) en afdeling 8.2.4a (Beroep bij niet tijdig beslissen, de artikelen 8:55b tot en met 8:55f) van de Awb).
2.2 Ingevolge het overgangsrecht zoals neergelegd in artikel III, eerste lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen blijft op het niet tijdig beslissen op een aanvraag die of een bezwaar- of beroepschrift dat is ingediend voor het tijdstip waarop paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Als gevolg van de uitspraak van de AbRS van 4 november 2009 is de beslissing op bezwaar van verweerder van 24 januari 2008 vernietigd en is verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Nu de datum van indiening van het bezwaarschrift bepalend is, en het bezwaarschrift vóór 1 oktober 2009 is ingediend, zijn de nieuwe dwangsombepalingen van paragraaf 4.1.3.2 Awb in dit geval niet van toepassing.
2.3 Aangezien het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit is ingediend na 1 oktober 2009, volgt uit artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, dat afdeling 8.2.4a van de Awb van toepassing is op dit beroep.
2.3 Volgens vaste jurisprudentie geldt dat voor de bepaling van de termijn waarbinnen na een rechterlijke vernietiging opnieuw op het bezwaarschrift moet worden beslist in beginsel aangesloten kan worden bij de beslistermijnen van artikel 7:10 Awb. Niet in geschil is dat de beslistermijn inmiddels is vertreken.
2.4 Omdat verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist, is het beroep van eiseres kennelijk gegrond. Voortzetting van het onderzoek is niet nodig. De rechtbank sluit het onderzoek en doet, mede gelet op artikel 24 van de Procesregeling 2008, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb.
2.5 Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid als bedoeld in het derde lid van artikel 8:55d om een andere termijn te stellen. Dat het door verweerder vermelde nader onderzoek door de Saoz nog moet plaatsvinden, ligt in de risicosfeer van verweerder. Sinds de uitspraak van de AbRS is er voldoende tijd geweest voor het formuleren van een advies en het nemen van een beslissing op bezwaar.
2.6 De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van eiseres tegen de afwijzing op haar verzoek om planschade te vergoeden;
- bepaalt dat verweerder binnen twee weken na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing op dit bezwaarschrift neemt;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee eerstgenoemde de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 150,00 aan eiseres vergoedt;
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2010.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. C.H. de Groot
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (verzetschrift) te zenden aan:
Rechtbank Leeuwarden
sector Bestuursrecht
Postbus 1702
8901 CA Leeuwarden
In het verzetschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. U kunt daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.