Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 313108 \ VZ VERZ 10-120
beschikking van de kantonrechter d.d. 12 mei 2010
De besloten vennootschap [werkgever],
hierna te noemen: [werkgever],
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekster,
gemachtigde: mr. Tj.H. Pasma,
[werknemer],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. H. de Jong.
[werkgever] heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 maart 2010, verzocht de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
Het verweerschrift van [werknemer] is binnengekomen op 20 april 2010.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 mei 2010. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
1. [werknemer] is sedert 20 november 2006 in dienst bij [werkgever], laatstelijk in de functie van machinaal houtbewerker.
2.1 [werkgever] heeft gesteld dat er sprake een gewichtige reden, bestaande uit als een wijziging in de omstandigheden aan te merken verstoorde vertrouwensrelatie, op grond waarvan zij verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden.
2.2 [werknemer] is op of omstreeks 14 september 2009 door de politie aangehouden op verdenking van een zedendelict, te weten het voorhanden hebben op zijn computer van kinderpornografisch beeldmateriaal. Hij is in voorlopige hechtenis genomen en omstreeks 24 maart 2010 weer vrijgekomen. Hij is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk. In september 2009 heeft [werkgever] [werknemer] aangeschreven dat na zijn vrijlating nader overleg zou moeten plaatsvinden over al of niet voortzetting van het dienstverband. Er is nadien tweemaal overleg geweest.
2.3 In de Leeuwarder Courant van 10 maart 2010 heeft een verslag gestaan van de strafzitting. De strafzaak heeft binnen het bedrijf van [werkgever] grote onrust doen ontstaan. De overige personeelsleden hebben te kennen gegeven niet meer met [werknemer] te willen samenwerken. Verder is [werkgever] beducht voor reputatieschade bij continueren van het dienstverband. [werknemer] kan door [werkgever] niet meer in contact worden gebracht met opdrachtgevers van het bedrijf. [werknemer] vervaardigt kozijnen en verricht opmeetwerkzaamheden bij klanten. De strafkwestie is verder ook nog niet ten einde omdat er jegens [werknemer] nog een verdenking rust met betrekking tot het in bezit hebben van dvd's met mogelijk strafwaardige inhoud. [werknemer] bagatelliseert de kwestie ten onrechte. [werknemer] heeft verder de huisregels van het bedrijf overtreden.
3.1 [werknemer] heeft verweer gevoerd. [werknemer] stelt dat er geen grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
3.2 De computer van [werknemer] is al in oktober 2008 op zijn huisadres in beslag genomen en [werknemer] heeft dit toen direct bij [werkgever] gemeld. Eind december 2009 is [werknemer] uit voorlopige hechtenis ontslagen en hij heeft toen een gesprek gehad met [werkgever] en weer een halve dag gewerkt. Kort daarop is hij weer vastgezet.
3.3 [werknemer] heeft geen gelegenheid gehad om op het bedrijf zijn verhaal te vertellen. Het krantenartikel waarop [werkgever] zich baseert doet namelijk geen recht aan het feitelijke verloop van de strafzaak. De onrust binnen het bedrijf is in de hand gewerkt door de wijze hoe men buiten [werknemer] om met de kwestie is omgegaan en hoe het verhaal is verteld. [werknemer] werkt verder alleen in de werkplaats en heeft nauwelijks contact met opdrachtgevers. Er kan op geen enkele wijze een verband met het bedrijf van [werkgever] worden gelegd in deze. [werknemer] heeft ook geen huisregels overtreden. [werkgever] heeft eerder aangegeven dat zij met [werknemer] om de tafel zou gaan zitten om één en ander te bespreken, maar dat is niet gebeurd.
Voor het geval het verzoek wordt toegewezen, verzoekt [werknemer] om toekenning van een vergoeding.
4. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
5. De kantonrechter stelt allereerst vast dat de gewraakte handelingen van [werknemer] zich volledig hebben afgespeeld in zijn privé-sfeer. Deze handelingen hebben verder ook geen enkel raakvlak met de bedrijfsactiviteiten van [werkgever] en met de functie van [werknemer]. Voorts is niet gebleken dat het bewezen verklaarde een onverenigbaarheid oplevert met verdere functievervulling door [werknemer].
6.1 Het verzoek van [werkgever] is in feite gebaseerd op drie gronden, te weten de onrust onder het personeel, de angst van [werkgever] voor negatieve reclame en overtreding van het huishoudelijk reglement.
6.2 [werkgever] heeft gesteld dat de kwestie rond de persoon van [werknemer] binnen het bedrijf is besproken, maar zij heeft niet aangegeven wat er is besproken, op welke wijze dit is gegaan en hoe zij is omgegaan met het standpunt van het overige personeel omtrent de terugkeer van [werknemer].
Het dienstverband met [werknemer] is gedurende de detentie gehandhaafd en het was te verwachten dat [werknemer] op enig moment zou terugkeren. Van een goed werkgeefster mag in een situatie als de onderhavige worden verwacht dat zij de terugkeer van een zodanige werknemer mogelijk maakt, ondanks mogelijke onrustgevoelens bij de overige personeelsleden. Het ligt op de weg van [werkgever] om aan het overige personeel op zorgvuldige wijze duidelijk te maken dat [werknemer] weer tewerkgesteld moet worden en zij zal daarbij al het mogelijke moeten doen om deze terugkeer in goede banen te leiden en onrust te voorkomen. Het is niet gebleken dat [werkgever] zich in dat kader voldoende heeft ingespannen. De afwijzende houding van het overige personeel is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. Het bewijsaanbod dat in verband hiermee nog door [werkgever] is gedaan zal dan ook worden gepasseerd.
6.3 [werkgever] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat zij bij continuering van het dienstverband met [werknemer] daadwerkelijk moet vrezen voor negatieve reclame en reputatieschade. De kantonrechter laat daarbij verder in het midden of, indien zulks anders zou zijn, dit dan zonder meer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou leiden.
6.4 Het is verder niet duidelijk geworden waaruit de overtreding van de huisregels door [werknemer] heeft bestaan en waarom dit tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te leiden. Zoals reeds is overwogen hebben de gedragingen van [werknemer] zich immers geheel buiten de werksfeer afgespeeld.
7. Gezien het vorenstaande zal het verzoek van [werkgever] worden afgewezen.
8. [werkgever] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
veroordeelt [werkgever] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [werknemer] begroot op
€ 500,-- (2 punten, € 250,-- per punt) vanwege salaris gemachtigde.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010 door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.