ECLI:NL:RBLEE:2010:BM3969

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2324
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van de Drank- en Horecawet met betrekking tot illegale bierketen in Wymbritseradiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Koninklijk Verbond Van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland (hierna: KHN) en het college van burgemeester en wethouders van Wymbritseradiel. Het KHN had beroep aangetekend tegen een besluit van het college, waarin het verzoek om handhavend op te treden tegen illegale bierketen in de gemeente werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een handhaving konden uitsluiten. De rechtbank benadrukte dat er geen concreet zicht op legalisering van de bierketen was en dat de redenen van het college om van handhaving af te zien onvoldoende zwaarwegend waren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde het college in de proceskosten van het KHN. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/2324
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
het Koninklijk Verbond Van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland, Afdeling Sneek,
eiseres,
gemachtigde: M.D. van Ewijk, werkzaam bij Bureau Eerlijke Mededinging te Woerden,
en
het college van burgemeester en wethouders van Wymbritseradiel,
verweerder,
gemachtigden: H. Gutman, A.J. Terpstra en E. Kuik, allen werkzaam bij de gemeente Wymbritseradiel.
Procesverloop
Bij brief van 31 juli 2009 heeft verweerder (hierna: het college) eiseres (hierna: het KHN) mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) betreffende de weigering om handhavend op te treden tegen een aantal in de gemeente Wymbritseradiel aanwezige illegale bierketen. Tegen dit besluit heeft het KHN beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 4 maart 2010, waarbij partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Motivering
Feiten
1.1 Bij brief van 8 februari 2008, aangevuld bij brief van 10 oktober 2008, heeft het KHN het college verzocht, voor zover hier van belang, handhavend op te treden, in hoofdzaak wegens overtreding van de Drank- en horecawet, tegen zes in de gemeente Wymbritseradiel aanwezige illegale bierketen, één in Oudega en vijf in Heeg, waarin alcoholhoudende drank wordt genuttigd.
1.2 Bij besluit van 7 april 2009 heeft het college dit verzoek afgewezen, onder verwijzing naar het Jeugdketen- en caravanbeleid gemeente Wymbritseradiel 2009. Het tegen dit besluit door het KHN gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard, overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie.
Beoordeling van het geschil
2.1 Volgens vaste rechtspraak zal, gelet op het algemeen belang dat met handhaving is gediend, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.2 Tussen partijen is niet in geschil dat de bierketen in strijd zijn met onder andere de Drank- en Horecawet, de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Voorts staat niet ter discussie dat geen concreet zicht is op legalisering van de bierketen. Het college dient derhalve handhavend op te treden, tenzij dit zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden behoort te worden afgezien.
2.3 De rechtbank is van oordeel dat de in het gemeentelijke beleid vermelde redenen om van handhavend optreden af te zien, onvoldoende zwaarwegend zijn. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de sluiting van de bierketen zal leiden tot overlast van rondhangende jongeren. Voorts heeft het college onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de plattelands- en jeugdcultuur (sociale cohesie) bij sluiting van de bierketen in het gedrang zou komen. De rechtbank vermag niet in te zien dat deze cultuur alleen dan blijft bestaan indien in de keten alcoholhoudende drank geschonken mag worden. De rechtbank overweegt verder dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gedogen van de bierketen noodzakelijk is om een ontmoetingsplek voor de jongeren te creëren. Hiertoe overweegt de rechtbank dat namens het college ter zitting is bevestigd dat in Heeg een jeugdhonk en reguliere horeca aanwezig zijn.
2.4 Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie voor Jeugd en Gezin, beleid ontwikkeld, de Handleiding ketenbeleid. De rechtbank verwerpt het betoog van het college dat voor het gedogen van de bierketen steun gevonden kan worden in dit rijksbeleid. In het beleid wordt weliswaar aandacht geschonken aan bierketen, maar dit beleid heeft betrekking op verantwoord alcoholgebruik en het voorkomen van nadelige gevolgen van alcoholgebruik, ongeacht of dit plaats vindt in bierketen of in reguliere horeca-instellingen.
2.5 Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, zodat het college niets anders rest dan handhavend op te treden.
Proceskosten
3.1 Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb zal de rechtbank het college veroordelen in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van het KHN € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep (beroepschrift één punt; verschijnen ter zitting één punt; zwaarte van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 297,00 aan het KHN vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van het KHN tot een bedrag van € 644,00.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2010.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. C.H. de Groot
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.