Ten aanzien van de weigering vrijstelling te verlenen
3.1 Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Horecabedrijven", met de aanduiding "klasse III" (bestemd voor gebouwen ten behoeve van appartementen). Ingevolge artikel 15 lid B 1 d van de planbepalingen mag, voor wat betreft klasse III maximaal 1.250 m² aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd (inclusief 10% algemene vrijstellingsbevoegdheid is 1.375 m². Niet in geschil is dat dit maximum inmiddels is bereikt door de bouw van de zes appartementen boerderijen. Hiermee staat vast dat het bouwplan in strijd is met dit bestemmingsplan.
3.2 Om niettemin medewerking te kunnen verlenen aan het bouwplan dient vrijstelling verleend te worden van het bestemmingsplan. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en gedeputeerde staten vooraf hebben verklaard dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan deze bevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
3.3 De beslissing om met toepassing van artikel 19 van de WRO al of niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van de raad, waarbij de raad beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of de raad in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te weigeren heeft kunnen komen.
3.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met verwijzing naar het door hem gevoerde beleid en met verwijzing naar het Streekplan Fryslân 2007 in redelijkheid medewerking kunnen weigeren. In de nota "Verblijfsrecreatief Beleid Gemeente Ameland 2000-2005", heeft de raad onder andere het beleid voor de appartementensector vastgesteld. Overwogen is dat de ontwikkeling in deze sector in voorgaande jaren bijzonder groot is te noemen en dat de raad dan ook niet uitgaat van het realiseren van nieuwbouwplannen op nieuwe locaties. Als beleidsregel is vastgesteld dat nieuwbouwplannen en mogelijkheden tot uitbreiding in deze sector dienen plaats te vinden op basis van vigerende bestemmingsplannen. In de beleidsnota "Ruimte voor diversiteit", vastgesteld bij raadsbesluit van 31 augustus 2009, is bepaald dat de regel om geen nieuwe locaties te ontwikkelen voor appartementen, in de praktijk een goede regel is gebleken en dat nieuwbouw alleen op basis van de geldende bestemmingsplannen mogelijk is. Niet gebleken is dat in de periode tussen 2005 en 2009 ander beleid heeft gegolden dan het beleid zoals dat is weergegeven in de genoemde beleidsnota's. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raad zich gelet op dit bestendige beleid, dat naar het oordeel van de rechtbank niet als onredelijk kan worden aangemerkt, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor een nieuwbouwplan, gericht op uitbreiding van een bestaand appartementencomplex, geen plaats meer was. Daarnaast acht de rechtbank het voldoende gemotiveerd dat het Streekplan Fryslân ook geen mogelijkheden biedt, nu dit plan ruimte geeft voor de ontwikkeling van de toeristische capaciteit in de binnenduinrand en niet in het agrarisch buitengebied, zoals hier aan de orde.
3.5 Eiseres heeft aangevoerd dat er gelet op de nota "Ruimte voor diversiteit" nog wel ruimte is voor appartementen die een kwaliteitsverbetering betekenen. Daarvan is volgens eiseres sprake nu de appartementen geschikt zijn voor gehandicapten en de bouw van de appartementen leidt tot seizoensverlening, met daardoor een zekere meerwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raad in redelijkheid aan dit standpunt van eiseres voorbij kunnen gaan. De rechtbank kan de raad volgen in zijn standpunt dat het bouwplan ziet op een forse uitbreiding van het bestaande appartementencomplex, die met name leidt tot schaalvergroting en niet tot een duidelijke kwaliteitsverbetering als bedoeld in de beleidsnota.
3.6 Anders dan door eiseres wordt gesteld is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. In het verweerschrift heeft de raad aangegeven dat de situatie aan de Boslaan, waar een oude vervallen kampeerboerderij is vervangen door een verblijfsrecreatief object, met groepsaccommodaties ten behoeve van gehandicapten en senioren, niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. Namens eiseres is dit standpunt niet met argumenten weersproken.
3.7 Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat verwachtingen zijn gewekt overweegt de rechtbank ten slotte het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat binnen de gemeente Ameland in eerste instantie is gekozen voor een positieve benadering van het bouwplan, maar dat op basis van voortschrijdend inzicht en nadere bestudering van het geldende beleid de conclusie is getrokken dat het bouwplan niet past binnen het geldende gemeentelijke en provinciale beleid. Van concrete toezeggingen dat medewerking verleend zou worden aan het bouwplan is niet gebleken. Een positief ambtelijk advies kan niet als zodanig gelden. Ook aan het feit dat eiseres in overleg met ambtenaren van de gemeente een ruimtelijke onderbouwing heeft laten opstellen door een stedenbouwkundige van Buro Vijn, kunnen geen verwachtingen ontleend worden. Daarbij merkt de rechtbank op dat in het rapport van Buro Vijn niet is ingegaan op het geldende gemeentelijke beleid. De rechtbank overweegt voorts dat eiseres wist of had kunnen weten dat de uiteindelijke bevoegdheid om al dan niet vrijstelling te verlenen bij de raad ligt. Er is dan ook geen aanleiding om te concluderen dat de raad in redelijkheid geen gebruik had mogen maken van zijn bevoegdheid om medewerking te weigeren.
3.8 De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep tegen de na bezwaar gehandhaafde weigering om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te verlenen, ongegrond verklaard moet worden.